ECLI:NL:RBZWB:2022:4438
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de beëindiging van een WIA-uitkering en de mate van arbeidsongeschiktheid
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 augustus 2022, wordt het beroep van eiser tegen de beëindiging van zijn WIA-uitkering beoordeeld. Eiser had een WIA-uitkering die door het UWV was stopgezet per 1 juni 2021, omdat hij volgens het UWV voor 28,54% arbeidsongeschikt was. Eiser had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het UWV verklaarde dit bezwaar ongegrond. De rechtbank heeft het beroep op 22 juni 2022 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van het UWV.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV de mate van arbeidsongeschiktheid correct heeft vastgesteld op basis van medische rapporten van verzekeringsartsen. Eiser had verschillende gezondheidsklachten, waaronder chronische rugklachten en psychische klachten, maar de rechtbank oordeelde dat de verzekeringsartsen zorgvuldig te werk waren gegaan en dat de FML (Functionele Mogelijkheden Lijst) van 19 oktober 2021 de beperkingen van eiser adequaat weergaf. Eiser had aangevoerd dat hij meer beperkt was dan in de FML was vastgesteld, maar de rechtbank vond geen aanleiding om aan de conclusies van de verzekeringsartsen te twijfelen.
De rechtbank concludeert dat het UWV terecht de WIA-uitkering heeft beëindigd, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid onder de vereiste 35% lag. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en hij krijgt geen proceskostenvergoeding of griffierecht terugbetaald. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en kan door partijen worden aangevochten bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending.