ECLI:NL:RBZWB:2022:4514

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 augustus 2022
Publicatiedatum
5 augustus 2022
Zaaknummer
AWB- 21_5342
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig bekendgemaakte omgevingsvergunning en vaststelling dwangsom

Op 10 juni 2021 heeft eiseres een omgevingsvergunning aangevraagd voor het oprichten van 168 opslagunits op een perceel in [plaatsnaam 2]. Eiseres heeft op 6 december 2021 beroep ingesteld tegen het niet tijdig bekendmaken van een van rechtswege verleende omgevingsvergunning. De rechtbank heeft het beroep versneld behandeld en op 14 december 2021 heeft het college de omgevingsvergunning alsnog bekendgemaakt. Eiseres heeft het beroep ingetrokken, maar verzocht om een dwangsom vast te stellen vanwege het niet tijdig bekendmaken. De rechtbank heeft het beroep als 'niet ingetrokken' beschouwd voor het verzoek om dwangsom.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de omgevingsvergunning op 15 oktober 2021 van rechtswege is verleend, maar het college heeft deze pas op 14 december 2021 bekendgemaakt. Dit betekent dat het college in gebreke is gebleven. De rechtbank oordeelt dat het college een dwangsom verschuldigd is voor elke dag dat het in gebreke is, tot maximaal 42 dagen. De rechtbank heeft de hoogte van de dwangsom vastgesteld op € 276,-, omdat het college de vergunning niet tijdig heeft bekendgemaakt.

De rechtbank verklaart het beroep gegrond, draagt het college op het betaalde griffierecht van € 360,- aan eiseres te vergoeden en veroordeelt het college in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 379,50. Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig op 4 augustus 2022 en openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/5342 WABOA

uitspraak van 4 augustus 2022 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam 1] , eiseres,

gemachtigde: mr. S.A.B. Boer,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roosendaal, verweerder.

Procesverloop

Op 10 juni 2021 heeft eiseres een omgevingsvergunning aangevraagd voor het oprichten van 168 opslagunits op een perceel gelegen aan de [adres] te [plaatsnaam 2] .
Eiseres heeft op 6 december 2021 ingevolge artikel 8:55f van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) beroep ingesteld tegen het niet tijdig bekendmaken van een van rechtswege verleende omgevingsvergunning.
De rechtbank heeft besloten het beroep versneld te behandelen, onder toepassing van afdeling 8.2.3 van de Awb.
Op 14 december 2021 heeft het college de van rechtswege verleende omgevingsvergunning alsnog bekend gemaakt.
Bij brief van 21 december 2021 heeft eiseres het beroep wegens het niet tijdig bekendmaken ingetrokken en heeft zij de rechtbank verzocht om het college te veroordelen in de proceskosten en om de hoogte van de dwangsom vanwege het niet tijdig bekendmaken van de van rechtswege verleende omgevingsvergunning vast te stellen. Gelet op dat laatste verzoek beschouwt de rechtbank het beroep als ‘niet ingetrokken’ voor zover het ziet op het verzoek om een dwangsom.
De rechtbank heeft de versnelde behandeling van het beroep vervolgens beëindigd en heeft toepassing gegeven aan artikel 8:54, eerste lid, van de Awb, zodat een behandeling ter zitting achterwege is gebleven.

