4.3.2De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
02/164717-19
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat op 8 juli 2019 in een nachtkastje in een slaapkamer aan het [adres] in Tilburg een vuurwapen van het merk Sauer en twaalf kogelpatronen, waarvan tien van het merk Geeco en twee van het merk Sellier & Bellot, zijn aangetroffen. De patronen zijn geschikt om met het vuurwapen te worden afgeschoten.
De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is, of verdachte wetenschap had van, en de beschikkingsmacht had over, het vuurwapen en de munitie. Voor het kunnen uitoefenen van de feitelijke macht over het wapen en de munitie is niet vereist dat deze zich in de directe nabijheid van verdachte bevinden.
Het wapen en de munitie zijn aangetroffen in een nachtkastje naast het bed in de ouderslaapkamer in de woning van [naam 1] , nadat zij daarover een melding tegen de politie had gedaan. Zij heeft verklaard dat verdachte toen zij hem leerde kennen in 2013 al in het bezit was van een wapen en dat hij haar daarmee eind 2013 of begin 2014 heeft bedreigd. Verdachte nam het wapen vaak mee als hij met zijn auto wegging. Daarnaast heeft zij verklaard dat zij had gehoord dat verdachte kogels had besteld. Dit wapen had hij verstopt in een sok in het nachtkastje van hun slaapkamer. Volgens [naam 1] verbleef verdachte regelmatig bij haar in de woning. Ook verdachte heeft verklaard dat hij drie à vier dagen in de week in de woning van [naam 1] verbleef en daar sliep. Zij hebben samen twee kinderen. Dat het wapen toebehoort aan verdachte vindt steun in de verklaring van de minderjarige dochter van [naam 1] , [slachtoffer 1] . Zij heeft verklaard dat verdachte een pistool had in zijn nachtkastje en dat verdachte dit wapen aan haar heeft laten zien en dat het wapen zwart was. De rechtbank constateert dat dit overeenkomt met de foto’s in het dossier van het aangetroffen wapen. Uit de opmerking van [slachtoffer 1] , dat verdachte heeft vastgezeten voor dat wapen, leidt de rechtbank af dat de verklaring van [slachtoffer 1] over het wapen dat verdachte aan haar heeft laten zien betrekking heeft op hetzelfde wapen als dat is aangetroffen in de woning. De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan de verklaring van [slachtoffer 1] nu haar verklaring overeenkomt met de plaats waar het wapen is aangetroffen en zij aanvullend de kleur zwart benoemt. Gelet op deze bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat verdachte wetenschap had van en beschikkingsmacht had over het vuurwapen en de munitie; het waren zijn wapen en munitie.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 8 juli 2019 te Tilburg een vuurwapen en twaalf kogelpatronen voorhanden heeft gehad.
02/193534-19
De rechtbank dient te beoordelen of verdachte ontuchtige handelingen heeft gepleegd met de minderjarige [slachtoffer 1] , die mede bestonden uit het seksueel binnendringen.
Bewijs in zedenzaken
De rechtbank merkt op dat zedenzaken zich doorgaans kenmerken door de omstandigheid dat slechts twee personen aanwezig zijn bij de veronderstelde seksuele handelingen: de aangever en de verdachte. Volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) – dat de tenlastelegging in haar geheel betreft en niet een onderdeel daarvan – kan het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige gereleveerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal.
De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval. Het voorschrift van artikel 342, tweede lid, Sv leidt ertoe dat - in een geval van ontucht, waarin doorgaans de verklaringen van de aangever en verdachte tegenover elkaar staan en er geen getuigenverklaringen voorhanden zijn - de rechter de betrouwbaarheid van de verklaringen van de aangever moet beoordelen en daarnaast moet bepalen of voor de beweringen van de aangever voldoende steunbewijs in het dossier aanwezig is. De juistheid van de kern van de tenlastelegging moet - met andere woorden - niet alleen uit de (betrouwbaar bevonden) gebezigde verklaringen van de aangever volgen, maar ook uit ander bewijsmateriaal, dat bovendien afkomstig moet zijn uit een andere bron.
Betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer 1]
De rechtbank zal eerst beoordelen of de verklaring van [slachtoffer 1] als betrouwbaar dient te worden gekwalificeerd. Naar het oordeel van de rechtbank is dat het geval. De verklaring is afgenomen in een kindvriendelijke studio door gecertificeerde rechercheurs en vond plaats kort nadat de laatste vermeende handelingen hadden plaatsgevonden. [slachtoffer 1] verklaart consistent en haar verklaring komt de rechtbank authentiek voor. Zij heeft verklaard dat de handelingen altijd thuis plaatsvonden als haar moeder weg was. Over de eerste keer heeft [slachtoffer 1] gedetailleerd verklaard. Volgens haar heeft dit plaatsgevonden in het bed van haar moeder en verdachte. [slachtoffer 1] had op dat moment vakantie en was net wakker geworden. Verdachte streelde met zijn hand over haar vagina en zei dat hij haar en haar moeder zou vermoorden als ze het tegen iemand zou vertellen. [slachtoffer 1] durfde niet te zeggen dat zij het niet fijn vond omdat zij bang was dat verdachte haar of haar moeder zou vermoorden. Op de vraag waar verdachte haar nog meer heeft aangeraakt, heeft [slachtoffer 1] verklaard dat dit ook bij haar kont en tieten was. Zij verklaarde vervolgens uit zichzelf dat verdachte met zijn piemel in haar kont wilde gaan. Toen ze zei dat ze dat niet wilde, krabde verdachte haar op haar linker scheenbeen. Wel heeft verdachte haar in haar kont gevingerd. Dat is één keer gebeurd toen zij 9 jaar was. Ook over deze gebeurtenis heeft [slachtoffer 1] gedetailleerd verklaard dat zij eerst beneden was met haar broertjes die tv aan het kijken waren en snoep aten en dat verdachte haar optilde en over zijn schouder legde en zo mee naar boven nam. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij verdachte moest pijpen. Verdachte zei dan dat ze nooit meer naar haar vader mocht of mocht buiten spelen als zij het niet zou doen. Daarnaast heeft [slachtoffer 1] verklaard dat verdachte aan haar vagina heeft gelikt. Telkens als hij de handelingen verrichtte, zei hij dat hij [slachtoffer 1] en haar moeder zou vermoorden als ze het aan iemand zou vertellen. Zij wist dat verdachte een pistool had in zijn nachtkastje.
Over het moment waarop zij het tegen haar moeder heeft verteld, heeft [slachtoffer 1] verklaard dat zij een serie met haar moeder aan het kijken was over een man die een vrouw ongewenst aanraakte. Toen haar moeder zei dat zij het moet zeggen als iets dergelijks gebeurde, heeft [slachtoffer 1] niet gereageerd. Vervolgens zei haar moeder dat een week later weer en moest [slachtoffer 1] huilen en heeft ze alles verteld.
Nu [slachtoffer 1] uitgebreid en gedetailleerd, zonder duidelijke overdrijvingen, heeft verklaard en haar moeder op basis van wat zij van [slachtoffer 1] heeft gehoord tot grotendeels dezelfde beschrijving van het gebeurde en over de disclosure komt, ziet de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer 1] . Bovendien is [slachtoffer 1] ook gevraagd naar andere handelingen, zoals het seksueel binnendringen van de vagina. Daarover heeft zij verklaard dat dit niet heeft plaatsgevonden, wat bijdraagt aan de betrouwbaarheid van haar verklaring. De verklaring is dan ook bruikbaar als bewijsmiddel.
Voor zover de verdediging zich op het standpunt heeft gesteld dat het merkwaardig is dat [slachtoffer 1] de handelingen niet exact in tijd kan plaatsen, geldt dat de rechtbank van oordeel is dat dit gezien haar jeugdige leeftijd en het tijdverloop niet vreemd is. [slachtoffer 1] heeft over de eerste keer verklaard dat dit in de vakantie plaatsvond en heeft consistent verklaard dat zij negen jaar oud was toen de handelingen plaatsvonden. De rechtbank ziet daarin geen reden haar verklaring als niet betrouwbaar aan te merken.
