Op 10 januari 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot doodslag en zware mishandeling. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 14 december 2021. De officier van justitie stelde dat de verdachte, op 25 december 2020, in de woning van het slachtoffer in Breda, geprobeerd had om het slachtoffer te doden door hem tape om zijn mond en nek te wikkelen en hem te slaan. De verdediging voerde aan dat het enkel plakken van tape geen poging tot doodslag of zware mishandeling opleverde en dat er geen medisch bewijs was van de verwondingen van het slachtoffer.
De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de poging tot doodslag of zware mishandeling, omdat er geen opzet op de dood of zwaar lichamelijk letsel kon worden vastgesteld. De rechtbank sprak de verdachte vrij van deze beschuldigingen, maar achtte de subsidiair ten laste gelegde mishandeling wel bewezen. De verdachte had het slachtoffer pijn en letsel toegebracht door hem te slaan en tape om zijn mond te wikkelen.
Bij de strafoplegging hield de rechtbank rekening met de ernst van het feit, het strafblad van de verdachte en de omstandigheden waaronder het feit was gepleegd. De rechtbank legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes weken op, met aftrek van voorarrest. De rechtbank besloot dat de verdachte in aanmerking kwam voor vrijwillige hulpverlening, gezien zijn gemotiveerde houding om zijn leven te verbeteren.