ECLI:NL:RBZWB:2022:4633

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 augustus 2022
Publicatiedatum
10 augustus 2022
Zaaknummer
AWB- 22_2642 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake intrekking uitkering Participatiewet

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 augustus 2022 uitspraak gedaan op een verzoek om veroordeling in de proceskosten. Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen een besluit van Orionis Walcheren, dat haar uitkering op grond van de Participatiewet had ingetrokken over de periode van 26 juni 2018 tot en met 27 april 2022. Tevens was de betaalde uitkering over deze periode teruggevorderd. Verzoekster vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, maar trok dit verzoek in nadat Orionis haar tijdelijk uitstel van betaling had verleend vanwege het ontbreken van een inkomensbron.

De voorzieningenrechter heeft Orionis in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om proceskostenvergoeding. Orionis stelde dat de verzochte vergoeding afgewezen moest worden, omdat de intrekking van de uitkering en de terugvordering gehandhaafd bleven. De voorzieningenrechter oordeelde dat het verzoek om voorlopige voorziening was ingetrokken omdat de invorderingsmaatregelen tijdelijk waren opgeschort, en niet omdat Orionis tegemoet was gekomen aan het bezwaar van verzoekster.

Op basis van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) concludeerde de voorzieningenrechter dat niet was voldaan aan de voorwaarden voor vergoeding van de proceskosten. Het verzoek om proceskostenvergoeding werd afgewezen, evenals het verzoek om vergoeding van het griffierecht. De uitspraak werd openbaar gemaakt en een afschrift werd verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/2642 PW VV
uitspraak van de voorzieningenrechter van 9 augustus 2022 op het verzoek om veroordeling in de proceskosten in de zaak tussen

[naam verzoekster] , uit [woonplaats verzoekster] , verzoekster

(gemachtigde: mr. J.E. de Glopper),
en

het dagelijks bestuur van Orionis Walcheren, verweerder

(gemachtigde: [naam gemachtigde] ).

Procesverloop

1.1
Bij besluit van 28 april 2022 heeft Orionis de uitkering op grond van de Participatiewet van verzoekster ingetrokken over de periode van 26 juni 2018 tot en met 27 april 2022 en de uitkering beëindigd met ingang van 28 april 2022. Tevens is de betaalde uitkering van 26 juni 2018 tot en met 31 maart 2022 teruggevorderd.
1.2
Verzoekster heeft tegen het besluit van 28 april 2022 bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Gedurende de procedure heeft verzoekster Orionis verzocht om, bij gebreke aan inkomsten of verhaalsmogelijkheden, af te zien van het treffen van invorderingsmaatregelen. Orionis heeft verzoekster – omdat zij geen inkomensbron heeft – op 30 mei 2022 tijdelijk uitstel van betaling van de terugvordering verleend.
Naar aanleiding hiervan heeft verzoekster het verzoek om voorlopige voorziening ingetrokken met daarbij het verzoek Orionis te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
1.3
De voorzieningenrechter heeft Orionis in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om Orionis te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
Orionis heeft de voorzieningenrechter meegedeeld dat de verzochte proceskostenvergoeding afgewezen zou moeten worden, omdat enkel de invordering van de terugvordering tijdelijk is opgeschort bij gebreke van een inkomstenbron. De intrekking en beëindiging van het recht op is gehandhaafd. En als het verzoekschrift tot het treffen van een voorlopige voorziening niet was ingetrokken, waren er voldoende redenen om de voorlopige voorziening af te wijzen en dan zou er ook geen proceskostenvergoeding zijn toegewezen.

Overwegingen

2.1
De voorzieningenrechter heeft met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een behandeling van het verzoek ter zitting achterwege gelaten.
Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb in samenhang bezien met artikel 8:84, vijfde lid, van de Awb, kan de voorzieningenrechter, indien het verzoek om voorlopige voorziening wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het verzoekschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten.
2.2
Gelet op de gedingstukken en het hiervoor weergegeven procesverloop is Orionis niet tegemoet gekomen aan het verzoek om voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter is het met Orionis eens dat het verzoekschrift enkel is ingetrokken, omdat de invorderingsmaatregelen voor de terugvordering tijdelijk zijn opgeschort en dus niet omdat Orionis is tegemoet gekomen aan het bezwaar tegen de intrekking en beëindiging van het recht op bijstand.
2.3
Hieruit volgt dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor vergoeding van gemaakte proceskosten. Het verzoek daartoe zal dan ook worden afgewezen. Evenmin ziet de voorzieningenrechter aanleiding om Orionis te veroordelen tot vergoeding van het door verzoeker betaalde griffierecht.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. mr. L.P. Hertsig, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S.J.E. Loontjens, griffier, op 9 augustus 2022 en wordt openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.