Ook het verweer over de tegenstrijdigheid op het punt van het seksueel binnendringen volgt de rechtbank niet. De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van Isabella op het punt dat zij heeft verklaard dat zij aan [slachtoffer 1] vroeg of hij er iets in had gedaan en zij daarop nee antwoordde, niet tegenstrijdig is aan de verklaring van [slachtoffer 1] dat verdachte met een vinger in haar anus is gegaan. Nu de vraag van [naam 1] volgde op de gedraging dat verdachte [slachtoffer 1] zou hebben gelikt, is het aannemelijk dat de vraag was gericht op haar vagina en niet haar anus dan wel dat [slachtoffer 1] de vraag zo heeft geïnterpreteerd.
Steunbewijs
Naar het oordeel van de rechtbank wordt de verklaring van [slachtoffer 1] op belangrijke onderdelen ondersteund door andere bewijsmiddelen. Uit het dossier volgt dat [naam 2] , de oma van [slachtoffer 1] , op 8 juli 2019 contact opneemt met de afdeling zeden van de politie. Dit gesprek werd daarna overgenomen door [naam 1] , de moeder van [slachtoffer 1] . Zij gaf aan dat zij bang was om de zaak te melden omdat verdachte in het bezit was van een vuurwapen. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij zelf ook oma alles heeft verteld.
Voor zover verdachte heeft willen stellen dat [naam 1] aangifte heeft gedaan om hem een oor aan te naaien, merkt de rechtbank op dat [naam 1] niet het initiatief tot aangifte heeft genomen maar dat oma de politie heeft gebeld.
In haar aangifte heeft [naam 1] verklaard dat zij met haar dochter haar kamer aan het opruimen was toen [slachtoffer 1] voor het eerst over het misbruik verklaarde. [naam 1] zei tegen [slachtoffer 1] dat niemand ongewenst aan haar mocht zitten want dan zou zij daar wel wat aan doen. [slachtoffer 1] zei toen dat haar moeder verdachte niet aan kon en begon te huilen. Ze zei dat ze verdachte moest pijpen en dat hij haar ging likken. [naam 1] heeft verklaard dat [slachtoffer 1] zei dat ze het tegen niemand mocht vertellen omdat hij anders haar, haar moeder en haar broertjes zou vermoorden.
De verdediging heeft aangevoerd dat het moment van ‘disclosure’ in de verklaringen van [naam 1] en [slachtoffer 1] tegenstrijdig is. De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer 1] heeft verklaard dat haar moeder eerder al een opmerking had gemaakt tijdens het kijken van een serie, maar dat zij pas een week later toen haar moeder opnieuw zei dat niemand ongewenst aan haar mocht zitten, heeft verklaard over het misbruik. De rechtbank constateert dat het moment van de disclosure niet was op het moment dat de serie werd gekeken. Zij acht de verklaringen op dit punt dan ook niet tegenstrijdig.
[naam 1] heeft verklaard dat verdachte sinds enkele maanden voorafgaand aan haar verhoor tijdens hun seksueel verkeer meerdere keren seksuele fantasieën met haar deelde, inhoudende dat het hem geil leek om met haar naar de kamer van [slachtoffer 1] te gaan en – kort gezegd – haar bij de seks te betrekken. Meer in het bijzonder heeft zij verklaard dat verdachte tegen haar heeft gezegd dat hij [slachtoffer 1] dan “in haar gezicht spuit” of “haar kutje zou likken”.
