ECLI:NL:RBZWB:2022:4411

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 augustus 2022
Publicatiedatum
3 augustus 2022
Zaaknummer
AWB- 21_5233
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheidsevaluatie

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiseres tegen de weigering van het UWV om haar een WIA-uitkering toe te kennen. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering per 9 juli 2020, maar het UWV weigerde deze op basis van een vastgestelde arbeidsongeschiktheid van 15,26%. Het UWV had eerder, op 12 februari 2021, besloten om de uitkering niet toe te kennen, en dit besluit werd in een later stadium door het UWV bevestigd na een bezwaarprocedure. De rechtbank heeft het beroep op 22 juni 2022 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van het UWV.

De rechtbank concludeert dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid heeft vastgesteld op 15,26% en dat de WIA-uitkering daarom terecht is geweigerd. De rechtbank heeft de medische rapporten van de verzekeringsartsen van het UWV beoordeeld en vastgesteld dat eiseres beperkingen heeft, maar dat deze niet voldoende zijn om recht te geven op een WIA-uitkering. De rechtbank heeft ook de argumenten van eiseres over de medische beoordeling en de hoorzitting overwogen, maar oordeelt dat het UWV zorgvuldig heeft gehandeld. De rechtbank wijst erop dat eiseres de mogelijkheid heeft om eventuele toegenomen arbeidsongeschiktheid na de datum in geding bij het UWV te melden.

De uitspraak van de rechtbank is openbaar gemaakt op 1 augustus 2022, en het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, en de rechtbank bevestigt dat pas recht op een WIA-uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/5233 WIA

uitspraak van 1 augustus 2022 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaats] , eiseres,

gemachtigde mr. C. van der Ent ,
en
de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de
weigering haar een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) toe te kennen.
Het UWV heeft met het besluit van 12 februari 2021 (primair besluit) geweigerd eiseres een WIA-uitkering per 9 juli 2020 toe te kennen.
Met het bestreden besluit van 22 oktober 2021heeft het UWV het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 22 juni 2022 ter zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, mr. F. Kaloudis als vervanger van haar gemachtigde en mr. R.A. Regragoui als gemachtigde van het UWV.

