ECLI:NL:RBZWB:2022:440
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen uitspraak inzake verzoek om inzage persoonsgegevens op grond van de AVG
In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 januari 2022 uitspraak gedaan op het verzet van een opposant tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank. De opposant had beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tholen, met betrekking tot zijn verzoek om inzage in persoonsgegevens op grond van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). Het college had op 17 december 2020 meegedeeld dat het verzoek niet in behandeling werd genomen. De rechtbank verklaarde het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk en het beroep tegen het bestreden besluit gegrond, maar wees de aanvraag van de opposant af.
De opposant heeft vervolgens verzet ingesteld tegen deze uitspraak. Tijdens de behandeling van het verzet heeft de opposant aangevoerd dat de rechtbank had moeten oordelen over de geldigheid van de ingebrekestelling en de verschuldigdheid van dwangsommen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat deze gronden niet relevant zijn voor de beoordeling van het verzet, omdat het verzet enkel gericht was tegen het bestreden besluit van 17 december 2020. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen aanleiding is om anders te oordelen dan in de eerdere uitspraak van 11 mei 2021.
De verzetrechter heeft het verzet ongegrond verklaard, waardoor de eerdere uitspraak in stand blijft. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, en is vastgesteld dat er geen rechtsgeldige ingebrekestelling heeft plaatsgevonden, waardoor er geen dwangsommen zijn verbeurd. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.