ECLI:NL:RBZWB:2022:4269

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 juli 2022
Publicatiedatum
29 juli 2022
Zaaknummer
AWB- 21_5347
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging WIA-uitkering en beoordeling arbeidsongeschiktheid door UWV

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 juli 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het UWV over de beëindiging van de WIA-uitkering. Eiser, die sinds 2015 ziek is en een WIA-uitkering ontvangt, heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van het UWV om zijn uitkering per 30 mei 2021 te beëindigen. Het UWV stelde dat er per 29 maart 2021 geen sprake meer was van arbeidsongeschiktheid op medische en arbeidskundige gronden. Eiser was het niet eens met deze beslissing en voerde aan dat het UWV onvoldoende onderzoek had gedaan naar zijn situatie en dat hij als volledig en duurzaam arbeidsongeschikt moest worden aangemerkt.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV zijn besluit heeft gebaseerd op rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. De rechtbank oordeelde dat deze rapporten zorgvuldig tot stand zijn gekomen en aan de vereisten voldoen. Eiser heeft niet voldoende medische onderbouwing gepresenteerd om zijn standpunt te onderbouwen. De rechtbank concludeerde dat de verzekeringsartsen voldoende onderzoek hebben gedaan en dat er geen reden was om de arbeidskundige beoordeling van het UWV in twijfel te trekken.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser ongegrond verklaard, wat betekent dat de beëindiging van de WIA-uitkering door het UWV terecht was. Eiser krijgt geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht, omdat hij in het ongelijk is gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Inloopteam Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/5347

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , uit [plaatsnaam] , eiser,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (het UWV), verweerder
(gemachtigde: [naam gemachtigde] ).

Procesverloop

Met het besluit van 29 maart 2021 (het primaire besluit) heeft het UWV de uitkering van eiser op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) stopgezet vanaf 30 mei 2021. Het UWV heeft bepaald dat er per 29 maart 2021 geen sprake meer is van arbeidsongeschiktheid op medische en/of arbeidskundige gronden.
Met het besluit van 29 oktober 2021 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
Met toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat er aan deze procedure voorafging

1. Eiser werkte als projectmanager. Hij heeft zich op 4 november 2015 ziekgemeld voor dit werk. Sinds het einde van de wachttijd, 22 november 2017, ontvangt eiser een WIA-uitkering. Sinds 1 november 2018 is dit een WGA-vervolguitkering.
2. Het UWV heeft, naar aanleiding van door eiser op 13 september 2019 en 12 september 2020 ingediende meldingen van een gezondheidswijziging, een herbeoordeling gedaan van de arbeidsongeschiktheid van eiser.
3. Een verzekeringsarts van het UWV heeft eiser op 19 januari 2021 onderzocht en beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiser zijn. Volgens de verzekeringsarts is de belastbaarheid tussen het einde van de wachttijd en de huidige beoordeling niet substantieel gewijzigd. Hij heeft daarom een functionele mogelijkhedenlijst (FML) opgesteld die geldig is van 30 juni 2019 tot en met 14 mei 2020. Eiser heeft volgens de verzekeringsarts echter geen beperkingen meer ten tijde van de beoordeling. Dus voor de belastbaarheid van eiser vanaf 29 januari 2021 is geen FML meer opgesteld.
4. Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige van het UWV op basis van de FML eerst beoordeeld wat het arbeidsongeschiktheidspercentage van eiser is per 30 juni 2019 (datum herbeoordeling). Hij heeft vastgesteld dat er drie functies zijn die eiser, met zijn beperkingen, nog zou kunnen uitvoeren. De arbeidsdeskundige heeft berekend dat eiser met de middelste van deze functies 58,65‬% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij zich ziekmeldde. De mate van arbeidsongeschiktheid per 30 juni 2019 is gelet hierop bepaald op 41,35%. De arbeidsdeskundige heeft ook beoordeeld wat het arbeidsongeschiktheidspercentage van eiser is per 29 maart 2021. Hij heeft op basis van het oordeel van de verzekeringsarts dat er geen beperkingen meer zijn vastgesteld, geoordeeld dat er per 29 maart 2021 geen sprake meer is van arbeidsongeschiktheid. Daarom heeft het UWV, met inachtneming van een uitlooptermijn van twee maanden, de WIA-uitkering van eiser per 30 mei 2021 beëindigd.
5. Eiser heeft bezwaar gemaakt. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft opnieuw naar de zaak van eiser gekeken. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is het oordeel van de verzekeringsarts dat er geen beperkingen zijn per 29 maart 2021 juist. Op basis hiervan vond het UWV een arbeidskundig onderzoek in bezwaar niet noodzakelijk. Hierop heeft het UWV het bestreden besluit genomen.

