ECLI:NL:RBZWB:2022:4462

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 augustus 2022
Publicatiedatum
4 augustus 2022
Zaaknummer
02-262803-20
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben van een vuurwapen, munitie en witwassen van grote geldbedragen en dure horloges

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1976, heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 augustus 2022 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie, alsook van het witwassen van grote geldbedragen en dure horloges. Tijdens de zitting op 26 juli 2022 hebben zowel de officier van justitie, mr. C. de Pagter, als de verdediging hun standpunten gepresenteerd. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De tenlastelegging omvatte drie feiten: het voorhanden hebben van een wapen en munitie, het voorhanden hebben van een stroomstootwapen, en het witwassen van diverse horloges en geldbedragen.

De rechtbank achtte het eerste feit bewezen, op basis van de verklaringen van de verdachte en de aangetroffen wapens en munitie. Voor het tweede feit werd de verdachte vrijgesproken, omdat niet bewezen kon worden dat hij een stroomstootwapen in zijn bezit had. Wat betreft het derde feit, het witwassen, concludeerde de rechtbank dat de verdachte onvoldoende concrete en verifieerbare verklaringen had gegeven over de herkomst van de grote geldbedragen en horloges. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wist dat deze voorwerpen afkomstig waren uit misdrijf.

De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf van 8 maanden op, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank gelastte de teruggave van een bedrag van € 8.000,00 aan de verdachte, terwijl de overige in beslag genomen geldbedragen en horloges verbeurd werden verklaard. Dit vonnis is gewezen door een meervoudige kamer en is openbaar uitgesproken op 9 augustus 2022.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-262803-20
vonnis van de meervoudige kamer van 9 augustus 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1976 te [geboorteplaats]
wonende te [adres 1]
raadsvrouw mr. S.A.A.P. van Hees, advocaat te Breda.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 26 juli 2022, waarbij de officier van justitie, mr. C. de Pagter, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
feit 1: een wapen, munitie en een patroonmagazijn voorhanden heeft gehad;
feit 2: een stroomstootwapen voorhanden heeft gehad;
feit 3: diverse horloges en geldbedragen heeft witgewassen.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de hem tenlastegelegde feiten heeft gepleegd en baseert zich daarbij op bevindingen, gedaan tijdens de doorzoeking van de auto en de woning van de vriendin van verdachte waar hij verbleef, op onderzoeksbevindingen aan de aangetroffen wapens en munitie en op de verklaringen van verdachte zelf en zijn vriendin [naam 10] .
De door verdachte overgelegde stukken acht de officier van justitie onvoldoende ter onderbouwing van het standpunt van verdachte dat de inkomsten een legale herkomst hebben.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van feit 1 heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat verdachte een pistool en de munitie heeft aangeschaft en voorhanden heeft gehad. Ten aanzien van dit feit is geen vrijspraak bepleit. Wel is een beroep gedaan op psychische overmacht.
Ten aanzien van feit 2 is vrijspraak bepleit. Daarbij is gewezen op de verklaring van de schoonmoeder van verdachte. Een aantal jaren geleden heeft zij twee stroomstootwapens gekregen waarvan zij er één aan haar dochter heeft gegeven. Verdachte wist hier niets van af.
Ten aanzien van feit 3 is eveneens vrijspraak bepleit. Voor zover het betreft het bedrag van € 830,00 heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat dit bedrag van de vriendin van verdachte is. Ten aanzien van de overige in de tenlastelegging genoemde bedragen en horloges is, kort samengevat, gesteld dat uit het dossier niet kan worden geconcludeerd dat het niet anders kan zijn dan dat deze geldbedragen en horloges afkomstig zijn uit misdrijf.