Beoordeling door de rechtbank

2. Aan het bestreden besluit heeft het UWV ten grondslag gelegd dat eiseres per
9 juli 2020 voor 15,26% arbeidsongeschiktheid is. De rechtbank zal beoordelen of dit juist is aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
Bij deze beoordeling is van belang of eiseres medische beperkingen heeft en
of zij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te
verwerven.
3. De rechtbank is van oordeel dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 9 juli 2020 heeft vastgesteld op 15,26% en daarom terecht de WIA-uitkering heeft geweigerd per die datum. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
3.2
Eiseres is werkzaam geweest als interieurverzorgster, waarna zij van het UWV een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet kreeg toegekend. Vanuit die situatie heeft eiseres zich per 12 juli 2018 ziek gemeld vanwege duizeligheidsklachten, wegrakingsklachten en al langer bestaande rugklachten.
4. Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapporten van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1
De verzekeringsarts heeft eiseres onderzocht op het spreekuur van 22 januari 2021 en het dossier bestudeerd. Hij concludeert dat eiseres beperkingen heeft vanwege haar schouder-, rug- en knieklachten, handklachten en duizeligheid.
De conclusie van de verzekeringsarts is dat eiseres niet voldoet aan de GBM (geen benutbare mogelijkheden) criteria uit het Schattingsbesluit. Getoetst aan de verzekeringsgeneeskundige richtlijn ‘duurbelastbaarheid in arbeid’ is er volgens de verzekeringsarts evenmin een medische reden voor een urenbeperking: geen opname in een AWBZ erkende instelling, dan wel therapie op indicatie van een BIG-geregistreerde (para-) medische beroepsbeoefenaar. Rekening houdend met de schouder-, rug- en kniebeperkingen acht [naam medische beroepsoefenaar] licht fysiek werk per datum einde wachttijd haalbaar.
De verzekeringsarts ziet op 22 januari 2021 geen aanwijzingen voor psychopathologie en/of ernstige persoonlijkheidsproblematiek. Eiseres reageert adequaat en er worden geen bijzonderheden waargenomen t.a.v. aandacht, concentratie en overige cognitieve functies.
De verzekeringsarts b&b benoemt dat uit het dagverhaal blijkt dat geen sprake is van persoonlijk en sociaal disfunctioneren op micro-, meso- en macroniveau.
De beperkingen en de belastbaarheid van eiseres heeft de verzekeringsarts neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 22 januari 2021.
4.2
De verzekeringsarts b&b heeft de beschikbare medische gegevens bestudeerd inclusief het bezwaarschrift en de aanvullende bezwaargronden. Hij heeft bovendien informatie opgevraagd en verkregen van de huisarts van eiseres. Hij is van mening dat de primaire verzekeringsarts de ervaren knieklachten, handklachten en duizeligheidsklachten en de daaruit voortvloeiende belemmeringen voldoende aan de orde heeft gesteld. Er is ook voldoende op de klachten gericht medisch onderzoek verricht en de gestelde beperkingen passen bij de aard en ernst van de onderliggende pathologie en bij de bevindingen van het primaire verzekeringsmedisch onderzoek. Met de FML wordt voorzien in vooral fysiek laag belastend werk, waarbij adequaat rekening is gehouden met de beperkingen.
Eiseres brengt volgens de verzekeringsarts b&b in bezwaar geen concrete gezichtspunten naar voren die aanleiding geven tot meer beperkingen. Zij heeft ook geen nadere medische gegevens overgelegd waaruit blijkt van ernstigere beperkingen.
Verzekeringsarts b&b acht de beperkingen in de FML van 22 januari 2021 dan ook juist vastgesteld en geldend op de datum in geding (7 juli 2020).
4.3
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat er ten onrechte door de verzekeringsarts b&b alleen dossieronderzoek is uitgevoerd en dat door het per ongeluk niet doorgaan van de hoorzitting de uitkomsten van het onderzoek van de verzekeringsarts b&b niet zorgvuldig kunnen worden geacht. Bij de aanvullende beroepsgronden van 9 juni 2022 heeft eiseres nog een psychodiagnostische rapportage van 19 april 2022 van gedragskundige/orthopedagoog [naam gedragsdeskundige/orthopedagoog] aan de gedingstukken toegevoegd. Daaruit blijkt de rechtbank van een vrouw met een laag IQ en een belast verleden (vader alcoholist, fysieke mishandeling, seksueel misbruik door broer) die zich met moeite staande heeft weten te houden door de jaren heen, maar die het nu allemaal te veel wordt.
4.4
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapporten van de verzekeringsartsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiseres gestelde klachten, waaronder zowel de al langer bestaande gewrichtsklachten als de stabiliteitsklachten die eiseres kent. Bij de opstelling van de FML is met het geobjectiveerde deel van de klachten rekening gehouden.
Het niet doorgaan van de hoorzitting was een gevolg van miscommunicatie tussen de gemachtigde van eiseres en eiseres zelf. Het UWV heeft op 17 februari 2022 alsnog een hoorzitting georganiseerd.
Ten aanzien van de psychische klachten van eiseres merkt de rechtbank op dat de verzekeringsarts op 22 januari 2021 geen psychiatrische problematiek heeft waargenomen. In het bezwaarschrift worden geen psychische klachten genoemd, alleen dat sprake is van lage psychische belastbaarheid. De zoon van eiseres heeft op de zitting van 22 juni 2022 aangegeven dat de psychische klachten van eiseres dateren van de laatste anderhalf jaar en dat de familie eerst dacht dat eiseres dement aan het worden was. In het dossier zit informatie van de huisarts van 18 maart 2022. Daar staat voor het eerst iets in over het psychisch welbevinden van eiseres op 17 december 2021, als MEE aangeeft dat sprake is van verwardheid en een vermoeden van zwakbegaafdheid. Daarna volgt op 13 januari 2022 een bezoek aan de poh-ggz. De rapportage over de testen dateert van 19 april 2022.
De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts b&b voldoende heeft weersproken dat eiseres op de datum in geding van 9 juli 2020 beperkingen zou hebben gehad vanwege verminderde cognitieve capaciteiten. Omgevingsfactoren en psychische klachten kunnen een negatieve invloed op de score van de IQ-test gehad hebben. Het resultaat op de IQ-test nu kan dan ook niet worden teruggelegd naar de situatie van datum in geding. Ondanks haar mogelijk lage IQ heeft eiseres bovendien jarenlang normaal kunnen functioneren en werken.
Niet gebleken is dat in de FML van 22 januari 2021 de beperkingen van eiseres zijn onderschat. De beroepsgrond dat eiseres meer beperkt moet worden, slaagt niet. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
Voor zover eiseres meent op een datum na de datum hier in geding toegenomen beperkt te zijn geworden, wijst de rechtbank op de mogelijkheid per die datum die toegenomen arbeidsongeschiktheid bij het UWV te melden, zodat daarnaar onderzoek kan plaatsvinden.
5.1
Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: samensteller kunststof en rubberproducten (Sbc-code 271130), textielproductenmaker (excl. vervaardigen textiel) (Sbc-code 111160) en productiemedewerker industrie (samenstellen van producten) (Sbc-code 111180).
5.2
De rechtbank ziet geen reden te oordelen dat de voor eiseres geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. De rechtbank verwijst naar het rapport van de arbeidsdeskundige van 11 februari 2021
.Daarin is inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiseres de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies.
De hiervoor genoemde functies mochten worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
6. Op basis van de inkomsten die eiseres met de geduide functies kan verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot een mate van arbeidsongeschiktheid van 15,26%. Omdat eiseres tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Dit betekent dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 9 juli 2020 heeft vastgesteld op 15,26%
.
7.
Conclusie
7.1
Omdat pas recht bestaat op een WIA-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de WIA-uitkering terecht geweigerd per 9 juli 2020.
7. 2 Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van R.V. van Vliet, griffier, op 1 augustus 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Bijlage wettelijk kader
In artikel 4, eerste lid, van de WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Volgens artikel 5 van de WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.