Uitspraak
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 29 juli 2022, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [plaatsnaam 2] beoordeeld. Eiser, eigenaar van een woning aan de [adres 1] 36 te [plaatsnaam 1], had een verzoek ingediend voor de realisatie van een tweede uitweg bij zijn perceel. Het college had dit verzoek op 23 juni 2021 afgewezen, met als argument dat de tweede uitweg in strijd was met artikel 2.12, derde lid, onder d, van de Algemene plaatselijke verordening (APV), omdat het perceel al door een andere uitweg werd ontsloten en de aanleg van de tweede uitweg ten koste zou gaan van een openbare parkeerplaats.
Eiser maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het college verklaarde het bezwaar ongegrond bij het bestreden besluit van 16 december 2021. De rechtbank heeft het beroep op 23 juni 2022 behandeld, waarbij zowel eiser als de vertegenwoordigers van het college aanwezig waren. De rechtbank heeft de argumenten van eiser, waaronder de claim dat het college in strijd met het gelijkheidsbeginsel heeft gehandeld, zorgvuldig gewogen. Eiser stelde dat een tweede uitweg bij een ander perceel, gelegen aan de [adres 2] 2 te [plaatsnaam 2], wel was toegestaan, terwijl zijn verzoek was afgewezen.
De rechtbank concludeert dat er geen strijd is met het gelijkheidsbeginsel, omdat de situatie van het andere perceel niet vergelijkbaar is. De tweede uitweg bij het perceel aan de [adres 2] 2 is gerealiseerd binnen vijf meter van een kruispunt, waardoor deze niet ten koste gaat van een openbare parkeerplaats, in tegenstelling tot de situatie van eiser. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen recht heeft op terugbetaling van het griffierecht of vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.