Op 10 juni 2021 heeft eiseres een omgevingsvergunning aangevraagd voor het oprichten van 168 opslagunits op een perceel in [plaatsnaam 2]. Eiseres heeft op 6 december 2021 beroep ingesteld tegen het niet tijdig bekendmaken van een van rechtswege verleende omgevingsvergunning. De rechtbank heeft het beroep versneld behandeld en op 14 december 2021 heeft het college de omgevingsvergunning alsnog bekendgemaakt. Eiseres heeft het beroep ingetrokken, maar verzocht om een dwangsom vast te stellen vanwege het niet tijdig bekendmaken. De rechtbank heeft het beroep als 'niet ingetrokken' beschouwd voor het verzoek om dwangsom.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de omgevingsvergunning op 15 oktober 2021 van rechtswege is verleend, maar het college heeft deze pas op 14 december 2021 bekendgemaakt. Dit betekent dat het college in gebreke is gebleven. De rechtbank oordeelt dat het college een dwangsom verschuldigd is voor elke dag dat het in gebreke is, tot maximaal 42 dagen. De rechtbank heeft de hoogte van de dwangsom vastgesteld op € 276,-, omdat het college de vergunning niet tijdig heeft bekendgemaakt.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond, draagt het college op het betaalde griffierecht van € 360,- aan eiseres te vergoeden en veroordeelt het college in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 379,50. Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig op 4 augustus 2022 en openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.