ECLI:NL:RBZWB:2022:4425

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 juli 2022
Publicatiedatum
3 augustus 2022
Zaaknummer
02-176152-21
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging met vuurwapen en voorhanden hebben van een vuurwapen in Middelburg

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, stond de verdachte terecht voor bedreiging met een vuurwapen en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De feiten vonden plaats op 2 juli 2021 in Middelburg, waar de verdachte een vuurwapen op een slachtoffer richtte en hem bedreigde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was, wat invloed had op de strafoplegging. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 240 dagen geëist, waarvan 137 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 120 uren. De rechtbank volgde deze eis gedeeltelijk, maar legde ook bijzondere voorwaarden op, waaronder meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld en dat zijn persoonlijke omstandigheden, waaronder een alcoholverslaving en psychische problematiek, in aanmerking moesten worden genomen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het medeplegen van de bedreiging, maar achtte de bedreiging en het voorhanden hebben van een vuurwapen wel bewezen. De uitspraak werd gedaan op 30 juni 2022.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02-176152-21
vonnis van de meervoudige kamer van 30 juni 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1968 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres verdachte]
raadsvrouw: mr. N. Wouters, advocaat te Middelburg.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 16 juni 2022, waarbij de officier van justitie mr. K. Pieters en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
1) op 2 juli 2021 samen met een ander [slachtoffer] heeft bedreigd door op korte afstand een vuurwapen op zijn lichaam te richten en te zeggen "Bel de politie, ik ben gek";
2) op 2 juli 2021 een vuurwapen voorhanden heeft gehad.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten en baseert zich daarbij op de aangifte, de getuigenverklaringen en het proces-verbaal van bevindingen van de politie waaruit blijkt dat het ging om een wapen dat valt onder categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie. De officier van justitie verzoekt verdachte ten aanzien van feit 1 vrij te spreken van het tenlastegelegde onderdeel medeplegen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Ten aanzien van feit 1 en het tenlastegelegde medeplegen overweegt de rechtbank dat uit de bewijsmiddelen niet volgt dat er tussen verdachte en een of meer anderen sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking. Medeplegen kan daarom niet wettig en overtuigend worden bewezen. Verdachte zal van dat deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
op 2 juli 2021 te Middelburg, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door op korte afstand een (shotgun)geweer op (het lichaam van) die [slachtoffer] te richten waarbij hij die [slachtoffer] de volgende woorden toevoegde “Bel de politie, ik ben gek”;
2
op 2 juli 2021 te Middelburg, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een enkelloops hagelgeweer, van het merk Winchester, kaliber 12 (met wapennummer L1586636) zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, voorhanden heeft gehad.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van
240 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 137 dagen voorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaren, met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd in het rapport van 11 mei 2022. De officier van justitie heeft in zijn eis rekening gehouden met de conclusie van het psychologisch onderzoek door deskundige [deskundige] van 20 januari 2022, waarin wordt geadviseerd verdachte het tenlastegelegde in verminderde mate toe te rekenen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging kan zich vinden in de eis van de officier van justitie. Verdachte is bereid zich aan de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden te houden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De rechtbank overweegt daartoe in het bijzonder als volgt.
Verdachte is in de vroege avond van een warme, drukke zomerdag met een groot hagelloopgeweer [restaurant] in Middelburg binnengelopen. Het slachtoffer, dat net naar buiten wilde, werd door verdachte tegengehouden en verdachte richtte het wapen op hem. Verdachte riep daarbij dat hij gek was. Het slachtoffer vreesde dat hij zou worden neergeschoten en had het gevoel dat zijn leven in de handen van verdachte lag. Naast de impact op het slachtoffer kan worden aangenomen dat de handelwijze van verdachte ook een behoorlijke impact heeft gehad op de omstanders die getuige waren van het voorval en dat hun gevoel van veiligheid in publieke ruimtes flink is aangetast.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
De rechtbank heeft daarnaast acht geslagen op het psychologisch onderzoek door
deskundige [deskundige] van 20 januari 2022. Hieruit blijkt dat bij verdachte sprake is van een langdurige alcoholverslaving en persoonlijkheidsproblematiek in de vorm van een persoonlijkheidsstoornis met antisociale en vermijdende trekken. De psycholoog concludeert dat deze problematiek een zodanige rol heeft gespeeld bij de totstandkoming van de bewezenverklaarde feiten dat zij adviseert de feiten in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de bevindingen en de conclusie van de psycholoog op dit punt te twijfelen en neemt het advies over. De psycholoog heeft ten aanzien van het recidivegevaar naar voren gebracht dat sprake is van een matig recidiverisico ten aanzien van geweldsdelicten en dat dit kan worden ingeperkt door passende hulpverlening.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van de reclasseringsrapportage van 11 mei 2022, waaruit sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte een opwaartse lijn blijkt. Verdachte heeft werk, toont een bereidwillige houding ten opzichte van het reclasseringstoezicht en de in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis opgelegde voorwaarden, waaronder een alcoholverbod, en is sindsdien abstinent van alcohol. De reclassering adviseert de bijzondere voorwaarden verbonden aan de schorsing van de voorlopige hechtenis door te laten lopen in het kader van een (deels) voorwaardelijke straf. Het risico op recidive en het onttrekken aan voorwaarden wordt ingeschat als laag.
