ECLI:NL:RBZWB:2022:454

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 februari 2022
Publicatiedatum
31 januari 2022
Zaaknummer
AWB- 21_575
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenveroordeling in belastingzaak na intrekking naheffingsaanslag parkeerbelasting

In deze zaak heeft de belanghebbende beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van 18 januari 2021, die betrekking had op een naheffingsaanslag parkeerbelasting met dagtekening 12 januari 2021. De rechtbank heeft partijen uitgenodigd voor een mondelinge behandeling op 26 januari 2022 in Breda. Voorafgaand aan deze zitting heeft de heffingsambtenaar de naheffingsaanslag ingetrokken, waarna de belanghebbende op de zitting het beroep heeft ingetrokken, maar verzocht om veroordeling van de heffingsambtenaar in de proceskosten.

De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de rechtbank kan veroordelen in de proceskosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener van het beroepschrift. De belanghebbende heeft verzocht om vergoeding van de proceskosten, waaronder het bedrag van de naheffingsaanslag en het griffierecht. De rechtbank stelt vast dat de heffingsambtenaar de naheffingsaanslag heeft ingetrokken, wat betekent dat deze het betaalde bedrag aan de belanghebbende moet terugbetalen. Daarnaast dient de heffingsambtenaar het griffierecht van € 49,- te vergoeden, wat al is toegezegd.

De rechtbank concludeert dat, aangezien de heffingsambtenaar deze kosten uit zichzelf moet vergoeden, een veroordeling daartoe niet nodig is. De rechtbank wijst daarom het verzoek om proceskostenveroordeling af. Deze uitspraak is gedaan door mr. V.M. Schotanus, rechter, in aanwezigheid van M.H.A. de Graaf, griffier, op 9 februari 2022. Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht
zaaknummer: BRE 21/575 PARKBL
uitspraak van 9 februari 2022 van de enkelvoudige kamer op het verzoek om veroordeling in de proceskosten in de zaak tussen

[belanghebbende] , te [woonplaats] , belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Oisterwijk, de heffingsambtenaar.

Procesverloop

Belanghebbende heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van 18 januari 2021 betreffende de naheffingsaanslag parkeerbelasting met dagtekening 12 januari 2021 en aanslagnummer [aanslagnummer] (de naheffingsaanslag).
De rechtbank heeft partijen uitgenodigd voor een mondelinge behandeling van de zaak op 26 januari 2022 in Breda.
Bij e-mailbericht van 21 januari 2022 heeft de heffingsambtenaar de naheffingsaanslag ingetrokken.
Vervolgens heeft belanghebbende op 26 januari 2022 het beroep ingetrokken, met het verzoek de heffingsambtenaar te veroordelen in de proceskosten.
Omdat de rechtbank de heffingsambtenaar niet tijdig heeft kunnen berichten, was de heffingsambtenaar, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger] (via beeldbellen), op de zitting aanwezig.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank, indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten.
2. Belanghebbende heeft verzocht om vergoeding van proceskosten, namelijk het bedrag van de naheffingsaanslag en het griffierecht.
3. De rechtbank overweegt dat de heffingsambtenaar de naheffingsaanslag heeft ingetrokken. Daaruit volgt dat de heffingsambtenaar uit zichzelf het betaalde bedrag van de naheffingsaanslag moet terugbetalen aan belanghebbende. Op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Algemene wet bestuursrecht dient de heffingsambtenaar ook het griffierecht van € 49,- aan belanghebbende te vergoeden. De heffingsambtenaar heeft al toegezegd dit bedrag te vergoeden. Nu de heffingsambtenaar deze kosten uit zichzelf dient te vergoeden, is een veroordeling daartoe niet nodig en zal achterwege blijven.
4. Belanghebbende heeft geen andere kosten aangevoerd en evenmin is gebleken van andere voor vergoeding in aanmerking komende kosten. De rechtbank zal daarom het verzoek om een proceskostenveroordeling afwijzen.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.M. Schotanus, rechter, in aanwezigheid van M.H.A. de Graaf, griffier, op 9 februari 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.