Daarnaast heeft [naam 1] verklaard over een chatgesprek met verdachte, waarin zij zei dat haar lichaam jeukte door de muggenbulten en verdachte daarop reageerde met: “Daarom wou ik op [naam 3] gaan trekken iets nieuws”, van welk chatgesprek zich een screenshot op de telefoon van haar bevond. De verdediging heeft aangevoerd dat dit chatgesprek niet is aangetroffen op de telefoon van verdachte en dat het kan zijn geconstrueerd. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij degene op de foto bij de berichten is, maar dat hij de berichten niet heeft verstuurd. [naam 1] heeft verklaard dat verdachte deze chat van haar telefoon heeft verwijderd en dat zij daarom alleen een screenshot heeft. De rechtbank ziet geen aanleiding om eraan te twijfelen dat de screenshot een van verdachte afkomstig bericht betreft. Allereerst is de rechtbank niet gebleken van enig belang voor [naam 1] om deze chat te construeren. Daarnaast was het in het geval dat het bericht zou zijn geconstrueerd aannemelijk dat de opmerking in een andere context was geplaatst en niet volgde op een opmerking over muggenbulten. De rechtbank twijfelt er dan ook niet aan dat verdachte dit bericht heeft verzonden. Dat [slachtoffer 1] door verdachte ‘ [naam 3] ’ wordt genoemd, heeft verdachte ter zitting bevestigd.
De telefoon van verdachte is tijdens zijn aanhouding in beslag genomen en daaraan is onderzoek verricht. Hieruit blijkt dat bij de zoekgeschiedenis op internet in de periode van
4 juli 2019 tot en met 30 juli 2019 op verschillende momenten tientallen zoekvragen zijn gedaan op een pornosite, die gerelateerd waren aan de rollen van een stiefvader en een (stief)dochter. De verdediging heeft aangevoerd dat niet is vast te stellen dat het verdachte was die naar deze filmpjes heeft gezocht en dat het ook niet redengevend is ten aanzien van het verweten misbruik.
Uit nadere bestudering van de zoektermen en data blijkt dat in de onderzochte periode voor het eerst op 4 juli 2019 om 09:04:51 uur is gezocht naar [zoekterm] . De rechtbank stelt vast dat [naam 1] op dit moment nog niet op de hoogte was van het vermeende misbruik nu zij dit voor het eerst had gehoord die avond rond 21:00 uur. In de periode van 24 juli 2019 tot en met 30 juli 2019 is er 18 keer gezocht naar filmpjes die te relateren zijn aan rollen stiefvader en (stief)dochter. De rechtbank stelt vast dat de telefoon aan verdachte toebehoort, terwijl niet is gebleken of concreet is betoogd dat hij de telefoon heeft uitgeleend of niet binnen zijn bereik had. Het is de rechtbank voorts niet gebleken dat [naam 1] enig belang zou hebben om verdachte vals te beschuldigen. Het is daarom niet aannemelijk dat zij, zoals de verdediging kennelijk betoogt, op al de verschillende momenten waarop de pornosite is bezocht, de beschikking heeft gehad over de telefoon van verdachte en daarmee met de genoemde zoektermen naar voornoemde video’s heeft gezocht. De specifieke filmpjes waarnaar op de pornosite is gezocht betreffen seks tussen een stiefvader en een stiefdochter, welke verhouding ook tussen verdachte en [slachtoffer 1] bestaat.
De rechtbank is van oordeel dat met voornoemde bewijsmiddelen voldoende steun wordt gegeven aan de als betrouwbaar geoordeelde verklaring van [slachtoffer 1] . De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan ontucht met de minderjarige [slachtoffer 1] , eruit bestaande dat hij haar borsten, billen en vagina heeft betast, aan haar vagina heeft gelikt, zijn penis in haar mond heeft gebracht en zijn vinger in haar anus heeft gebracht, terwijl hij als stiefvader zorgdroeg over [naam 1] .
Periode
Nu [slachtoffer 1] consequent heeft verklaard dat zij 9 jaar was toen de handelingen plaatsvonden, zal de rechtbank als aanvangsdatum van de periode haar negende verjaardag hanteren, te weten 15 juni 2018. Als einddatum van de periode zal de rechtbank 4 juli 2019 hanteren, omdat [slachtoffer 1] op die dag heeft verteld over het misbruik en het niet aannemelijk is dat er na die datum nog ontuchtige handelingen hebben plaatsgevonden.