In het voordeel van verdachte spreekt dat hij, voor zover het betreft de bedragen die in de auto zijn aangetroffen, de politie zelf op die bedragen heeft gewezen, hen toestemming heeft gegeven voor de doorzoeking en uit eigen beweging over dat geld heeft verklaard. Door verdachte zijn tijdens zijn verhoren door de politie telkens namen en rugnummers gegeven om zodoende de politie in de gelegenheid te stellen het één en ander te verifiëren. De verklaringen van verdachte zijn naar de opvatting van de verdediging dan ook concreet en verifieerbaar genoeg. Het Openbaar Ministerie heeft nagelaten onderzoek te doen naar de door verdachte ingebrachte stukken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 1
De rechtbank acht, op grond van de hierna in het bewijsmiddelenoverzicht opgenomen bewijsmiddelen, waaronder de bekennende verklaring van verdachte ter zitting, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een wapen, munitie en een patroonmagazijn voorhanden heeft gehad. Met betrekking tot het beroep op psychische overmacht verwijst de rechtbank naar hetgeen hierna onder 5.2 wordt overwogen.
Feit 2
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen verklaard kan worden dat verdachte een stroomstootwapen in zijn bezit heeft gehad. Zij zal hem dan ook van dat feit vrijspreken.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij dacht dat het een zaklamp was. De schoonmoeder van verdachte heeft verklaard dat zij jaren geleden twee stroomstootwapens heeft gekregen van haar broer waarvan zij er één aan haar dochter heeft gegeven. Op geen enkele wijze blijkt dat verdachte wetenschap heeft gehad van dit stroomstootwapen, zodat evenmin kan worden bewezen dat hij dit wapen voorhanden heeft gehad.
Feit 3
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van art. 420bis, eerste lid, onder a of b van het Wetboek van Strafrecht (Sr) opgenomen bestanddeel "afkomstig uit enig misdrijf", niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel moet komen vast te staan dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf. Dat een voorwerp "afkomstig is uit enig misdrijf", kan, indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, niettemin bewezen worden geacht, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Indien door het Openbaar Ministerie feiten en omstandigheden zijn aangedragen die een vermoeden rechtvaardigen dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. De omstandigheid dat een verklaring van de verdachte mag worden verlangd, houdt niet in dat het aan de verdachte is om aannemelijk te maken dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. Als verdachte zo'n verklaring heeft gegeven, ligt het vervolgens het op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar die verklaring. Mede op basis van de resultaten van dat onderzoek zal moeten worden beoordeeld of ondanks de verklaring van de verdachte het witwassen bewezen kan worden op de grond dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
De rechtbank is van oordeel dat uit het onderhavige dossier geen direct bewijs voor brondelicten naar voren komt. Daarom zal het hierboven omschreven toetsingskader gebruikt worden als uitgangspunt bij de beoordeling.
Bij de doorzoeking van de woning aan de [adres 2] en het voertuig waarin verdachte op 19 oktober 2020 reed werden grote contante geldbedragen inbeslaggenomen. In de auto droeg verdachte een bedrag van € 11.740,00 bij zich. In de slaapkamer van verdachte en zijn vriendin had hij een bedrag van in totaal € 20.090,00 liggen. Daarnaast werden 3 Rolex horloges aangetroffen. Verdachte heeft aangegeven dat dit geld en de horloges van hem zijn.
De rechtbank zal moeten beoordelen of deze contante geldbedragen en horloges van misdrijf afkomstig waren.
De rechtbank stelt vast dat sprake is van grote contante geldbedragen, onder meer ook in grotere coupures van 100 en 500 euro (hetgeen blijkt uit een foto op bladzijde 28 van het einddossier). Verdachte reed in een gehuurde Duitse Mercedes E200 D. Daarnaast was verdachte in het bezit van een encrypted telefoon en een wapen en munitie. Het is een feit van algemene bekendheid dat het fysiek vervoeren van grote bedragen in contanten een aanzienlijk veiligheidsrisico met zich meebrengt. Ook het voorhanden hebben van zoveel contant geld in een woning brengt grote risico’s met zich mee en bovendien is het ook hoogst ongebruikelijk dat dergelijke grote geldbedragen thuis worden bewaard in het geval sprake is van geld dat op legale wijze is verkregen.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn deze omstandigheden van dien aard dat het vermoeden gerechtvaardigd is dat de geldbedragen en de dure horloges die verdachte voorhanden had, uit misdrijf afkomstig waren. Dit betekent dus dat van verdachte mag worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van die contante gelden en horloges. Bij de beoordeling van deze verklaring spelen de omstandigheden waaronder deze is verkregen, zoals het moment en de wijze waarop deze tot stand is gekomen mede een rol. Zo kan het van belang zijn of de verdachte van meet af aan een tegenwicht tegen de verdenking heeft geboden of dat hij eerst in een laat stadium van het onderzoek is gaan verklaren op een wijze die aan de hiervoor genoemde vereisten voldoet.
