ECLI:NL:RBZWB:2022:4266

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 juli 2022
Publicatiedatum
29 juli 2022
Zaaknummer
AWB- 22_654
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het verbod op een tweede uitweg in het bestuursrecht

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 29 juli 2022, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [plaatsnaam 2] beoordeeld. Eiser, eigenaar van een woning aan de [adres 1] 36 te [plaatsnaam 1], had een verzoek ingediend voor de realisatie van een tweede uitweg bij zijn perceel. Het college had dit verzoek op 23 juni 2021 afgewezen, met als argument dat de tweede uitweg in strijd was met artikel 2.12, derde lid, onder d, van de Algemene plaatselijke verordening (APV), omdat het perceel al door een andere uitweg werd ontsloten en de aanleg van de tweede uitweg ten koste zou gaan van een openbare parkeerplaats.

Eiser maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het college verklaarde het bezwaar ongegrond bij het bestreden besluit van 16 december 2021. De rechtbank heeft het beroep op 23 juni 2022 behandeld, waarbij zowel eiser als de vertegenwoordigers van het college aanwezig waren. De rechtbank heeft de argumenten van eiser, waaronder de claim dat het college in strijd met het gelijkheidsbeginsel heeft gehandeld, zorgvuldig gewogen. Eiser stelde dat een tweede uitweg bij een ander perceel, gelegen aan de [adres 2] 2 te [plaatsnaam 2], wel was toegestaan, terwijl zijn verzoek was afgewezen.

De rechtbank concludeert dat er geen strijd is met het gelijkheidsbeginsel, omdat de situatie van het andere perceel niet vergelijkbaar is. De tweede uitweg bij het perceel aan de [adres 2] 2 is gerealiseerd binnen vijf meter van een kruispunt, waardoor deze niet ten koste gaat van een openbare parkeerplaats, in tegenstelling tot de situatie van eiser. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen recht heeft op terugbetaling van het griffierecht of vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/654
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 juli 2022 in de zaak tussen
[naam eiser], uit [plaatsnaam 1] , eiser
(gemachtigde: mr. L.N.C.A. Bukkems),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [plaatsnaam 2](het college).
Inleiding
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van 16 december 2021, inzake het verbieden van een tweede uitweg.
Met het bestreden besluit op het bezwaar van eiser is het college bij het primaire besluit gebleven.
De rechtbank heeft het beroep op 23 juni 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de vertegenwoordigers van het college. Het college is vertegenwoordigd door [naam vertegenwoordiger 1] en [naam vertegenwoordiger 2]
Beoordeling door de rechtbank
1.1 De rechtbank beoordeelt het verbieden van een tweede uitweg aan de [adres 1] 36 te [plaatsnaam 1] . Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
1.2 De rechtbank verklaard het beroep ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
1.3 De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.

2.Feiten

2.1
Eiser is eigenaar van de woning aan de [adres 1] 36 te [plaatsnaam 1] .
2.2
Op 16 juni 2021 heeft eiser een melding gedaan dat hij een tweede uitweg wil realiseren bij zijn perceel.
2.3
Het college heeft het aanleggen van de tweede uitweg in het primaire besluit van 23 juni 2021 verboden, wegens strijd met artikel 2.12, derde lid, onder d, van de Algemene plaatselijke verordening (hierna: APV).
2.4
Eiser heeft hiertegen op 27 juli 2021 bezwaar gemaakt.
2.5
Het college heeft het bezwaar bij bestreden besluit van 16 december 2021 ongegrond verklaard.

3.Is er strijd met het gelijkheidsbeginsel?

3.1
De uitweg door het college is verboden op grond van artikel 2.12, derde lid, onder d, van de APV, omdat het perceel reeds door een andere uitweg wordt ontsloten en de tweede uitweg ten koste gaat van een openbare parkeerplaats.
3.2
Tussen partijen is in geschil of het college in strijd met het gelijkheidsbeginsel heeft gehandeld. Eiser heeft betoogd dat in strijd met het gelijkheidsbeginsel een tweede uitweg bij het perceel van eiser is verboden en bij het perceel aan de [adres 2] 2 te [plaatsnaam 2] wel een tweede uitweg door het college is toegestaan.
3.3
De rechtbank is van oordeel dat er geen strijd met het gelijkheidsbeginsel is. Zoals ter zitting is toegelicht namens het college is de tweede uitweg bij de [adres 2] 2 gerealiseerd binnen vijf meter van een kruispunt. Op grond van artikel 24, eerste lid, onder a, van het Regelement verkeersregels en verkeerstekens 1999 mag een voortuig niet worden geparkeerd op een afstand van minder dan vijf meter van een kruispunt. De tweede uitweg bij de [adres 2] 2 gaat daarmee niet ten koste van een openbare parkeerplaats. Het realiseren van de tweede uitweg van het perceel van eiser, gaat wel ten koste van een parkeerplaats. Hierdoor kan niet kan worden gesproken van twee juridisch relevante gelijke gevallen.
Conclusie en gevolgen
Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van mr. T.A.A. van Hooijdonk, griffier, op 29 juni 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Algemene plaatselijke verordening (APV)
Artikel 2.12 van de APV
1. Het is verboden een uitweg te maken naar de weg of verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg als:
a. daarvan niet van tevoren melding is gedaan aan het college, onder indiening van een situatieschets van de gewenste uitweg en een foto van de bestaande situatie; of
b. het college het maken of veranderen van de uitweg heeft verboden.
3. Het college verbiedt het maken of veranderen van de uitweg als:
d. er sprake is van en uitweg van een perceel dat al door een andere uitweg wordt ontsloten, en de aanleg van deze tweede uitweg ten koste gaat van een openbare parkeerplaats of het openbaar groen.
4. De uitweg kan worden aangelegd als het college niet binnen vier weken na ontvangst van de melding heeft beslist dat de gewenste uitweg wordt verboden.
Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990)
Artikel 24, eerste lid, onder a, van de RVV 1990
De bestuurder mag zijn voertuig niet parkeren bij een kruispunt op een afstand van minder dan vijf meter daarvan.