ECLI:NL:RBZWB:2022:4474

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 juli 2022
Publicatiedatum
4 augustus 2022
Zaaknummer
C/02/397048 / JE RK 22-750
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van minderjarigen door de kinderrechter

In deze zaak heeft de kinderrechter op 22 juli 2022 uitspraak gedaan over het verzoek van de gecertificeerde instelling (GI) tot verlenging van de ondertoezichtstelling van de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De kinderrechter heeft het verzoek afgewezen, omdat niet is voldaan aan de wettelijke vereisten voor ondertoezichtstelling. Ondanks dat er een ontwikkelingsbedreiging is vastgesteld bij de minderjarigen, is er geen bewijs dat de ouders de noodzakelijke zorg niet of onvoldoende accepteren. De ouders hebben samen met de GI gewerkt aan positieve veranderingen in de opvoeding en de situatie van de kinderen is verbeterd. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders meewerken aan de hulpverlening en dat de kinderen goed functioneren op school en in hun sociale omgeving. De kinderrechter heeft ook zorgen geuit over de regievoering van de GI en het gebrek aan recente en gedetailleerde informatie over de ondertoezichtstelling. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Middelburg
zaakgegevens : C/02/397048 / JE RK 22-750
datum uitspraak: 22 juli 2022

(nadere) beschikking verlenging ondertoezichtstelling

in de zaak van

LEGER DES HEILS JEUGDBESCHERMING EN RECLASSERING,

hierna te noemen de gecertificeerde instelling (de GI),
locatie Eindhoven,
betreffende

[minderjarige 1] , geboren op [geboortedag] 2010 te [geboorteplaats] ,

hierna te noemen [minderjarige 1] ,

[minderjarige 2] , geboren op [geboortedag] 2012 te [geboorteplaats] ,

hierna te noemen [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[belanghebbende 1] , hierna te noemen de moeder,

wonende te Aardenburg,

[belanghebbende 2] , hierna te noemen de vader,

wonende te Aardenburg.
Op grond van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg, om de kinderrechter over het verzoek te adviseren.

Het verdere procesverloop

Het verdere procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van de kinderrechter van 23 juni 2022, met alle daarin genoemde en vermelde stukken;
- het e-mailbericht van de GI van 11 juli 2022;
- de brief van moeder ingekomen bij de rechtbank op 24 juni 2022
- het e-mailbericht van [minderjarige 1] ingekomen bij de rechtbank op 20 juli 2022;
- het e-mailbericht van de GI van 20 juli 2022.
- een briefrapportage van de GI ingekomen bij de rechtbank op 20 juli 2022.
Op 22 juli 2022 heeft de kinderrechter de zaak mondeling - met gesloten deuren - behandeld.
Gehoord zijn:
- een vertegenwoordigster van de GI;
- een vertegenwoordigster van de Raad;
- een hulpverleenster van MST-CAN;
- moeder.
Opgeroepen en niet verschenen zijn:
- de minderjarige [minderjarige 1] ,
- de vader.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wordt uitgeoefend door de ouders.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen bij de ouders.
Bij beschikking van 31 juli 2019 zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht gesteld voor de duur van één jaar. De ondertoezichtstelling is daarna telkens verlengd en laatstelijk bij beschikking van 23 juni 2022 tot 30 juli 2022, onder aanhouding van het resterende deel van het verzoek.

Het verzoek

De GI heeft op 28 april 2022 verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verzocht voor de duur van één jaar.
Thans ligt nog ter beoordeling voor het resterende deel van het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , te weten van 30 juli 2022 en tot 30 april 2023.