Overwegingen

1. In paragraaf 4.1.3.3 van de Awb is een facultatieve regeling opgenomen voor de positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen. Die paragraaf is alleen van toepassing, indien dat bij wettelijk voorschrift is bepaald. [1] Wanneer die paragraaf van toepassing is, geldt dat een aangevraagde beschikking van rechtswege wordt gegeven, wanneer niet tijdig op de aanvraag is beslist. [2] De verlening van rechtswege geldt als een beschikking. [3] Het bestuursorgaan maakt de beschikking bekend binnen twee weken nadat zij van rechtswege is gegeven. [4] Tegen het niet tijdig bekendmaken van een beschikking van rechtswege kan de belanghebbende beroep bij de bestuursrechter instellen. [5] Een beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een van rechtswege verleende beschikking bekend te maken én twee weken zijn verstreken na de dag waarop belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft medegedeeld dat het in gebreke is. [6]
2. Eiseres heeft de omgevingsvergunning op 10 juni 2021 aangevraagd voor de activiteiten bouwen van een bouwwerk en afwijken van het bestemmingsplan. Het college heeft de reguliere voorbereidingsprocedure toegepast, waarop paragraaf 1.4.3.3 van de Awb van toepassing is. [7] Het college heeft bij besluit van 14 december 2021 vastgesteld dat zij uiterlijk 14 oktober 2021 op de aanvraag hadden moeten beslissen en dat op die datum niet was beslist op de aanvraag. Gelet daarop heeft het college vastgesteld dat de omgevingsvergunning op 15 oktober 2021 van rechtswege is verleend en heeft het college die omgevingsvergunning in datzelfde besluit bekendgemaakt.
3. Vaststaat dus dat het college deze omgevingsvergunning niet binnen twee weken, nadat zij van rechtswege was verleend, bekend heeft gemaakt. Het college heeft de op
15 oktober 2021 van rechtswege verleende omgevingsvergunning immers pas op 14 december 2021 bekendgemaakt.
4. In artikel 4:20d van de Awb is bepaald dat als een van rechtswege verleende omgevingsvergunning niet op tijd bekend wordt gemaakt, het bestuursorgaan een dwangsom verschuldigd is voor elke dag dat het in gebreke is voor ten hoogste 42 dagen. De dwangsom bedraagt de eerste veertien dagen € 23,- per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 35,- per dag en de overige dagen € 45,- per dag. Het bestuursorgaan stelt de dwangsom vast binnen twee weken na de laatste dag waarover de dwangsom verschuldigd was. [8]
5. Het college heeft de hoogte van de dwangsom niet vastgesteld. De rechtbank doet dit met toepassing van artikel 8:55c van de Awb alsnog. [9]
6. De rechtbank stelt vast dat de gemachtigde van eiseres de heffingsambtenaar op
17 november 2021 rechtsgeldig - per mail en aangetekende brief - in gebreke heeft gesteld en dat sindsdien (meer dan) twee weken zijn verstreken.
Dit betekent dat het college vanaf 2 december 2021 in gebreke was. Daarna zijn nog
12 dagen verstreken voordat het college de van rechtswege verleende omgevingsvergunning bekend heeft gemaakt. De rechtbank oordeelt dan ook dat het college inmiddels het bedrag van (€ 23,- x 12 dagen =) € 276,- aan dwangsommen heeft verbeurd. Het beroep is dus kennelijk gegrond.
7. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat het college aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
8. Daarnaast veroordeelt de rechtbank het college in de door eiseres gemaakte proceskosten. De proceskosten worden berekend volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht. Het college wordt veroordeeld om de kosten van rechtsbijstand te vergoeden. Deze kosten stelt de rechtbank vast op € 379,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 0,5). De rechtbank is van oordeel dat deze zaak van licht gewicht is, omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de van rechtswege verleende omgevingsvergunning tijdig is bekend gemaakt en of een dwangsom verschuldigd is.

Beslissing

De rechtbank
  • verklaart het beroep gegrond;
  • stelt de door het college verbeurde dwangsom vast op € 276,-;
  • draagt het college op het betaalde griffierecht van € 360,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt het college in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 379,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van mr. N. van Asten, griffier, op 4 augustus 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.Artikel 4:20a, eerste lid, van de Awb.
2.Artikel 4:20b, eerste lid, van de Awb.
3.Artikel 4:20b, tweede lid, van de Awb.
4.Artikel 4:20c, eerste lid, van de Awb.
5.Artikel 8:55f, eerste lid, van de Awb.
6.Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb
7.Artikel 3.9, derde lid, van de Wabo.
8.Artikel 4:20d, derde lid, jo. 4:18, eerste lid, van de Awb.
9.Artikel 8:55f, tweede lid, van de Awb.