Ter zitting heeft de officier van justitie de noodzaak benadrukt van een onderbouwing door verdachte met schriftelijke stukken. De rechtbank volgt de officier van justitie hier niet in. Zoals hiervoor al is overwogen mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. Dit houdt niet in van de verdachte verlangd mag worden dat hij aannemelijk maakt dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. Evenmin is vereist dat deze verklaring zonder meer van een schriftelijke onderbouwing moet worden voorzien. De verklaring dient concreet en verifieerbaar te zijn aan de hand waarvan de officier van justitie nader onderzoek kan doen.
Verdachte heeft diverse verklaringen afgelegd, zowel bij de politie als ter zitting. Bij de politie heeft hij onder meer verklaard dat hij op de dag van zijn aanhouding van voertuig is gewisseld met [naam 1] . Daarbij werd hem een bedrag van € 8.000,00 aan commissievoorschot gegeven door [naam 1] voor het door verdachte op te zetten bedrijf.
Met betrekking tot de in zijn portemonnee aangetroffen € 3.510,00 is verklaard dat dit zijn eigen spaargeld betreft en dat dit afkomstig is uit de omzet van verkoop van desinfectieboxjes voor telefoons. Over het in de slaapkamer aangetroffen geld heeft hij verklaard dat dit eveneens afkomstig is uit zijn omzet. Soms pakt hij hier wat van af om wat te kopen en soms vult hij dat weer aan. Een deel van het geld zou afkomstig zijn van [naam 2] die contante betalingen heeft gedaan in verband met een aan hem door verdachte verstrekte lening. Met betrekking tot de horloges heeft hij verklaard dat een vriend van hem geldproblemen had en dat hij daarom deze horloges van hem heeft gekocht voor de helft van de daadwerkelijke waarde.
Met betrekking tot het bedrag van € 8.000,00 is de rechtbank van oordeel dat verdachte een voldoende concrete en verifieerbare verklaring heeft gegeven die is onderbouwd door middel van een brief van [naam 1] welke brief door de verdediging is overgelegd. Hoewel verdachte over de aard van het genoemde bedrag van € 8.000,00 niet heel consistent heeft verklaard, heeft het Openbaar Ministerie wel de gelegenheid gehad om [naam 1] hieromtrent te bevragen. Echter, nu een nader onderzoek naar de verklaring van de verdachte op dit punt door het Openbaar Ministerie achterwege is gebleven, kan niet worden geoordeeld dat het niet anders kan zijn dan dat ten laste gelegde voorwerp (te weten een bedrag van € 8.000,00) uit enig misdrijf afkomstig is. Dit betekent dat verdachte in zoverre moet worden vrijgesproken.
De rechtbank is van oordeel dat voor zover het betreft de overige bedragen, door verdachte een onvoldoende concrete en verifieerbare verklaring is afgelegd. De herkomst van die bedragen blijft vaag. Zowel bij de politie als ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij al het geld op één hoop gooit en niet (meer) weet waar wat van afkomstig is. Hieruit concludeert de rechtbank dat sprake is van een vermenging van gelden.
Verdachte heeft wel enigszins aannemelijk gemaakt dat hij handelt in het buitenland in diverse landen, in verschillende functies en met betrekking tot verschillende producten. Zo is onder meer een stuk overgelegd uit Angola, te weten een brief van [naam 3] van bedrijf [naam 4] , waarin staat dat zal worden gehandeld in waardevolle metalen en handelsgoederen en een stuk van [naam 5] uit Marokko waarin is aangegeven dat verdachte één van de commercieel medewerkers is en commissie heeft op de Nederlandse markt. Ook heeft verdachte foto’s overgelegd van producten waarin hij handelde.