Verdachte heeft 103 dagen in voorlopige hechtenis verbleven, waarna de voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van 13 oktober 2021 is geschorst.
Alles afwegend, is de rechtbank van oordeel dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf passend en geboden is. Gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de positieve ontwikkeling daarin is de rechtbank van oordeel dat er geen belang wordt gediend als verdachte terug zou moeten naar de gevangenis. De rechtbank zal daarom een gevangenisstraf opleggen conform de eis, die inhoudt dat het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de tijd die verdachte al in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Gelet op het recidivegevaar is een voorwaardelijk strafdeel tegelijk een stok achter de deur die moet voorkomen dat verdachte opnieuw strafbare feiten pleegt, en een mogelijkheid om bijzondere voorwaarden te stellen die het recidivegevaar kunnen verminderen. Gelet op de positieve ontwikkeling van verdachte na de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis is de voortzetting van de in dat kader opgelegde bijzondere voorwaarden noodzakelijk om het recidivegevaar te beperken. De rechtbank zal daarbij bepalen dat de reclassering in afstemming met de ambulante behandelaars maximaal één keer een indicatiestelling kan aanvragen voor een kortdurende klinische opname.
De enkele oplegging van deze straf, zoals door de officier van justitie is gevorderd, doet naar het oordeel van de rechtbank echter onvoldoende recht aan de feiten en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd. De rechtbank ziet in de aard en de ernst van de feiten en de omstandigheid dat deze zijn gepleegd in een publieke ruimte, aanleiding om naast een gevangenisstraf, ook een taakstraf aan verdachte op te leggen.
Verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 240 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 137 dagen voorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaren, met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd, en een taakstraf van
120 uren.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 2: handelen in strijd met artikel 26, lid 1 van de Wet wapens en munitie, strafbaar gesteld in artikel 55, lid 1 van de Wet wapens en munitie, terwijl het feit is begaan met betrekking tot een wapen van categorie III;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 240 (tweehonderdveertig) dagen, waarvan 137 (honderdzevenendertig) dagen voorwaardelijk met een proeftijd van2 (twee) jaar;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat:
* verdachte zich binnen 3 dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Emergis verslavingsreclassering op het adres Vrijlandstraat 33E, 4337 EA te Middelburg. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* verdachte zich ambulant laat behandelen door Forensisch Zorg Zeeland van Emergis of een soortgelijke zorgverlener. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de behandelaars nodig vinden. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Bij aanleiding die zich kan voordoen, bijvoorbeeld terugval in middelengebruik, overmatig middelengebruik of ernstige zorgen over het psychiatrische toestandsbeeld ontstaat een grote kans op risicovolle situaties. Dan kan de reclassering in afstemming met de ambulante behandelaars maximaal één keer een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, laat verdachte zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
* verdachte geen drugs en/of alcohol zal gebruiken en ten behoeve van de naleving van dit verbod zal meewerken aan urineonderzoek en/of ademonderzoek (blaastest), zolang en zo vaak als de reclassering dit noodzakelijk acht. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen wordt gecontroleerd;
- geeft de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 120 (honderdtwintig) uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 60 (zestig) dagen;
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.E. Goedegebuur, voorzitter, mr. M. van de Wetering en
mr. M.J. Schouw, rechters, in tegenwoordigheid van H.M. de Punder-van Dijk, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 30 juni 2022.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.