Op 8 augustus 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekster een voorlopige voorziening vroeg tegen de afwijzing van haar verzoek tot registratie in de Basisregistratie Personen (BRP) onder vermelding van een briefadres. Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [naam gemeente] van 2 juni 2022, waarin haar verzoek werd afgewezen. Verzoekster stelde dat zij ernstige gezondheidsproblemen had en volledig afhankelijk was van inschrijving in de BRP voor zorg en inkomensondersteuning. Tijdens de zitting op 1 augustus 2022 was verzoekster niet aanwezig, maar het college was vertegenwoordigd door haar gemachtigde.
De voorzieningenrechter overwoog dat verzoekster aanvankelijk niet voldoende duidelijkheid had gegeven over haar verblijfplaatsen in Nederland, België, Luxemburg en Italië. Hoewel verzoekster later aanvullende informatie had verstrekt over haar verblijf op campings, was de voorzieningenrechter van oordeel dat er geen spoedeisend belang was voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoekster inmiddels over een woonadres beschikte en dat het college voornemens was haar in te schrijven in de BRP, mits zij de exacte locatie van haar verblijf op de camping doorgaf. De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af, omdat er geen direct spoedeisend belang was en het college niet onmiskenbaar onjuist had gehandeld.
De uitspraak werd gedaan door mr. R.P. Broeders, in aanwezigheid van griffier mr. E.A. Vermunt, en werd openbaar gemaakt op 8 augustus 2022. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.