ECLI:NL:RBZWB:2022:4592

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 juli 2022
Publicatiedatum
9 augustus 2022
Zaaknummer
AWB- 22_2773 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake aanwijzing op grond van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg

In deze zaak heeft verzoekster bezwaar gemaakt tegen een besluit van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, dat op 19 mei 2022 is genomen. Dit besluit betreft het geven van een aanwijzing op grond van artikel 27, eerste lid, van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) en de openbaarmaking van een inspectierapport. Verzoekster heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. De zitting vond plaats op 28 juli 2022 in Breda, waar verzoekster werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde, mr. M. Özgül, en de minister door zijn vertegenwoordigers.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat het oordeel voorlopig is en de rechtbank in een eventuele bodemprocedure niet bindend is. De inspectie heeft in het verleden inspectiebezoeken afgelegd en een controlerapport uitgebracht, dat openbaar gemaakt zou worden. De voorzieningenrechter heeft zich afgevraagd of verzoekster nog procesbelang had, aangezien zij haar zorgverlening had beëindigd en niet langer als zorgaanbieder in de zin van de Wkkgz werd beschouwd. Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat verzoekster geen procesbelang had bij de gevraagde voorlopige voorziening, en heeft het verzoek afgewezen. De voorzieningenrechter heeft ook opgemerkt dat de vrees van verzoekster voor schade door de openbaarmaking van het rapport niet voldoende was onderbouwd.

De uitspraak is gedaan door mr. drs. E.J. Govaers, in aanwezigheid van griffier mr. E.A. Vermunt, en is openbaar gemaakt op 28 juli 2022. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/2773 WET VV
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 28 juli 2022 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam verzoekers], te [vestigingsplaats verzoekers], verzoekster,

gemachtigde: mr. M. Özgül,
en

de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 19 mei 2022 (bestreden besluit) van de minister over het geven van een aanwijzing op grond van artikel 27, eerste lid, van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) en openbaarmaking van het inspectierapport. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 28 juli 2022. Verzoekster heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door [namen vertegenwoordigers].
Na sluiting van het onderzoek ter zitting heeft de voorzieningenrechter mondeling uitspraak gedaan.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventuele) bodemprocedure niet.
2. Op 4, 8 en 15 oktober 2021 heeft de Inspectie Gezondheidszorg (hierna: de Inspectie) inspectiebezoeken afgelegd bij verzoekster. Op 17 december 2021 heeft de Inspectie een controlerapport uitgebracht en besloten tot openbaarmaking van dit rapport.
Op 23 maart 2022 heeft de inspectie een vervolgbezoek afgelegd bij verzoekster. Op 19 april 2022 is een concept-controlerapport uitgebracht. Verzoekster heeft een reactie ingediend. Vervolgens heeft de minister op 6 mei 2022 het controlerapport van het vervolgbezoek aan verzoekster definitief vastgesteld. Verder heeft de minister het voornemen kenbaar gemaakt om verzoekster een aanwijzing op te leggen. Verzoekster heeft een zienswijze ingediend.
Bij het bestreden besluit van 19 mei 2022 heeft de minister besloten tot het geven van een aanwijzing ex artikel 27, eerste lid, van de Wkkgz en tevens besloten tot openbaarmaking van het controlerapport. Tegen dit besluit heeft verzoekster bezwaar gemaakt.
De minister heeft op 31 mei 2022 de toelatingsvergunning van verzoekster ingetrokken. Bij besluit van 26 juli 2022 heeft de minister aangegeven dat verzoekster de zorgverlening volledig heeft beëindigd en dat zij niet langer een zorgaanbieder is in de zin van de Wkkgz. Het aanwijzingstraject is hiermee tot een einde gekomen.
3. De voorzieningenrechter ziet zich in verband met het laatste gesteld voor de vraag of verzoekster (nog) een procesbelang heeft bij de gevraagde voorlopige voorziening, nu zij de zorgverlening volledig heeft beëindigd en niet langer een zorgaanbieder in de zin van de Wkkgz is.
Verzoekster heeft op de zitting aangegeven dat zij nog een belang bij de procedure heeft. Zij wil de openbaarmaking van het controlerapport voorkomen en wijst erop dat zij vanwege een technische storing nog niet alle facturen van haar voormalig cliënten heeft kunnen declareren bij de zorgverzekeringsmaatschappijen. Zij vreest dat indien het controlerapport openbaar is gemaakt, het moeilijker zal worden om de facturen volledig vergoed te krijgen.
De voorzieningenrechter overweegt dat verzoekster haar vrees niet met stukken heeft onderbouwd. Zij heeft bijvoorbeeld geen documenten omtrent de storing of facturen ingezonden. De enkele vrees dat het traject tot vergoeding mogelijk moeizamer zal verlopen, acht de voorzieningenrechter onvoldoende om een procesbelang aan te nemen.
Voor zover verzoekster vreest schade te lopen doordat facturen niet vergoed zullen worden, is dit een kwestie tussen de zorgverzekeringsmaatschappijen en verzoekster, waarvoor de civielrechtelijke weg het aangewezen traject is.
Verder heeft verzoekster gewezen op een mogelijke schending van artikel 8 van het EVRM en aantasting van de eer en goede naam. De voorzieningenrechter ziet hierin geen reden om procesbelang aan te nemen, nu verzoekster niet heeft geconcretiseerd dan wel aannemelijk gemaakt dat hiervan sprake is.
4. Nu verzoekster geen procesbelang heeft bij deze procedure, zal het verzoek om voorlopige voorziening worden afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. E.J. Govaers, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. E.A. Vermunt, griffier, op 28 juli 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.