4.3Het oordeel van de rechtbank
Vaststaande feiten
Op basis van het procesdossier stelt de rechtbank vast dat op 23 april 2021 in de avond een brand is geweest aan de achterkant van de woning aan de [adres 2] in Helvoirt. Die brand is vervolgens overgeslagen naar de naastliggende woning op [adres 3] , de woning van verdachte. Door de brand zijn beide woningen ernstig beschadigd en (zo bleek ter zitting) inmiddels gesloopt.
In het forensisch onderzoek dat op 24 april 2021 is verricht wordt vermeld dat de plaats met de meeste vuurbelasting werd gevonden ter hoogte van een langwerpige partytent in de achtertuin van [adres 2] bij de erfafscheiding in de vorm van een rode bakstenen muur van 2 meter hoog. Daar bleek de hoogste waarde in het midden van de korte zijde van de tent te liggen (onder de "nok"). Daar werd een grondmonster veiliggesteld (AALX4953NL) onder de bestrating tegen de stenen muur die de erfafscheiding vormde met het perceel van [adres 3] . Op die plaats was een hoge concentratie vluchtige organische stoffen (voc’s) gemeten. Dat grondmonster rook naar benzine.
Op 25 april 2021 werd een zoeking uitgevoerd in de achtertuin van het perceel van [adres 3] . Tijdens deze zoeking werden twee oranje jerrycans aangetroffen en veiliggesteld. Uit een van die jerrycans werd een restje vloeistof veiliggesteld, dat rook naar benzine. Dit vloeistofmonster (AAOM7071NL) is door het NFI onderzocht en bleek 4-takt benzine uit de klasse motorbenzine te zijn.
Het grondmonster AALX4953NL is bij het NFI vergeleken met het monster van de vloeistof uit de oranje jerrycan die op het perceel van [adres 3] werd aangetroffen (AAOM7071NL). In AALX4953NL zijn vluchtige stoffen aangetoond die van motorbenzine afkomstig zijn.
Voor de vergelijking van de motorbenzine in het grondmonster met de vloeistof is het volgende hypothesepaar gebruikt::
- Hypothese 1: De motorbenzine in het grondmonster [AALX4953NL] en de vloeistof
[AAOM7071NL] hebben een gezamenlijke herkomst ;
- Hypothese 2: De motorbenzine in het grondmonster [AALX4953NL] en de vloeistof
[AAOM7071NL] hebben een verschillende herkomst.
Volgens de deskundige zijn de resultaten veel waarschijnlijker (bewijswaarde 100-10.000) wanneer hypothese 1 waar is, dan wanneer hypothese 2 waar is.
Aanwijzingen voor de schuld van verdachte
Verdachte heeft van meet af aan ontkend dat hij op 23 april 2021 brand heeft gesticht in de partytent van de tuin van zijn buren op [adres 2] . Er zijn echter sterke aanwijzingen dat verdachte betrokkenheid had bij het ontstaan van de brand op de bewuste avond.
Zo is bekend dat hij al een aantal jaren forse ruzie heeft met zijn buurman van [adres 2] , [naam 7] . Er zouden ook dingen zijn gebeurd die verder gaan dan een ‘gewone’ ruzie. De officier van justitie heeft daar voorbeelden van aangehaald, zoals het vergiftigen van de koikarpers van de buren.
Voorts stelt de rechtbank aan de hand van camerabeelden de volgende gedragingen van verdachte op de avond van 23 april 2021 vast. Verdachte heeft die avond rond 21.22 uur een (keuken)trap gepakt en tegen de schutting, grenzend aan [adres 2] , gezet, waarna hij op die trap is gaan staan en over de schutting heeft gekeken. Het is mogelijk dat hij toen heeft gezien dat de stroomdraden van een deel van zijn tuinverlichting aan die schutting waren doorgesneden. Verdachte is direct daarna met zijn auto met een schijnbaar lege jerrycan naar een tankstation gegaan. Daar heeft hij ongeveer 5 liter benzine getankt, naar eigen zeggen in een jerrycan. Na een paar minuten was hij weer terug. Even later (rond 21.30 uur) stopten de camerabeelden die vanuit/vanaf zijn woning aan de achterkant worden opgenomen. Weliswaar gebeurde het vaker dat die camerabeelden wegvielen, maar uit onderzoek is gebleken dat dit niet eerder langer dan een paar minuten duurde. In dit geval is de camera niet meer aangegaan, terwijl de vlammen van de brand pas om 21.43 uur te zien waren.
