ECLI:NL:RBZWB:2022:4422

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 juli 2022
Publicatiedatum
3 augustus 2022
Zaaknummer
399818/HA RK 22-152
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
  • M. Willemsen
  • J. van Kralingen
  • M. de Roos
  • M. Kok
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in civiele zaak met betrekking tot zorgmachtiging

Op 28 juli 2022 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een verzoek tot wraking van rechter M. Willemsen afgewezen. Het wrakingsverzoek was ingediend door de gemachtigde van verzoeker, mr. J.J. van ’t Hoff, in het kader van een civiele procedure waarin Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) een machtiging vroeg voor de duur van zes maanden op basis van de Wet zorg en dwang. De gemachtigde voerde aan dat er sprake was van schijn van partijdigheid, omdat de rechter eerder op 9 november 2021 een uitspraak had gedaan in een vergelijkbare zaak van verzoeker. De rechter betwistte deze claim en stelde dat de eerdere uitspraak geen reden was om aan zijn onpartijdigheid te twijfelen. De wrakingskamer oordeelde dat de enkele omstandigheid dat de rechter eerder betrokken was bij een zaak niet voldoende was om partijdigheid aan te nemen, tenzij er bijkomende omstandigheden zijn die dit rechtvaardigen. De wrakingskamer concludeerde dat er geen dergelijke omstandigheden aanwezig waren en dat de vrees voor partijdigheid niet objectief gerechtvaardigd was. Daarom werd het wrakingsverzoek afgewezen en werd bepaald dat de behandeling van de hoofdzaak voortgezet zou worden in de stand waarin deze zich bevond voor de indiening van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Wrakingskamer
Locatie Breda
zaaknummer 399818/HA RK 22-152
beslissing van 28 juli 2022 inzake het wrakingsverzoek ex artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) van:
[naam verzoeker] ,wonende te [woonplaats] ,
verder te noemen: verzoeker,
gemachtigde: mr. J.J. van ’t Hoff, advocaat te Tilburg,
verder ook te noemen: gemachtigde.

1.Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt onder meer uit:
  • de processtukken zoals opgenomen in het procesdossier met zaaknummer C/02/399325 FA RK 22/3021;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling gehouden op 25 juli 2022 in bovengenoemde zaak, waarin opgenomen het tijdens die mondelinge behandeling namens verzoeker gedane wrakingsverzoek, gericht tegen mr.
Willemsen, rechter in deze rechtbank;
- de mondelinge behandeling van het verzoek door de wrakingskamer op 28 juli 2022, waarbij door de griffier aantekeningen zijn gemaakt. Tijdens de mondelinge behandeling zijn de gemachtigde van verzoeker, de gewraakte rechter en [naam casemanager] , casemanager dementie verschenen.

2.Het verzoek

Het verzoek strekt tot wraking van mr. Willemsen, hierna te noemen de rechter, die belast is met de behandeling van de zaak met kenmerk C/02/399325 / FA RK 22/3021.
De rechter berust niet in het wrakingsverzoek.

3.De feiten

In de hoofdzaak gaat het om een door Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediend verzoek tot het verlenen van een machtiging voor de duur van zes maanden als bedoeld in artikel 24 e.v. van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van verzoeker.

4.De gronden van het wrakingsverzoek

Door gemachtigde is, kort weergegeven, aangevoerd dat de schijn van partijdigheid of objectief gerechtvaardigde vrees van vooringenomenheid van de rechter bestaat door het navolgende.
Gemachtigde voert aan dat de rechter reeds eerder, namelijk op 9 november 2021, uitspraak heeft gedaan in een zaak van verzoeker met dezelfde rechtsvraag. Gemachtigde voert aan dat daarom de partijdigheid in het geding is. Een rechter mag optreden, maar niet wanneer het om hetzelfde rechtsgeschil gaat. In dit geval is geen sprake van een gewijzigd feitencomplex. Verzoeker lijdt nog steeds aan alzheimer. Daardoor is te voorspellen wat de beslissing van de rechter zal gaan worden en wordt de rechter vermoed niet onpartijdig te zijn.