De (nadere) standpunten

[minderjarige 1] heeft de kinderrechter een brief gestuurd via e-mail. Hierin vertelt zij dat ze veel van de ouders houdt. [minderjarige 1] geeft aan veel op haar moeder te lijken en goed met haar te kunnen praten. [minderjarige 1] heeft veel hobby’s en wil graag gaan een baantje.
De GI handhaaft haar verzoek. De vertegenwoordigster van de GI geeft aan dat een gedragswetenschapper het dossier heeft bekeken. Opvallend was dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] een grote achterstand hebben in hun sociaal-emotionele ontwikkeling; zij hebben een enorm tekort gehad aan affectie en aandacht van ouders. Er is op dit moment geen individuele hulp meer voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , alleen MST-CAN. Zij kunnen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gespecialiseerde zorg bieden op emotioneel vlak. De GI is van mening dat 10 voor Toekomst deze zorg niet kan bieden. Binnenkort zal een gesprek plaatsvinden met MST-CAN en 10 voor Toekomst. 10 voor Toekomst zal zich moeten conformeren aan de doelen die MST-CAN gaat stellen. Doen zij dit niet, zullen zij moeten stoppen met het aanbieden van hulp. De GI twijfelt in hoeverre ouders zelf in staat zijn de benodigde zorg in te zetten. De GI kan zich voorstellen dat er omtrent [minderjarige 1] twijfels bestaan de ondertoezichtstelling al dan niet te verlengen. Bij [minderjarige 2] begrijpt ze deze twijfels niet; ten aanzien van hem is niet alle informatie compleet. Zo ontbreekt de informatie van de kinderpsychiater nog.
De moeder geeft aan dat het nu veel beter met haar gaat, alsook met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Zij zijn van school gewisseld, hetgeen goed heeft uitgepakt; er zijn geen (agressie)problemen meer. Daarnaast is het thuis rustiger. Er gelden nu regels bij haar thuis waar [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zich aan houden. Ook de partner van de moeder doet zijn best minder te drinken. De moeder heeft veel gehad aan de hulp van 10 voor Toekomst. Er is geen kindercoach meer betrokken bij [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . De moeder geeft aan dat de hulpverleenster van MST-CAN nu twee weken bij hen betrokken is. De moeder kan goed praten met de hulpverleenster; er is gelijk sprake van vertrouwen, ook bij haar kinderen.
De hulpverleenster van MST-CAN heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven nog maar twee weken bij het gezin betrokken te zijn. Gelet op deze korte duur is het voor haar lastig op dit moment haar eerste bevindingen te geven. Zij vindt het fijn de mondelinge behandeling bij te wonen om zo wat meer zicht te krijgen op de situatie en hetgeen er speelt. Het MST-traject zal 6 tot 9 maanden duren en zal bij het gehele gezin betrokken zijn. Het MST-traject is een heel intensieve behandeling; de hulpverleenster zal 2 á 3 keer in de week thuis langskomen en regelmatig videobellen. Ook bieden ze traumabehandeling en behandeling voor middelengebruik.
De Raad heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat zij zich zorgen maakt over de mate waarin de GI de afgelopen jaren regie heeft gevoerd. Zo begrijpt de Raad niet dat 10 voor Toekomst niet eerder is gestopt en waarom dit nu pas aan de orde komt. Daarbij maakt de Raad zich zorgen over het vertrouwen van moeder in de hulpverlening mocht 10 voor Toekomst (alsnog) moeten stoppen. Temeer nu de moeder inmiddels een goede band heeft opgebouwd met 10 voor Toekomst. De Raad vraagt zich af waarom de GI niet eerder heeft doorgepakt. De ondertoezichtstelling loopt al lang en de doelen zijn nauwelijks behaald. De Raad twijfelt of een ondertoezichtstelling voor de [minderjarige 1] en [minderjarige 2] nodig is.

