ECLI:NL:RBZWB:2022:4511

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 augustus 2022
Publicatiedatum
5 augustus 2022
Zaaknummer
02/233959-21, 02/003162-22, 02/329917-21, 02/117546-20, 02/174519-21, 02-057279-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor brandstichting en winkeldiefstallen met psychiatrische en alcoholproblematiek

Op 5 augustus 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van brandstichting, winkeldiefstallen, het negeren van winkelverboden en joyriding. De rechtbank oordeelde dat de ernst van de feiten relatief gering was, mede door de psychiatrische problemen en alcoholproblematiek van de verdachte. De verdachte, geboren in 1971, had zich schuldig gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder het opzettelijk in brand steken van kleding in een huurwoning, wat gevaar voor de woning met zich meebracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte geen boos opzet had en dat de brandstichting voortvloeide uit een zelfmoordpoging. De rechtbank heeft geen straf of maatregel opgelegd, maar heeft wel een zorgmachtiging overwogen om de kans op recidive te verlagen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig verklaard zonder oplegging van straf of maatregel, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden en de psychiatrische problematiek van de verdachte. De beslissing is genomen na een zorgvuldige afweging van de feiten en omstandigheden, waarbij de rechtbank ook de overschrijding van de redelijke termijn in een van de zaken heeft meegewogen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Ter terechtzitting gevoegde parketnummers: 02/233959-21, 02/003162-22, 02/329917-21, 02/117546-20, 02/174519-21, 02-057279-22
vonnis van de meervoudige kamer van 5 augustus 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1971 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres verdachte] ,
raadsvrouw mr. S. van de Voorde, advocaat te Middelburg.

