ECLI:NL:RBZWB:2022:4403

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 augustus 2022
Publicatiedatum
3 augustus 2022
Zaaknummer
02-101946-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor invoer en bezit van hennep met gevangenisstraf

Op 9 augustus 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 22 april 2022 ruim 14 kilogram hennep heeft ingevoerd. De verdachte, geboren in 1982 en gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Middelburg, werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. Koop-Van Vliet. Tijdens de zitting op 26 juli 2022 hebben de officier van justitie, mr. J.F.M. Kerkhofs, en de verdediging hun standpunten gepresenteerd. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De verdachte had een bekennende verklaring afgelegd, en de rechtbank achtte het feit wettig en overtuigend bewezen op basis van de processen-verbaal van bevindingen en de kennisgeving van inbeslagneming.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 9 maanden geëist, maar de verdediging pleitte voor een lagere straf, rekening houdend met de omstandigheden waaronder het delict was gepleegd. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit en de eerdere veroordelingen van de verdachte in Frankrijk. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 7 maanden, met aftrek van het voorarrest. Tevens werd de teruggave van een in beslag genomen geldbedrag van € 333,- gelast.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-101946-22
vonnis van de meervoudige kamer van 9 augustus 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1982 te [geboorteplaats]
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Middelburg
raadsvrouw mr. Koop-Van Vliet, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 26 juli 2022, waarbij de officier van justitie, mr. J.F.M. Kerkhofs, en de verdediging (waarnemend raadsvrouw mr. Pietsch) hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat
verdachte op 22 april 2022 ruim 14 kilogram hennep heeft ingevoerd dan wel heeft vervoerd of aanwezig heeft gehad.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft gepleegd en baseert zich daarbij op de processen-verbaal van bevindingen, de kennisgeving van inbeslagneming en de bekennende verklaring van verdachte.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft een bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit. Verdachte heeft een bekennende verklaring afgelegd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Aangezien verdachte ten aanzien van het feit een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht de rechtbank dat feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 26 juli 2022;
- het proces-verbaal van bevindingen, pagina 6 van het eindproces-verbaal met dossiernummer PL2000-2022102052 van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 62;
- de kennisgeving van inbeslagneming, pagina 30 van het eindproces-verbaal met dossiernummer PL2000-2022102052 van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 62.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 22 april 2022 te Breda en Raamsdonksveer (gemeente Geertruidenberg), opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht en aanwezig gehad ongeveer 14.020 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek van het voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt de eis van de officier van justitie te matigen en rekening te houden met het feit dat verdachte naar alle verwachting binnen afzienbare tijd nog een forse gevangenisstraf in Franrijk uit zal moeten zitten. Daarnaast werd verdachte bedreigd en voelde hij zich gedwongen het delict te plegen. De verdediging verzoekt aan verdachte een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest op te leggen en eventueel een forse voorwaardelijke gevangenisstraf.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de invoer van ruim 14 kilogram hennep. Door de invoer van drugs wordt de handel in verdovende middelen in stand gehouden en kunnen de uitvoerders van die verdovende middelen mede verantwoordelijk worden gehouden voor de nadelige effecten die door de handel in- en het gebruik van verdovende middelen worden veroorzaakt. De handel in en het gebruik van deze verdovende middelen brengen vele vormen van (zware) criminaliteit met zich mee. Daarbij zijn softdrugs stoffen die bij langdurig gebruik kunnen leiden tot schade aan de gezondheid. Dit is dan ook de reden dat de verstrekking van softdrugs in Nederland aan banden is gelegd. Door de handelwijze van verdachte wordt dit restrictieve beleid doorkruist. Verdachte heeft hieraan een bijdrage geleverd. De rechtbank rekent dit verdachte aan, ook omdat hij kennelijk vanuit financiële motieven heeft gehandeld en zich niet om deze gevolgen heeft bekommerd.
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht en de straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd. Voorts houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met het feit dat verdachte eerder is veroordeeld voor drugssmokkel waarvoor hem in Frankrijk een forse gevangenisstraf is opgelegd. In het voordeel van verdachte houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte direct openheid van zaken heeft gegeven en het feit heeft bekend.
Alles in samenhang bezien is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden recht doet aan de ernst van het feit en ook noodzakelijk is. Dat verdachte nog een straf uit moet zitten, laat onverlet dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan een ernstig feit waarbij niet kan worden volstaan met een straf gelijk aan het voorarrest, al dan niet in combinatie met een voorwaardelijk strafdeel.

7.Het beslag

7.1
De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen geldbedrag aan verdachte, aangezien dit niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag is genomen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder A en C, van de Opiumwet gegeven verbod; .
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 7 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van het inbeslaggenomen geldbedrag, te weten € 333,-.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. van Kralingen, voorzitter, mr. A. Hello en mr. E.G.F. Vliegenberg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.C. Bles, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 9 augustus 2022.
De griffier en de oudste rechter zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.