Wat eiser vindt

6. Eiser is het er niet mee eens dat het UWV zijn WIA-uitkering heeft beëindigd. Eiser voert aan dat het onderzoek onzorgvuldig is geweest omdat het UWV zich niet genoeg in zijn situatie heeft verdiept. Eiser vindt dat hij als volledig en duurzaam arbeidsongeschikt moet worden aangemerkt. Eiser geeft aan met een meerjarig behandelplan gericht op gezondheidsbevordering over 3-5 jaar pas te gaan kijken naar (therapeutisch) werk. Ter onderbouwing van zijn standpunten heeft eiser een aantal krantenartikelen overgelegd, die volgens hem illustratief zijn voor wat hem nu overkomt.

Waarover het gaat in deze zaak

7. De rechtbank stelt dat de gronden van eiser alleen gericht zijn tegen het oordeel van het UWV dat zijn WIA-uitkering moet worden beëindigd. De rechtbank hoeft dus niet te beoordelen of het oordeel van het UWV over de periode tot 29 maart 2021 juist is. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiser per 29 maart 2021 geen beperkingen meer heeft. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiser op die datum en de vraag of daaruit beperkingen volgen.

Wat de rechtbank vindt

8. Het UWV mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de rapporten moeten begrijpelijk zijn. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat de rapporten die over hem zijn opgesteld niet aan deze voorwaarden voldoen.
De voorwaarden waaraan de rapporten moeten voldoen
9. De verzekeringsarts heeft het dossier en de door eiser overgelegde brief van zijn psycholoog van 24 november 2020 bestudeerd. Hij heeft eiser op het spreekuur gezien en onderzocht. Hij gaat uit van de diagnose depressieve episode, in remissie. Hij heeft beschreven dat sinds het einde van de wachttijd de belastbaarheid van eiser niet substantieel was gewijzigd, maar dat er ten tijde van zijn beoordeling geen sprake meer is van arbeidsbeperkingen.
10. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het standpunt van de verzekeringsarts in zijn rapport van 21 oktober 2021 heroverwogen. Hij heeft het dossier bestudeerd en informatie van de behandelaar bestudeerd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd waarom hij geen aanleiding ziet anders te denken over de belastbaarheid dan de verzekeringsarts.
11. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsartsen voldoende uitgebreid onderzoek hebben gedaan naar de situatie van eiser. De verzekeringsartsen hebben alle klachten van eiser en de informatie van de behandelaar betrokken in hun beoordeling. Dat er geen hoorzitting heeft plaatsgevonden in de bezwaarfase kan het UWV niet worden tegengeworpen, omdat eiser heeft besloten af te zien van een hoorzitting in de bezwaarfase. Gelet op deze onderzoeksactiviteiten is de rechtbank van oordeel dat de medische rapporten zorgvuldig tot stand zijn gekomen. De verzekeringsartsen hebben bovendien eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden uitgelegd hoe hun beoordeling tot stand is gekomen. Dat betekent dat de rapporten aan de drie voorwaarden voldoen.
12. Ook het arbeidskundige rapport voldoet aan de gestelde eisen.
De medische beoordeling
13. De verzekeringsarts gaat uit van de diagnose depressieve episode, in remissie. Hij heeft beschreven dat eiser per 29 maart 2021 geen arbeidsbeperkingen meer heeft en heeft om die reden geen FML opgesteld. De verzekeringsarts stelt dat niet-werken geen oplossing biedt voor de copingproblemen van eiser. Uit de brief van de psycholoog van eiser van 24 november 2020 blijkt volgens de verzekeringsarts evenmin dat er sprake is van een floride psychopathologie. De verzekeringsarts stelt dat de huidige activiteiten die eiser ontplooit en zijn handelen in het dagelijks leven aantonen dat eiser geen beperkingen heeft.
14. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 21 oktober 2021 uiteengezet waarom de conclusie van de verzekeringsarts over de belastbaarheid van eiser in stand kan blijven. Hij geeft aan dat de verzekeringsarts de brief van de psycholoog van 24 november 2020 aantoonbaar heeft betrokken bij zijn beoordeling. Uit deze brief blijkt dat de diagnose depressieve stemmingsstoornis werd gesteld en dat er een intensief behandeltraject heeft plaatsgevonden. Uit de brief blijkt niet dat er een nieuw intensief behandeltraject zou zijn voorgesteld. Verder stelt de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat eiser geen medische stukken heeft aangeleverd die zijn standpunt, dat de medische beperkingen zijn onderschat, onderbouwen. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep betekent de omstandigheid van eiser dat hij zich oververmoeid en overbelast voelt niet dat hier beperkingen uit moeten voortvloeien. Dat eiser fulltime mantelzorg verleent illustreert volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat eiser over functionele mogelijkheden beschikt die hij ook voor arbeid kan inzetten.
15. Eiser voert aan dat de verzekeringsarts ten onrechte heeft bepaald dat hij geen arbeidsbeperkingen heeft. Eiser stelt dat hij als volledig en duurzaam arbeidsongeschikt moet worden aangemerkt.
16. De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende heeft uitgelegd waarom het oordeel van de verzekeringsarts in stand kan blijven. De rechtbank acht daarbij van belang dat de verzekeringsartsen de informatie van de behandelaar hebben meegewogen in hun oordeel. Uit de brief van de psycholoog van 24 november 2020 blijkt niet dat er een meerjarig behandelplan wordt geadviseerd zoals eiser in zijn beroepschrift stelt. Als iemand het niet eens is met een oordeel van een verzekeringsarts, dan moet hij of zij dat onderbouwen met (andere) medische stukken. Eiser heeft dit niet gedaan. Bij de rechtbank werken immers geen verzekeringsartsen en de rechtbank kan zelf dus niet zomaar zeggen dat een verzekeringsarts tot een onjuiste medische conclusie is gekomen. Dat betekent ook dat hoe iemand zich voelt - zonder medische onderbouwing - niet genoeg is om bij de rechtbank gelijk te krijgen. Gelet hierop ziet de rechtbank in wat eiser heeft aangevoerd geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de medische onderbouwing van het besluit.
De arbeidskundige beoordeling
17. Uitgaande van de juistheid van de conclusie van de verzekeringsartsen dat eiser geen beperkingen heeft ziet de rechtbank geen reden om de arbeidskundige beoordeling in twijfel te trekken.

De conclusie van de rechtbank

18. Omdat eiser per 29 maart 2021 minder dan 35% arbeidsongeschikt is heeft het UWV de WIAuitkering vanaf 30 mei 2021 terecht beëindigd.
19. Het beroep van eiser is ongegrond. Dit betekent dat hij geen gelijk krijgt. Omdat eiser in beroep geen gelijk krijgt, worden de door hem gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 28 juli 2022 door mr. Y.N.M. Rijlaarsdam, rechter, in aanwezigheid van mr. C.J. Kroon, griffier
.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.