ECLI:NL:RBZWB:2022:4532

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 augustus 2022
Publicatiedatum
5 augustus 2022
Zaaknummer
02/193519-21 en 02/036435-22 (ttz. gev.)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van cybercriminaliteit met betrekking tot het voorhanden hebben van technische hulpmiddelen en creditcardgegevens

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 augustus 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van cybercriminaliteit. De verdachte, geboren in 1994 en gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Westzaan, werd bijgestaan door raadsman mr. R. Engwegen. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 27 juli 2022, waarbij de officier van justitie, mr. W.J.W.K. Suijkerbuijk, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging omvatte onder andere oplichting, diefstal met pinpassen en gewoontewitwassen, evenals het voorhanden hebben van software en gegevens met het oogmerk om computerfraudedelicten te plegen.

De rechtbank oordeelde dat de feiten onder parketnummer 02/193519-21 niet wettig en overtuigend bewezen konden worden, en sprak de verdachte vrij van deze feiten. Echter, onder parketnummer 02/036435-22 werd de verdachte wel schuldig bevonden aan het voorhanden hebben van technische hulpmiddelen en creditcardgegevens, waarvan hij wist dat deze uit misdrijf waren verkregen. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 12 maanden op, met aftrek van het voorarrest, en gelastte de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen gegevensdragers.

De rechtbank overwoog dat de verdachte gedurende een langere periode softwareprogramma's voorhanden had die hoofdzakelijk geschikt waren voor het plegen van misdrijven, en dat hij een grote hoeveelheid niet-openbare gegevens in zijn bezit had. De rechtbank nam in haar overwegingen ook het strafblad van de verdachte mee, waaruit bleek dat hij eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten. De benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, omdat de verdachte was vrijgesproken van de feiten waaruit de schade voortvloeide.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/193519-21 en 02/036435-22 (ttz. gev.)
vonnis van de meervoudige kamer van 10 augustus 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1994 te [geboorteplaats] ,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Westzaan, Smeet 1 1551 NG,
bijgestaan door raadsman mr. R. Engwegen, advocaat te Echt.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 27 juli 2022, waarbij de officier van justitie, mr. W.J.W.K. Suijkerbuijk, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Ter zitting zijn de bovengenoemde parketnummers gevoegd. Tevens zijn de vorderingen van de benadeelde partijen en het beslag aan de orde gekomen.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is aangepast overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
02/193519-21
De verdenking komt er - kort en feitelijk weergegeven - op neer dat verdachte
feit 1:samen met één of meer anderen personen heeft opgelicht;
feit 2:samen met één of meer anderen geldbedragen heeft gestolen door te pinnen met andermans pinpassen;
feit 3:zich samen met één of meer anderen schuldig heeft gemaakt aan gewoontewitwassen.
02/036435-22
De verdenking komt er – kort en feitelijk weergegeven – op neer dat verdachte
feit 1: verschillende softwareprogramma’s, (voorbeelden van) phishing e-mails en lijsten met e-mailadressen voorhanden heeft gehad met het oogmerk om computerfraudedelicten te plegen;
feit 2: samen met één of meer anderen creditcardgegevens voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat deze door misdrijf waren verkregen.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van de feiten 1 tot en met 3 onder parketnummer 02/193519-21. De feiten 1 en 2 onder parketnummer 02/036435-22 acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de feiten 1 tot en met 3 onder parketnummer 02/193519-21. Aan de hand van de processen-verbaal van herkenning kan de rechtbank niet tot het wettig en overtuigend bewijs komen dat verdachte deze feiten heeft gepleegd. Daarnaast kan verdachte niet degene zijn geweest die de oplichtingen heeft gepleegd dan wel het geld heeft gepind omdat hij voor meerdere pleegdata een alibi heeft. Subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat de gedragingen niet kunnen worden gekwalificeerd als een oplichting. De wijze waarop te werk is gegaan, had de slachtoffers aanleiding moeten geven om de onjuiste voorstelling van zaken te onderkennen en zich daardoor niet te laten bedriegen.
Voorts heeft de verdediging aangevoerd dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 1 onder parketnummer 02/036435-22. De softwareprogramma’s die op de computer van verdachte zijn aangetroffen, kunnen ook worden gebruikt voor legitieme doeleinden zoals marketing en zijn dus niet hoofdzakelijk geschikt voor criminele doeleinden. Daarnaast ontbreekt het oogmerk bij verdachte om met de technische hulpmiddelen misdrijven te plegen. Verdachte heeft de computer slechts in de periode 24 januari 2022 tot en met 30 januari 2022 in zijn bezit gehad en heeft deze in die periode ook nog uitgeleend aan “ [naam 1] ” (fonetisch). Hierdoor kan niet onomstotelijk worden vastgesteld dat verdachte degene is geweest die de in de ten laste gelegde periode gewraakte handelingen heeft gepleegd. Meer subsidiair dient de tenlastegelegde pleegperiode voor dat feit te worden ingekort.
Ten aanzien van feit 2 onder parketnummer 02/036435-22 heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
02/193519-21
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de onder dit parketnummer tenlastegelegde feiten niet wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. Zij overweegt daartoe als volgt.
Uit de verschillende aangiftes in het dossier volgt dat de daders bij alle incidenten op dezelfde manier te werk zijn gegaan: in een telefoongesprek werd het slachtoffer er op gewezen dat er mogelijk fraude was gepleegd met zijn of haar bankrekening. Vervolgens werd het slachtoffer bewogen om de bankpas behorende bij deze bankrekening mee te geven aan een koerier en de pincode na de pieptoon in te spreken. Kort nadat de pinpas was afgegeven, werd er bij een pinautomaat in de buurt een groot geldbedrag van de rekening afgehaald.
Van de pintransacties zijn de camerabeelden opgevraagd en zijn de screenshots van deze beelden door verschillende verbalisanten bekeken. Verdachte is op één screenshot door een verbalisant voor 100% herkend. In het algemene proces-verbaal, waarin meerdere screenshots van verschillende incidenten zijn opgenomen, wordt geconcludeerd dat er zeer sterke aanwijzingen zijn dat de persoon die in beeld is, verdachte is.
De rechtbank overweegt dat zij zelf verdachte niet herkent op de aan het dossier toegevoegde screenshots. Voorts stelt zij vast dat een aantal van de in het dossier opgenomen screenshots onduidelijk is. Daarnaast draagt de persoon die in beeld is een mondkapje en een pet, waardoor een groot deel van het gezicht niet zichtbaar is. Nu verdachte ten slotte maar op één foto met 100% procent zekerheid wordt herkend, heeft de rechtbank niet de overtuiging dat verdachte de persoon is op de screenshots.
Gelet op het voorgaande zal verdachte worden vrijgesproken van de onder dit parket-nummer tenlastegelegde feiten 1 tot en met 3.
02/036435-22
Feit 1
De rechtbank overweegt dat uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte op 7 februari 2022 staande is gehouden en op dat moment twee laptops en twee iPhones onder zich had. Verdachte heeft verklaard dat de telefoons en de laptops van hem waren, maar dat hij de laptops pas enkele weken in zijn bezit had. De Microsoft Surface Pro was van [naam 2] en nadat deze was overleden, heeft verdachte deze van [naam 3] gekregen. Hij heeft de laptop daarna nog enige tijd uitgeleend aan [naam 1] om deze te reviseren. Verdachte heeft de op deze laptop aangetroffen programma’s Sendblaster en Ultramailer niet op de laptop gezet en deze ook niet gebruikt. Datzelfde geldt voor de voorbeelden van de phishing e-mails en de grote hoeveelheid e-mailadressen. De op de iPhone Pro Max aangetroffen grote hoeveelheid bankapplicaties heeft verdachte op zijn telefoon geplaatst voor eigen gebruik in verband met problemen met zijn ING-bankrekening, niet om criminele activiteiten te ontplooien.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte volstrekt ongeloofwaardig en schuift deze terzijde. Zij overweegt daartoe dat verdachte zijn verklaring op geen enkele wijze heeft weten te onderbouwen of concretiseren. Hij heeft enkel de namen ‘ [naam 2] ’, ‘ [naam 3] ’ en ‘ [naam 1] ’ genoemd en kon of wilde desgevraagd geen nadere informatie over deze personen verstrekken, zoals adresgegevens of een volledige naam. Voorts blijkt uit het technisch onderzoek dat de Microsoft Surface Pro op het moment dat het programma Sendblaster actief was, via een hotspot op de telefoon van verdachte verbinding maakte. Verdachte heeft hier geen aannemelijke verklaring voor weten te geven.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de laptop en beide in beslag genomen telefoons gedurende de ten laste gelegde periode voorhanden heeft gehad en verantwoordelijk is voor de daarop aangetroffen software, de voorbeelden van phishing e-mails en de enorme hoeveelheid e-mailadressen. Datzelfde geldt voor de grote hoeveelheid bankapplicaties op de iPhone Pro Max.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de programma’s Sendblaster en Ultramailer ook voor legitieme doeleinden zoals marketing worden gebruikt. Daarnaast volgt uit het enkele voorhanden hebben van deze programma’s en de voorbeelden van phishing e-mails niet dat verdachte het oogmerk heeft gehad op het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 138ab eerste lid, 138b of 139e Wetboek van Strafrecht. De rechtbank verwerpt dit verweer. Zij is van oordeel dat uit de combinatie van de applicaties Ultramailer en Sendblaster, de grote hoeveelheid bankapplicaties en voorbeelden van phishing e-emails en de tienduizenden e-mailadressen die op de verschillende apparaten zijn aangetroffen die verdachte in zijn bezit had, zonder meer het oogmerk volgt op het plegen van voornoemde delicten. Dat Ultramailer en Sendblaster ook voor legitieme doeleinden worden gebruikt, maakt dit niet anders, nu verdachte niet heeft verklaard dat hij deze programma’s voor dergelijke doeleinden tot zijn beschikking had.
Feit 2
De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen gelet op de bekennende verklaring die verdachte ter terechtzitting heeft afgelegd en het proces-verbaal waarin het onderzoek aan de telefoon van verdachte is gerelateerd.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
02/036435-22feit 1
in de periode 1 maart 2021 tot en met 11 februari 2022 in Nederland een technisch hulpmiddel dat hoofdzakelijk geschikt gemaakt en/of ontworpen is tot het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 138ab eerste lid, 138b of 139c Wetboek van Strafrecht voorhanden heeft gehad met het oogmerk dat daarmee een misdrijf als bedoeld in artikel 138ab, eerste lid, 138b of 139c Wetboek van strafrecht werd gepleegd,
immers heeft verdachte de softwareprogramma’s Sendblaster en Ultramailer, (welke programma’s gebruikt worden om bulk (phishings)e-mails te versturen) die hoofdzakelijk geschikt gemaakt en/of ontworpen zijn tot het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 138ab eerste lid, 138b of 139e Wetboek van Strafrecht, voorhanden gehad, met de bedoeling om inlogcode’s en/of inloggegevens en/of klantgegevens af te vangen die toegang geven tot het/de geautomatiseerde (betaal)syste(e)m(en) van een of meerdere bank(en) met de bedoeling om daarmee zichzelf of een ander toegang te verschaffen tot het telecommunicatieverkeer en/of het betalingsverkeer van banken en/of diens klanten en tientallen voorbeeld-e-mails van banken, zgn. phishing e-mails, voorhanden gehad, met hetzelfde voornoemde doel;
feit 2in de periode 1 oktober 2021 tot 1 december 2021 in Nederland niet-openbare gegevens, te weten creditcardgegevens voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving en het voorhanden hebben van deze gegevens wist dat deze door misdrijf waren verkregen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft de schrijffouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van achttien maanden met aftrek van het voorarrest. Hierbij heeft de officier van justitie rekening gehouden met de ernst van de feiten en het uitgebreide strafblad van verdachte.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bij een bewezenverklaring verzocht om aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan de duur van het voorarrest. Eventueel kan daarnaast nog een taakstraf worden opgelegd. Hiervoor is door de raadsman verwezen naar uitspraken van verschillende rechtbanken waarbij voor de bewezenverklaarde feiten lagere straffen zijn opgelegd dan door de officier van justitie geëist.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de aan verdachte op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van één en ander ter terechtzitting is gebleken. Daarbij heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft gedurende een langere periode softwareprogramma’s voorhanden gehad waarmee een groot aantal e-mails tegelijk verstuurd kon worden. Daarnaast had verdachte voorbeelden van phishing e-mails, tienduizenden e-mailadressen en een groot aantal creditcardgegevens in zijn bezit. Voor de rechtbank staat vast dat verdachte deze technische hulpmiddelen en niet openbare gegevens voorhanden had met het oogmerk om daarmee computerfraudedelicten te plegen. Doordat er steeds meer van dergelijke strafbare feiten worden gepleegd, neemt het vertrouwen in het girale betalingsverkeer en het online betalen af. Verdachte heeft hier met zijn handelen een negatieve bijdrage aan geleverd. De rechtbank neemt hem dit kwalijk.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging acht geslagen op de inhoud van het uittreksel Justitiële Documentatie van 10 juni 2022, betreffende het justitiële verleden van de verdachte. Hieruit blijkt dat hij eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met straffen die doorgaans bij soortgelijke strafbare feiten worden opgelegd.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat enkel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is. Bij dat oordeel kent de rechtbank veel gewicht toe aan het strafblad van verdachte en het feit dat hij na zijn eerdere veroordelingen gewoon verder is gegaan met het plegen van dit soort delicten.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde, oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden is.
De tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] hebben een vordering tot schadevergoeding ingediend.
Verdachte is vrijgesproken van de feiten waaruit de schade voor de benadeelde partijen zou zijn ontstaan. De rechtbank zal daarom de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaren in de vorderingen.

8.Het beslag

Gegevensdragers
Onder verdachte zijn de volgende gegevensdragers in beslag genomen:
  • Iphone 11 Pro Max (beslagnummer 2427977)
  • Iphone 11 Pro (beslagnummer 2427989)
  • Dell Latitude (beslagnummer 2428139)
  • Microsoft Surface Go (beslagnummer 22428140)
Verdachte heeft ter zitting afstand gedaan van deze gegevensdragers. Gebleken is dat de bewezenverklaarde feiten zijn begaan met betrekking tot deze voorwerpen. Gelet op hetgeen is aangetroffen op voornoemde gegevensdragers (softwareprogramma’s, voorbeelden van phishing e-mails en een enorme hoeveelheid e-mailadressen), is de rechtbank van oordeel dat deze gegevensdragers van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang. De rechtbank gelast de onttrekking aan het verkeer.
Contant geldbedrag
Onder verdachte is een contant geldbedrag ter hoogte van € 1.550,-- in beslag genomen. De rechtbank gelast de teruggave van dit bedrag, nu zij, anders dan de officier van justitie, van oordeel is dat dit geldbedrag niet in verband kan worden gebracht met de bewezenverklaarde feiten.
Bankpasjes
De rechtbank gelast de teruggave van de inbeslaggenomen bankpasjes aan de rechtmatige eigenaren.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36c, 57, 139d en 139g van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Feit 1:
met het oogmerk dat daarmee een misdrijf als bedoeld in artikel 138ab, eerste lid, 138b of 139c van het Wetboek van Strafrecht wordt gepleegd, een technisch hulpmiddel dat hoofdzakelijk geschikt gemaakt of ontworpen is tot het plegen van een zodanig misdrijf, voorhanden hebben, meermalen gepleegd;
Feit 2:
het voorhanden hebben van niet-openbare gegevens, terwijl hij ten tijde van de verwerving of voorhanden krijgen van deze gegevens wist dat deze door misdrijf zijn verkregen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 12 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
* Iphone 11 Pro Max (beslagnummer 2427977)
* Iphone 11 Pro (beslagnummer 2427989)
* Dell Latitude (beslagnummer 2428139)
* Microsoft Surface Go (beslagnummer 22428140)
- gelast de teruggave van het inbeslaggenomen contante geldbedrag ter hoogte van € 1.550,-aan verdachte;
- gelast de teruggave van de inbeslaggenomen bankpasjes aan de rechtmatige eigenaren;
Benadeelde partijen
- verklaart de benadeelde partijJ [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij [benadeelde 1] in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij [benadeelde 2] in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.B. Prenger, voorzitter, mr. J.C.A.M. Los en mr. J.F.C. Janssen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. de Haas, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 10 augustus 2022.
De griffier is buiten staat om dit vonnis te ondertekenen.