ECLI:NL:RBZWB:2022:470

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
31 januari 2022
Publicatiedatum
1 februari 2022
Zaaknummer
AWB- 22_8 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van jeugdhulp op grond van de Jeugdwet en verzoek om voorlopige voorziening

In deze zaak heeft verzoekster bezwaar gemaakt tegen het besluit van 22 september 2022 van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda, inzake de toekenning van jeugdhulp. Verzoekster heeft tevens een verzoek om voorlopige voorziening ingediend. De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) besloten om een zitting achterwege te laten.

De voorzieningenrechter overweegt dat, op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb, een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien onverwijlde spoed dat vereist. De griffier heeft verzoekster verzocht om toelichting te geven over de spoedeisendheid van haar verzoek. In haar brief van 4 januari 2022 heeft verzoekster echter niet voldoende onderbouwd waarom zij een spoedeisend belang heeft bij het treffen van een voorlopige voorziening. Bovendien is de door verzoekster gevraagde zorg in natura reeds volledig toegekend door verweerder.

De voorzieningenrechter concludeert dat er geen reden is om verzoekster te volgen in haar stelling dat er een spoedeisend belang is. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt dan ook afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. C.E.M. Marsé, voorzieningenrechter, en is openbaar gemaakt op 28 januari 2022. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/8 JW VV

uitspraak van 28 januari 2022 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam verzoekster], te [woonplaats verzoekster], verzoekster,

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda, verweerder.

Procesverloop

Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 22 september 2022 (bestreden besluit) van verweerder inzake de toekenning van jeugdhulp. Tevens heeft zij een verzoek om voorlopige voorziening ingediend.
Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een zitting achterwege gebleven.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
De voorzieningenrechter stelt vast dat in het bestreden besluit volledig aan de aanvraag van verzoekster is tegemoetgekomen. De door verzoekster gevraagde zorg in natura is volledig toegekend.
2. De griffier heeft verzoekster bij brief van 28 december 2021 verzocht toe te lichten welke voorziening nog zou moeten worden getroffen. Daarnaast heeft de griffier verzoekster gevraagd om aan te geven waarin de spoedeisendheid is gelegen.
Verzoekster heeft op 4 januari 2022 schriftelijk uiteengezet dat haar verzoek ziet op “het verkrijgen van begeleiding voor haar zoon op zijn problematiek” en waarom zij meent dat zij een spoedeisend belang heeft bij het treffen van een voorlopige voorziening.
3. Wat verzoekster in haar brief van 4 januari 2022 heeft aangegeven, vormt voor de voorzieningenrechter geen reden om verzoekster te volgen in haar stelling dat zij een spoedeisend belang heeft bij het treffen van een voorlopige voorziening. Bovendien heeft zij in genoemde brief niet concreet aangegeven welke voorziening naar haar mening getroffen dient te worden. Zoals hiervoor al is overwogen, heeft verweerder verzoekster de door haar gevraagde voorziening reeds toegekend. Voor de omstandigheid dat verzoekster een andere jeugdhulpvoorziening dan de toegekende zorg in natura wenst, is in deze procedure geen ruimte.
4. Gelet op wat hiervoor is overwogen, zal het verzoek om voorlopige voorziening worden afgewezen.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.E.M. Marsé, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S. Constant, griffier, op 28 januari 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid
deze uitspraak mede te ondertekenen.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.