Verdere concrete informatie heeft verdachte niet kunnen of willen geven. Zo heeft verdachte ter zitting geen begin van informatie kunnen geven over wanneer hij voor welk bedrijf werkzaamheden heeft verricht en over de vraag welke bedragen hij wanneer en voor wat heeft ontvangen en uitgegeven. Contactpersonen bij bedrijven heeft hij niet genoemd. Onduidelijk is wat de rol van verdachte is geweest bij zijn buitenlandse handel. Ter zitting is weliswaar door verdachte verklaard dat hij zelf in de jungle is geweest maar wat dat verder concreet heeft ingehouden, is onduidelijk gebleven. Daarnaast heeft verdachte verklaard dat een en ander veelal contant is gegaan en dat hij nagenoeg geen administratie heeft bijgehouden, dan wel dat bepaalde stukken bij een auto-inbraak verloren zijn gegaan. De rechtbank is van oordeel dat op basis van de vage informatie die door verdachte is verstrekt, nader onderzoek door het Openbaar Ministerie niet mogelijk is. De rechtbank is van oordeel dat onder de gegeven omstandigheden van het Openbaar Ministerie niet verwacht mag wordt dat zij bij allerlei bedrijven in verschillende landen onderzoek gaat doen.
Met betrekking tot de 3 Rolex horloges overweegt de rechtbank dat verdachte weliswaar een verklaring heeft afgelegd, inhoudende dat hij deze heeft gekocht van een vriend die hij uiteindelijk ter zitting ook bij naam heeft genoemd, maar onduidelijk is gebleven met welk geld verdachte die horloges van die vriend heeft gekocht. Verdachte heeft enkel verklaard dat hij al zijn geld op één hoop gooide.
Ter onderbouwing van de stelling dat een deel van het geld afkomstig is uit de aflossingen van een door verdachte verstrekte lening is nog een brief overgelegd van [naam 2] van [naam 6] d.d. 19 september 2021. In deze brief geeft [naam 2] aan dat hij een schuld heeft bij verdachte van € 90.000,00 welke hij aflost in maandelijkse termijnen. Het gaat daarbij om bedragen tussen € 1.500,00 en € 2.500,00.
Met betrekking tot deze schuld heeft verdachte ter zitting verklaard dat hij vanaf een rekening bij de [naam bank] geld heeft gestort om [naam 2] diamanten te laten kopen. Echter, omdat [naam 2] zijn werk niet heeft gedaan, moet [naam 2] het bedrag van € 90.000,00 terug betalen aan verdachte.
Verklaard is verder dat hij niet precies weet hoeveel er door [naam 2] inmiddels is terugbetaald, maar verdachte denkt dat het ongeveer € 60.000,00 is. Verdachte houdt dit echter niet bij op papier. De aflossing vindt plaats in contanten en er is geen sprake van een vast bedrag per keer. Met deze aflossingen zou [naam 2] in 2017 of in 2018 zijn begonnen. Rente wordt door [naam 2] niet betaald volgens verdachte.
Ter onderbouwing van zijn stelling is door de verdediging een document overgelegd, inhoudende een afschrift van “ [naam bank] ”, te weten een “buitenland opdracht” waarin onder meer is opgenomen: muntsoort: Amerikaanse Dollar, bedrag 90.000 van betaalrekening van [naam 7] met als begunstigde [naam 8] , [adres 3] d.d. 26 mei 2017. Op dit afschrift is met pen geschreven “ [naam 9]
Blijkens een zich in het dossier bevindend overzicht van ING-rekening [rekeningnummer] (bladzijde 159 van het einddossier) is op 29 mei 2017 een bedrag afgeschreven van € 80.964,38 waarbij als omschrijving is opgenomen:
[id-nummer] ".