5.De reactie van de rechter

De rechter heeft aangevoerd:
  • dat het vaste rechtspraak is dat het uitgangspunt dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn niet wordt aangetast enkel door het feit dat dezelfde rechter eerder uitspraak heeft gedaan in een (andere) zaak dan wel dat de rechter eerder “bemoeienis” met een partij heeft gehad;
  • dat het wrakingsverzoek wellicht is ingegeven door de gedachte van vrees voor precedentwerking van de op 9 november 2021 in een andere zaak met dezelfde verzoeker gegeven beschikking. Echter ziet het verzoek dat thans voorligt bij de rechter op nieuwe feiten en omstandigheden;
  • dat de uitsluitende eerdere bemoeienis met verzoeker daarom geen reden is die gerechtvaardigd doet vrezen dat de rechter partijdig is. Die precedentwerking vloeit immers voor uit de consistente en samenhangende toepassing van het recht.

6.De beoordeling

6.1.
Op grond van artikel 36 Rv kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
6.2.
De wrakingskamer stelt het volgende voorop. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van een rechter geldt het uitgangspunt, dat een rechter op grond van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn. Een uitzonderlijke omstandigheid kan een zwaarwegende aanwijzing opleveren dat een rechter ten aanzien van een procespartij een vooringenomenheid koestert, of dat een bij een partij bestaande vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is.
6.3.
De wrakingskamer moet daarom onderzoeken of de door gemachtigde aangevoerde specifieke feiten en omstandigheden een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens hem een vooringenomenheid koestert of dat de door gemachtigde geuite vrees daarvoor – objectief – gerechtvaardigd is.
6.4.
Als uitgangspunt geldt, zoals door beide partijen al toegelicht, dat de enkele omstandigheid dat een rechter al eerder bemoeienis heeft gehad met een zaak, onvoldoende is om partijdigheid aan te nemen, maar bijkomende omstandigheden kunnen dit anders maken (HR 15 februari 2002, LJN AD4004 en EHRM 24 mei 1989, NJ 1990, 627). Een voorbeeld van dergelijke bijkomende omstandigheden is wanneer een rechter zich in de eerdere zaak al heeft uitgesproken over (aspecten van) het geschil die weinig of niets verschillen van (de aspecten van) het geschil in de volgende zaak.
6.5.
De wrakingskamer is van oordeel dat er in dit geval, zoals ook door de rechter is aangevoerd, geen sprake is van dergelijke bijkomende omstandigheden. Weliswaar ligt nu eenzelfde verzoek voor als het verzoek waarover op 9 november 2021 een beschikking is gegeven door de rechter. Er zijn echter geen bijzondere omstandigheden die rechtvaardigen dat wordt afgeweken van de regel dat een rechter die eerder een soortgelijk of zelfde verzoek heeft behandeld van een bepaald persoon, deze zaak nogmaals kan behandelen. In dit geval ziet dat niet alleen op het tijdsverloop, namelijk gaat het om twee beslissingen op verschillende tijdstippen, maar ook heeft de wrakingskamer tijdens de mondelinge behandeling van partijen begrepen dat er een verandering is van de omstandigheden.
6.6.
Gelet op het voorgaande kan niet worden geconcludeerd dat de rechter ten aanzien van verzoeker vooringenomen is of dat zijn vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarom is de wrakingskamer van oordeel dat het wrakingsverzoek moet worden afgewezen.

7.De beslissing

De rechtbank:
  • wijst het verzoek tot wraking af;
  • bepaalt dat de behandeling van de zaak met nummer C/02/399325 / FA RK 22/3021 wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de schorsing wegens indiening van het verzoek.
Deze beslissing is gegeven op 28 juli 2022 door mr. Van Kralingen, mr. De Roos en mr. Kok, en op dezelfde dag uitgesproken in tegenwoordigheid van
mr. Rockx, griffier. De beslissing wordt openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De voorzitter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.