De verdere beoordeling

De kinderrechter heeft het resterende deel van het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling van 30 juli 2022 tot 30 april 2023 afgewezen. De kinderrechter zal dat in het hiernavolgende toelichten.
Op grond van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 BW kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. a) de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b) de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
De kinderrechter constateert dat er op grond van de verslagen van Tragel sprake is van een ontwikkelingsbedreiging bij [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . [minderjarige 1] functioneert sociaal emotioneel op een gemiddeld niveau van een 7-jarige. Dit blijkt uit het onderzoeksverslag van Tragel van 28 december 2021. Bij [minderjarige 1] wordt gesignaleerd dat zij externaliserend gedrag laat zien, maar dat kan ook voortvloeien uit de beginnende puberteit. Nader onderzoek is nodig of dat aan hechtingsproblematiek ligt. [minderjarige 2] functioneert sociaal emotioneel op een gemiddeld niveau van een 3- tot 4-jarige. Dit blijkt uit het onderzoeksverslag van Tragel van 28 december 2021. Bij [minderjarige 2] worden problemen gesignaleerd die te maken kunnen hebben met pedagogische problematiek, hechtingsproblematiek en ADHD, maar daar moet nader onderzoek naar worden gedaan om dat met zekerheid te kunnen stellen.
Vervolgens is de vraag of de ouders die het gezag uitoefenen de zorg die noodzakelijk is in verband met het wegnemen van die bedreiging niet of onvoldoende accepteren. De kinderrechter stelt vast dat daarvan geen sprake is.
Uit de stukken blijkt dat “10 voor Toekomst” samen met de ouders de afgelopen periode hard heeft gewerkt om positieve stappen te zetten in het belang van de kinderen. Uit het verslag van “10 voor Toekomst” blijkt onder andere dat ouders liefdevol zijn, het gezin hecht is en ze elkaar helpen. Ouders werken mee met de hulpverlening. De kinderen gaan regelmatig naar school, hebben dagbesteding, zijn gemotiveerd en hebben contacten met leeftijdgenoten op school en in de buurt. Ouders werken, moeder is gestopt met drinken en vader heeft zijn drankgebruik flink verminderd.
Er zijn geen andere stukken waaruit de kinderrechter kan afleiden dat ouders niet meewerken aan de bestaande en geboden hulpverlening. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft moeder voorts toegelicht dat zij graag heeft dat de begeleider van MST-CAN en van “10 voor Toekomst” in het gezin betrokken blijft, omdat zij het gevoel heeft haar verhaal kwijt te kunnen bij haar.
De GI heeft ter gelegenheid van de mondelinge behandeling gesteld dat zij niet zeker weet of die hulp ook wordt geaccepteerd als er geen ondertoezichtstelling is, maar heeft die stelling niet nader kunnen onderbouwen dan wel concretiseren.
De kinderrechter neemt daarbij mede in overweging dat er uit de door de GI overgelegde stukken niet afgeleid kan worden dat de gestelde pedagogische verwaarlozing van ouders, de oorzaak is van het lage sociaal emotioneel functioneren van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Dat er sprake is van pedagogische verwaarlozing, of het ontbreken van emotionele beschikbaarheid, zoals door de GI gesteld, kan de kinderrechter overigens eveneens niet afleiden uit de stukken, althans dat blijkt niet uit een door de GI overgelegd rapport, verslag, of ander document.
Het beeld dat “10 voor Toekomst” schetst van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wordt bevestigd door de brief van moeder, maar ook door hetgeen moeder ter gelegenheid van de mondelinge behandeling naar voren heeft gebracht. Moeder heeft toegelicht dat beide kinderen naar een andere school zijn, hetgeen hen goed doet. Ook blijkt uit het e-mailbericht van [minderjarige 1] dat het goed met haar gaat. Dat beide kinderen sociaal emotioneel lager functioneren dan hun kalenderleeftijd is op zichzelf onvoldoende grond voor een ondertoezichtstelling.
De kinderrechter constateert dan ook dat niet is voldaan aan de wettelijke vereisten.
Tot slot overweegt de kinderrechter dat het haar ernstig zorgen baart dat de GI niet op eerste verzoek recente en gedetailleerde informatie kan overleggen over het verloop van de ondertoezichtstelling. Dit kan naar het oordeel van de kinderrechter wel worden verwacht van de GI ex artikel 1:262 BW. Reeds op 3 mei 2022 heeft de GI de kinderrechter geïnformeerd nadere stukken toe te sturen. De kinderrechter heeft die stukken, nadat daarom bij beschikking van 24 mei 2022 en 23 juni 2022 uitdrukkelijk is verzocht, ontvangen op 20 juli 2022.
Ook baart het de kinderrechter grote zorgen dat de GI kennelijk niet over de vereiste middelen beschikt om de ondertoezichtstelling direct na het uitspreken daarvan voortvarend op te pakken. Het heeft – zo blijkt uit de overgelegde stukken en uit de toelichting ter gelegenheid van de mondelinge behandeling – negen maanden geduurd voordat er daadwerkelijk uitvoering gegeven kon worden aan de ondertoezichtstelling.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

De beslissing

De kinderrechter:
wijst af het verzoek van de GI strekkende tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 22 juli 2022 door mr. M. Voorn, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. I.L. Oude Weernink, als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 1 augustus 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
's-Hertogenbosch