Verdachte heeft eerder een bedrag van € 90.000,00 genoemd terwijl het door hem overgelegde document uitgaat van $ 90.000,00. Ook in de hiervoor aangehaalde brief van [naam 2] wordt gesproken over euro’s, niet over Amerikaanse dollars. Daarbij komt dat het bedrag niet is gericht aan [naam 2] maar aan [naam 8] . De rechtbank vermag niet in te zien dat het bedrag van $ 90.000,00 ziet op een betaling aan [naam 2] . Die link is niet te maken. Daarbij komt dat [naam 2] in België verblijft. Hoe [naam 2] vervolgens aan geld van [naam 8] uit Freetown komt is op geen enkele wijze gebleken.
Hoeveel van het onder verdachte aangetroffen bedrag afkomstig is van [naam 2] , is evenmin duidelijk. Door de vermenging van gelden, die door verdachte zelf veroorzaakt is, is onbekend of en zo ja, hoeveel door [naam 2] zou zijn afgelost.
Een verdere onderbouwing over de herkomst heeft verdachte niet gegeven. Als reden voor het ontbreken daarvan heeft hij verklaard dat zijn boekhouding/administratie is weggenomen bij een auto-inbraak. Verder is aangegeven dat in Afrika niet veel op papier wordt gezet en dat er veel met contant geld gehandeld wordt.
De rechtbank merkt hieromtrent op dat het opvallend is dat verdachte 4 jaar na de auto-inbraak nog steeds geen schriftelijke stukken kan overleggen. Ter zitting heeft hij desgevraagd zelfs aangegeven dat hij met betrekking tot zijn handel niets schriftelijk bijhoudt.
Alles in samenhang en onderling verband bezien, in het bijzonder gezien de tegenstrijdigheden en onduidelijkheden in de verklaringen van verdachte, en in het ontbreken van een administratie, is de rechtbank van oordeel dat verdachte, met uitzondering van de hiervoor aangehaalde € 8.000,00, een onvoldoende concrete en/of verifieerbare verklaring heeft gegeven voor de legale herkomst van de aangetroffen contante geldbedragen en horloges.
De rechtbank concludeert dat het niet anders kan dan dat de geldbedragen en horloges van misdrijf afkomstig zijn en dat verdachte dit wist.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat, met uitzondering van het hiervoor aangehaalde bedrag van € 8.000,00 wettig en overtuigend bewezen verklaard kan worden dat verdachte geldbedragen en horloges heeft witgewassen.
4.3.3
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
op 19 oktober 2020 te Breda een wapen en munitie en een patroonmagazijn van categorie III sub 1, van de Wet wapens en munitie, te weten: een pistool (merk: Steyr, type: M9 kaliber 9 mm) en munitie, zijnde 15 kogelpatronen (diverse merken, w.o Sellier en Bellot alsmede Winchester, kaliber 9 mm) en een patroonmagazijn (merk onbekend, kaliber 9 mm) voorhanden heeft gehad;
3
op 19 oktober 2020, te Breda, (in een personenauto en/of in een woning aan de [adres 2] aldaar) meerdere voorwerpen, te weten: meerdere geldbedragen en drie Rolex horloges, zijnde:
- een bedrag van 3510 eu, en
- een bedrag van 230 eu, en
- een bedrag van 11.420 eu, en
- een bedrag van 830 eu, en
- een bedrag van 7840 eu, en
- een Rolex horloge, type: Skydweller, en
- een Rolex horloge, type: Daydate, en
- een Rolex horloge, type: Daytona
voorhanden heeft gehad heeft terwijl hij wist dat die voorwerpen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig (eigen) misdrijf.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

5.1
De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
5.2
De strafbaarheid van verdachte
Ten aanzien van feit 1 heeft verdachte een beroep gedaan op psychische overmacht. Hij heeft het wapen en de munitie aangeschaft nadat een al langer lopend conflict uit de hand liep. Verdacht heeft getracht zichzelf en zijn geliefden te beschermen, toen de politie niet heeft ingegrepen.
De rechtbank verwerpt dit verweer nu niet gebleken is van een van buiten komende drang waaraan de verdachte redelijkerwijze geen weerstand kon en ook niet behoefde te bieden. Uit de door verdachte overgelegde stukken volgt weliswaar dat er sprake was van een bedreiging en dat verdachte hierover ook contact heeft gehad met de politie, maar hieruit volgt niet dat de politie nalatig is geweest. Als de politie niet daadkrachtig genoeg zou hebben opgetreden, dan had verdachte dit bij de politie moeten aankaarten. Dit vormt in ieder geval geen rechtvaardiging om een wapen aan te schaffen en voorhanden te hebben. Dat de aanschaf van een wapen de enige manier was om zijn geliefden te beschermen verwerpt de rechtbank dan ook. Verdachte heeft er bovendien zelf voor gekozen om het wapen met de patroonhouder en de munitie aan te schaffen. Van psychische overmacht is dan ook geen sprake.
Gelet hierop is verdachte strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 8 maanden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht rekening te houden met de omstandigheid dat verdachte kostwinner is en dat bij het moeten uitzitten van een gevangenisstraf zijn vriendin en kind het appartement zullen kwijtraken omdat dan zijn inkomsten komen weg te vallen. Daarnaast is aangevoerd dat de persoonlijke omstandigheden van verdachte een afwijking rechtvaardigen van de LOVS oriëntatiepunten voor straftoemeting en dat kan worden volstaan met het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie. Daarnaast heeft hij grote geldbedragen en dure horloges witgewassen. Door grote geldbedragen en dure horloges wit te wassen heeft verdachte eraan meegewerkt dat opbrengsten van misdrijven aan het zicht van justitie worden onttrokken. Het witwassen van criminele gelden vormt een ernstige bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. De rechtbank is daarom van oordeel dat sprake is van een ernstig feit.
Voor het witwassen van een dergelijk groot geldbedrag geldt als oriëntatiepunt van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 2 tot 5 maanden. Voor het bezit van een wapen zoals verdachte voorhanden heeft gehad wordt uitgegaan van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden. De rechtbank hanteert dit als uitgangspunt.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de ernst van de feiten, een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden noodzakelijk is. De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van verdachte geen reden een lagere of andersoortige straf op te leggen. Een taakstraf, gecombineerd met een voorwaardelijke gevangenisstraf zoals de verdediging heeft bepleit, acht de rechtbank niet passend
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

7.Het beslag

7.1
De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen geld, te weten een bedrag van € 8.000,00 aan verdachte, aangezien dit bedrag niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag is genomen.
7.2
De verbeurdverklaring
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen geldbedragen en horloges zijn vatbaar voor verbeurdverklaring. Gebleken is dat feit 3 is begaan met betrekking tot deze geldbedragen en voorwerpen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 57, 420bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder 2 tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, terwijl het feit is begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, terwijl het feit is begaan met betrekking tot munitie van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, terwijl het feit is begaan met betrekking tot een hulpstuk;
feit 3:witwassen;
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 8 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
-
gelast de teruggave aan verdachtevan het inbeslaggenomen geldbedrag van
€ 8.000,00(gedeelte van beslagnummer G2258092);
-
verklaart verbeurdde overige inbeslaggenomen geldbedragen, te weten:
€ 3.510,00(beslagnummer G2258088),
€ 230,00(gedeelte van beslagnummer G2258092),
€ 7.840,00(beslagnummer G225848),
€ 11.420,00(beslagnummer G2258240) en
€ 830,00(beslagnummer G2258249);
- verklaart verbeurd de inbeslaggenomen horloges, te weten: Rolex Skydweller (beslagnummer: G2258247), Rolex Daydate (beslagnummer G2267257) en Rolex Daytona (beslagnummer G2267258).
Voorlopige hechtenis
-
heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op;
Dit vonnis is gewezen door mr. E.G.F. Vliegenberg, voorzitter, mr. D. van Kralingen en mr. A. Hello, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.A.C.M. Roebroeks, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 9 augustus 2022.
Mr. Hello en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.