ECLI:NL:RBZWB:2022:4459

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 augustus 2022
Publicatiedatum
4 augustus 2022
Zaaknummer
02-258005-21
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens overtreden van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 na verkeersongeval met letsel

Op 4 augustus 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 6 augustus 2021 een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, als bestuurder van een auto, reed met een snelheid van ongeveer 117 km/uur op de Oude Dijk te Ossendrecht, waar de maximumsnelheid 60 km/uur was. Door zijn hoge snelheid en onvoldoende remmen bij het naderen van een scherpe bocht, botste hij frontaal tegen een vangrail. Zowel de verdachte als zijn passagier raakten gewond, waarbij de passagier een scheur in het borstbeen en gekneusde lichaamsdelen opliep. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig had gereden en dat zijn rijgedrag de oorzaak was van het ongeval, wat hem schuldig maakte aan een overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.

De rechtbank achtte de tenlastelegging wettig en overtuigend bewezen, ondanks de verklaring van de verdachte dat zijn remmen mogelijk niet goed functioneerden. Technisch onderzoek toonde aan dat het remsysteem naar behoren werkte. De rechtbank legde de verdachte een geldboete op van € 1.000,- en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van vier maanden op, conform de eis van de officier van justitie. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 23 en 24c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en twee rechters aanwezig waren, en is openbaar uitgesproken op 4 augustus 2022.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/258005-21
vonnis van de meervoudige kamer van 4 augustus 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1995 te [geboorteplaats]
wonende te [adres]

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 21 juli 2022. Tegen verdachte is verstek verleend. De officier van justitie, mr. drs. Van Aalst, heeft haar standpunt kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt waardoor zijn passagier [naam] (zwaar) lichamelijk letsel heeft opgelopen. Als dat niet kan worden bewezen, wordt verdachte verweten dat hij door zijn rijgedrag gevaar op de weg heeft veroorzaakt.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan en baseert zich daarbij op de bewijsmiddelen in het dossier.
4.2
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3
De bewijsoverwegingen
Vaststaat dat verdachte op 6 augustus 2021, als bestuurder van een auto, met [naam] als passagier naast zich, op de Oude Dijk te Ossendrecht reed en met de auto frontaal tegen de vangrail is aangereden. Zowel verdachte als zijn passagier zijn gewond geraakt. [naam] had na het ongeluk een scheur in het borstbeen, een gekneusde nek en gekneusde ruggenwervels. Op de Oude Dijk geldt een maximumsnelheid van 60 km/uur.
Verdachte heeft verklaard dat hij hooguit 70 km/uur reed. Gelet op de berekeningen in het forensisch onderzoek stelt de rechtbank echter vast dat verdachte minstens 117 km/uur heeft gereden. De rechtbank heeft geen reden aan de berekeningen van dit onderzoek te twijfelen. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat dit een excessieve overschrijding is van de maximum snelheid.
Verdachte heeft ook verklaard dat de remmen mogelijk niet naar behoren werkten, omdat hij wel heeft geremd, maar het voertuig desondanks onvoldoende vaart minderde. Uit het technisch onderzoek is evenwel gebleken dat het remsysteem voorafgaand aan en tijdens het verkeersongeval naar behoren heeft gefunctioneerd. Er was bovendien – in lijn met deze bevindingen – een duidelijke remweg zichtbaar op de weg. De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat verdachte weliswaar (flink) heeft geremd, maar dat zijn snelheid zodanig hoog was, dat deze niet meer tijdig aan de scherpe bocht kon worden aangepast. Verdachte was ter plaatse bekend en wist dus dat er een T-splitsing met een scherpe bocht aankwam. Dat hij desondanks met deze zeer hoge snelheid heeft gereden en deze niet eerder heeft aangepast, maakt dat de rechtbank bewezen acht dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gereden en schuld heeft aan het ongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW). Het letsel van [naam] is, gelet op hetgeen in het dossier zit, niet te kwalificeren als zwaar lichamelijk letsel. Wel staat vast dat sprake is geweest van een tijdelijke verhindering van haar normale bezigheden. De rechtbank acht het primair tenlastegelegde feit bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 6 augustus 2021 te Ossendrecht, gemeente Woensdrecht, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Oude Dijk, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, immers heeft hij, verdachte, aanmerkelijk onvoorzichtig,
- met een hogere snelheid dan de aldaar voor personenauto’s toegestane maximum
snelheid van 60 kilometer per uur gereden (te weten ongeveer rond 117 km per uur),
en
- onvoldoende zijn snelheid geminderd bij het naderen van een t-splitsing en
(scherpe) bocht, waardoor hij, verdachte, met de door hem bestuurde motorrijtuig (personenauto) tegen een vangrail is aangereden,
waardoor een ander te weten [naam] (zijnde de passagier van die personenauto) zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, te weten een scheur in de borstbeen en een gekneusde nek en gekneusde ruggenwervels,
zulks terwijl het feit (mede) is veroorzaakt doordat hij de bij de wet vastgestelde
maximumsnelheid in ernstige mate heeft overschreden.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een geldboete van € 1.000,- en daarnaast een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van vier maanden.
6.2
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het overtreden van artikel 6 WVW. Hij heeft bijna twee keer zo hard gereden als toegestaan was en is vervolgens frontaal tegen de vangrail gereden. Verdachte heeft een ongeluk veroorzaakt waarbij zijn vriendin, maar ook hijzelf lichamelijk letsel heeft opgelopen. Verdachte is met zijn hoofd tegen de voorruit geklapt omdat hij geen gordel droeg en is onder andere 12 tanden verloren. Zijn vriendin had een scheur in het borstbeen en gekneusde lichaamsdelen. De door verdachte geleende auto was total loss. De rechtbank rekent dit alles verdachte aan.
Volgens de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) staan op dergelijke strafbare feiten geldboetes en onvoorwaardelijke rijontzeggingen. De eis van de officier van justitie past bij hetgeen volgens de oriëntatiepunten kan worden opgelegd en de rechtbank ziet geen reden om hiervan af te wijken.
De rechtbank legt, conform de eis van de officier van justitie, een geldboete op van € 1.000,- en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van vier maanden.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 23 en 24c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994 zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
betaling van een geldboete van € 1.000,=;
- beveelt dat bij niet betaling van de geldboete,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
20 dagen;
- veroordeelt verdachte tot
een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van 4 (vier) maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.W.M. Speekenbrink, voorzitter, mr. C.H.W.M. Sterk en mr. A.B. Scheltema Beduin, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G.PA.J. Joosen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 4 augustus 2022.
Mr. Scheltema Beduin en mr. Sterk zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.