1.Onderzoek van de zaak

Overeenkomstig artikel 369 van het Wetboek van Strafvordering heeft de politierechter op 19 januari 2022 de zaken met parketnummers 02/117546-20 en 02/174519-21 naar de meervoudige kamer verwezen. De politierechter heeft op 24 juni 2022 ook de zaak met parketnummer 02/057279-22 naar de meervoudige kamer verwezen. Op de zitting van 22 juli 2022 heeft de meervoudige kamer de zaken met de hierboven vermelde parketnummers gevoegd. De zaken zijn vervolgens inhoudelijk behandeld, waarbij de officier van justitie mr. W.J.W.K. Suijkerbuijk en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlasteleggingen zijn als bijlage I van dit vonnis opgenomen. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
Parketnummer 02/233959-21
opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met kleding, waardoor gevaar is ontstaan voor een woning;
Parketnummer 02/003162-22de supermarkt [benadeelde partij ] is binnengedrongen terwijl haar de toegang tot deze supermarkt was ontzegd;
Parketnummer 02/329917-21
Feit 1: bij [benadeelde partij ] een zakje chips heeft gestolen;
Feit 2: een winkelcentrum is binnengedrongen terwijl haar de toegang was ontzegd;
Parketnummer 02/117546-20zich schuldig heeft gemaakt aan joyriding;
Parketnummer 02/174519-21
bij [benadeelde partij 2] twee flessen port heeft gestolen;
Parketnummer 02/057279-22
[benadeelde partij ] is binnengedrongen terwijl haar de toegang tot deze winkel was ontzegd.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Op grond van de bekennende verklaring van verdachte acht de officier van justitie alle tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van geen van de tenlastegelegde feiten een bewijsverweer gevoerd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen alle tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, zodanig als onder 4.4 is omschreven.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Parketnummer 02/233959-21
op 4 maart 2021 te Kamperland, opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met kleding, ten gevolge waarvan goederen in de woning gelegen aan [adres 1] en de woning gedeeltelijk zijn verbrand
en daarvan gemeen gevaar voor die woning te duchten was;
Parketnummer 02/003162-22
op 5 januari 2022 te Goes in het besloten lokaal, een supermarkt, bij [benadeelde partij ] in gebruik, wederrechtelijk is binnengedrongen. Immers was haar, met ingang van 31 mei 2021 schriftelijk de toegang tot die winkel ontzegd voor de duur van 24 maanden;
Parketnummer 02/329917-21
1.
op 8 december 2021 te Goes een zakje chips, dat aan de [benadeelde partij ] (te Goes) toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
op 8 december 2021 te Goes in het besloten lokaal aan de [adres 2] , bij een ander in gebruik, wederrechtelijk is binnengedrongen. Immers was verdachte met ingang van 31 mei 2021 schriftelijk de toegang tot dat winkelcentrum ontzegd voor de duur van een jaar;
Parketnummer 02/117546-20
te Goes op 29 april 2020 opzettelijk wederrechtelijk een motorrijtuig (bestelbus), toebehorende aan [benadeelde partij 3] , als bestuurder heeft gebruikt op de 's-Gravenpolderseweg;
Parketnummer 02/174519-21
op 2 juli 2021 te 's-Gravenpolder twee flessen port, die aan [benadeelde partij 2] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om zich die wederrechtelijk toe te eigenen;
Parketnummer 02/057279-22
op 8 maart 2022 te Goes in het besloten lokaal, het filiaal van [benadeelde partij ] aan de [adres 2] , bij [benadeelde partij ] in gebruik, wederrechtelijk is binnengedrongen. Immers was haar met ingang van 5 januari 2022 schriftelijk de toegang tot die winkel ontzegd voor de duur van 12 maanden.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert ten aanzien van alle feiten aan verdachte op te leggen een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd van twee jaren. Bij de strafeis is rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de afgegeven zorgmachtiging.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de strafbare feiten verminderd aan haar toe te rekenen. In de zaak met parketnummer 02/117546-20 is sprake van een overschrijding van de redelijke termijn. Gelet op het voorgaande heeft de verdediging verzocht een straf op te leggen gelijk aan de duur van het voorarrest en daarnaast een voorwaardelijke straf. De door de officier van justitie gevorderde straf is te hoog. Daarnaast is het niet wenselijk dat verdachte in de toekomst voor een licht strafbaar feit gedetineerd zou raken. Het opleggen van een voorwaardelijke taakstraf is daarom passend.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich op 4 maart 2021 schuldig gemaakt aan brandstichting in een huurwoning van [benadeelde partij 4] , die zij bewoonde. Zij heeft in de woning kleding in brand gestoken, waardoor die kleding is verbrand. De brand heeft roetschade in de gehele woning en schade aan de muren en de vloer van de woning veroorzaakt. Gelet op het voorgaande was door de brand gevaar voor de woning te duchten. Brandstichting is een delict met een groot gevaarzettend karakter en brengt in het algemeen gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij teweeg. Dit geldt te meer nu de brandstichting in een woonwijk heeft plaatsgevonden. De rechtbank neemt evenwel ook mee dat de brandstichting voortvloeit uit de wens van verdachte om die dag zelfmoord te plegen door zichzelf in brand te steken en dat dat de reden is waarom zij brand heeft gesticht. Ze heeft uiteindelijk toch de woning verlaten, omdat zij niet door verbranding durfde te overlijden. Hieruit leidt de rechtbank af dat verdachte geen boos opzet heeft gehad op het in brand steken van de woning. Zij zal hier in het voordeel van verdachte rekening mee houden.
Verdachte heeft ook twee winkeldiefstallen gepleegd, heeft drie keer een winkelverbod genegeerd en zij heeft zich schuldig gemaakt aan joyriding met een bestelbus van [benadeelde partij 3] . Hoewel deze feiten voor anderen overlast veroorzaken, is de ernst van deze feiten relatief gering.
De persoon van verdachte
De rechtbank houdt daarnaast rekening met de persoon van verdachte en haar persoonlijke omstandigheden ten tijde van het plegen van de strafbare feiten, zoals daarvan is gebleken tijdens het onderzoek ter terechtzitting.
Over verdachte is een pro-justitiarapport opgemaakt. Verdachte heeft niet meegewerkt aan het onderzoek. Wel blijkt uit het rapport dat de psycholoog vermoedens heeft dat bij verdachte sprake is van psychiatrische problematiek (schizofrenie) en problematisch alcoholgebruik. De psycholoog kan niet uitsluiten dat het niet meewerken aan het onderzoek door de pathologie van verdachte komt.
Daarnaast blijkt uit het pro-justitiarapport dat verdachte momenteel in het kader van een zorgmachtiging op de afdeling Woonhuizen van Emergis verblijft en daar 24-uurszorg krijgt. De psycholoog acht dit kader voldoende om de kans op recidive te verlagen.
In het reclasseringsadvies van 8 juli 2022 is geconcludeerd dat een reclasseringstoezicht niet zal bijdragen aan gedragsverandering van verdachte. Verdachte staat al jaren onder behandeling bij Emergis, maar het lijkt erop dat verdachte door haar beperkingen en psychische problematiek, in combinatie met alcoholgebruik en haar houding, niet in staat is haar gedrag te veranderen.
Gelet op de bevindingen van de psycholoog en de reclassering en op basis van de feiten en omstandigheden die uit het dossier naar voren komen, stelt de rechtbank vast dat bij verdachte ten tijde van het plegen van de bewezenverklaarde feiten sprake was van psychiatrische problemen en alcoholproblematiek. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het aannemelijk is dat deze problematiek het handelen van verdachte heeft beïnvloed en dat dit heeft doorgewerkt in de bewezenverklaarde feiten. Gelet hierop is de rechtbank, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat de feiten verminderd aan verdachte moeten worden toegerekend.
Daarnaast concludeert de rechtbank op basis van het rapport van de psycholoog dat een zorgmachtiging afdoende zou moeten zijn om de kans op herhaling te verlagen.
De rechtbank heeft verder in aanmerking genomen dat verdachte voor de brandstichting twee dagen heeft vastgezeten. Tot slot heeft de rechtbank geconstateerd dat de redelijke termijn in de zaak met parketnummer 02/117546-20 met drie maanden is overschreden. De rechtbank zal volstaan met de enkele constatering daarvan, gelet op de geringe overschrijding.
Conclusie
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat het opleggen van een straf of maatregel - al dan niet in voorwaardelijke vorm - geen strafrechtelijk doel dient. Zij zal verdachte daarom schuldig verklaren zonder oplegging van straf of maatregel.

7.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart de tenlastegelegde feiten bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Parketnummer 02/233959-21: opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
Parketnummer 02/003162-22: in het besloten lokaal bij een ander in gebruik,
wederrechtelijk binnendringen;
Parketnummer 02/329917-21:
Feit 1:diefstal;
Feit 2:in het besloten lokaal bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen;
Parketnummer 02/117546-20: overtreding van artikel 11 van de Wegenverkeerswet 1994;
Parketnummer 02/174519-21: diefstal;
Parketnummer 02/057279-22: in het besloten lokaal bij een ander in gebruik
wederrechtelijk binnendringen;
Strafoplegging
- bepaalt dat
geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.C.A.M. Los, voorzitter, mr. H.E. Goedegebuur en mr. M.A.H. Kempen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Andraws, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 5 augustus 2022.
Mr. M.A.H. Kempen is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.