Rond dezelfde tijd liep verdachte richting de houten poort aan de achterzijde van zijn tuin, waarbij hij een jerrycan in zijn hand vasthield. Hij opende de poort en verdween uit beeld. Hij kwam daarna weer zonder jerrycan in beeld en wreef over zijn handen. Vervolgens was er een periode geen beweging in de tuin van [adres 3] te zien. Om 21.43 uur was twee keer kort te zien dat er licht weerkaatste op een ijzeren paal van de trampoline. Enkele seconden later was er licht te zien aan de binnenkant van de tent. Dit licht werd snel groter, waarna er rookvorming te zien was boven de partytent. Zeer kort daarna kwamen diverse vonken boven de tent uit en begon de brand heftiger te worden.
De rechtbank gaat er, op basis van het deskundigenonderzoek, van uit dat de benzine die is aangetroffen in de grond van de tuin van [adres 2] (bij de scheidingsmuur) uit de oranje jerrycan van verdachte afkomstig is.
Opmerkelijk is voorts dat verdachte die avond om 21.40 uur en 21.42 uur op zijn telefoon op internet heeft gezocht naar onderwerpen over brandbaarheid van diesel en benzine.
Uit die gedragingen van verdachte op 23 april 2021 zou kunnen worden opgemaakt dat verdachte benzine in de tuin van [adres 2] heeft gegoten en dat hij de wens had om brand te stichten in de tuin van de buren van [adres 2]
Ontlastende omstandigheden
Anders dan de raadsman stelt, kan de omstandigheid dat verdachte een foto maakte van de brand toen hij boven stond, niet als alibi gelden, nu deze foto volgens de camerabeelden ongeveer 6 minuten nadat de rookvorming en de vlammen te zien waren, is genomen.
Uit het onderzoek is naar het oordeel van de rechtbank niet duidelijk geworden wanneer precies en op welke plek de brand is ontstaan. Dat de plaats met de meeste vuurbelasting werd gevonden ter hoogte van de partytent bij de muur, past bij de daar in de grond aangetroffen benzine, maar is onvoldoende om de conclusie te kunnen trekken dat daar de brand is ontstaan. Dat benzine uit de jerrycan van verdachte in de tuin van [adres 2] terecht is gekomen, wil nog niet zeggen dat met behulp van die benzine de brand is ontstaan. Dat kan de rechtbank aan de hand van de resultaten van de verrichte onderzoeken niet vaststellen.
Op de camerabeelden is in elk geval niet te zien dat verdachte op enigerlei wijze benzine (al dan niet uit de jerrycan) over of tegen de partytent of de woning van [adres 2] spuit, giet of sprenkelt en (vervolgens) die benzine in aanraking brengt met vuur, zoals ten laste is gelegd.
Daar tekent de rechtbank wel bij aan dat de partytent het zicht op de schutting voor een groot deel wegneemt en het dus goed mogelijk zou kunnen zijn dat een en ander uit het zicht van de camera heeft plaatsgevonden.
Dat om 21.43 uur rookvorming en vervolgens vlammen te zien zijn, betekent niet dat de brand op dat moment is ontstaan. Het is ook mogelijk dat er eerst een tijdje iets heeft gesmeuld en dat dit later tot vlammen heeft geleid.
Daarnaast valt niet uit te sluiten dat de brand is ontstaan op een andere wijze dan door (opzettelijke) brandstichting. De rechtbank volgt de raadsman in zijn betoog onder de paragraaf “Ander scenario”. De verklaringen van de getuigen [naam 5] en [naam 6] geven mede aanleiding om een ander scenario niet uit te sluiten.
Conclusie
Voor een bewezenverklaring van de tenlastegelegde opzettelijke brandstichting is noodzakelijk dat de rechtbank naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting op grond van wettige bewijsmiddelen buiten redelijke twijfel kan vaststellen dat de verdachte dit feit heeft begaan.
Op grond van de onduidelijkheid over de wijze waarop de brand is ontstaan en een mogelijk ander scenario dan het scenario dat verdachte opzettelijk brand heeft gesticht, kan de rechtbank – ondanks de aanwijzingen daarvoor – niet buiten redelijke twijfel vaststellen dat verdachte opzettelijk brand heeft gesticht in de tuin van [adres 2] door benzine in aanraking te brengen met vuur.
De rechtbank acht daarom niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan en zal hem dan ook van dit feit vrijspreken.