ECLI:NL:RBZWB:2022:470
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Toekenning van jeugdhulp op grond van de Jeugdwet en verzoek om voorlopige voorziening
In deze zaak heeft verzoekster bezwaar gemaakt tegen het besluit van 22 september 2022 van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda, inzake de toekenning van jeugdhulp. Verzoekster heeft tevens een verzoek om voorlopige voorziening ingediend. De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) besloten om een zitting achterwege te laten.
De voorzieningenrechter overweegt dat, op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb, een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien onverwijlde spoed dat vereist. De griffier heeft verzoekster verzocht om toelichting te geven over de spoedeisendheid van haar verzoek. In haar brief van 4 januari 2022 heeft verzoekster echter niet voldoende onderbouwd waarom zij een spoedeisend belang heeft bij het treffen van een voorlopige voorziening. Bovendien is de door verzoekster gevraagde zorg in natura reeds volledig toegekend door verweerder.
De voorzieningenrechter concludeert dat er geen reden is om verzoekster te volgen in haar stelling dat er een spoedeisend belang is. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt dan ook afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. C.E.M. Marsé, voorzieningenrechter, en is openbaar gemaakt op 28 januari 2022. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.