Op 28 juli 2022 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een verzoek tot wraking van rechter M. Willemsen afgewezen. Het wrakingsverzoek was ingediend door de gemachtigde van verzoeker, mr. J.J. van ’t Hoff, in het kader van een civiele procedure waarin Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) een machtiging vroeg voor de duur van zes maanden op basis van de Wet zorg en dwang. De gemachtigde voerde aan dat er sprake was van schijn van partijdigheid, omdat de rechter eerder op 9 november 2021 een uitspraak had gedaan in een vergelijkbare zaak van verzoeker. De rechter betwistte deze claim en stelde dat de eerdere uitspraak geen reden was om aan zijn onpartijdigheid te twijfelen. De wrakingskamer oordeelde dat de enkele omstandigheid dat de rechter eerder betrokken was bij een zaak niet voldoende was om partijdigheid aan te nemen, tenzij er bijkomende omstandigheden zijn die dit rechtvaardigen. De wrakingskamer concludeerde dat er geen dergelijke omstandigheden aanwezig waren en dat de vrees voor partijdigheid niet objectief gerechtvaardigd was. Daarom werd het wrakingsverzoek afgewezen en werd bepaald dat de behandeling van de hoofdzaak voortgezet zou worden in de stand waarin deze zich bevond voor de indiening van het wrakingsverzoek.