ECLI:NL:RBZWB:2022:4254
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op bezwaar inzake kinderopvangtoeslag
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 29 juli 2022, gaat het om een beroep dat eiseres heeft ingesteld tegen de Belastingdienst/Toeslagen. Eiseres stelt dat verweerder niet tijdig heeft beslist op haar bezwaar tegen een beslissing met betrekking tot de kinderopvangtoeslag. Het bezwaar was ingediend op 22 november 2021 tegen een beslissing van 16 november 2021. De rechtbank oordeelt dat de partijen niet voor een zitting worden uitgenodigd, omdat dit niet nodig is volgens artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiseres verzoekt om het volledige dossier te overleggen, maar de rechtbank stelt vast dat het niet tijdig verstrekken van het dossier niet kan worden aangemerkt als een besluit in de zin van de Awb. Hierdoor is de rechtbank onbevoegd om kennis te nemen van het beroep dat gericht is op het niet tijdig verstrekken van het dossier.
De rechtbank overweegt verder dat als een bestuursorgaan niet tijdig beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, de betrokkene in beroep kan gaan. Eiseres heeft verweerder op 12 mei 2022 in gebreke gesteld, maar verweerder heeft de termijn voor het nemen van een besluit verlengd. De rechtbank concludeert dat de termijn voor het nemen van een besluit inmiddels is verstreken en dat het beroep gegrond is voor zover het gericht is tegen het niet tijdig nemen van een besluit op bezwaar. De rechtbank draagt verweerder op om binnen acht weken na verzending van de uitspraak alsnog een besluit op bezwaar bekend te maken. Tevens wordt een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank stelt de dwangsom vast op € 1.442,- en veroordeelt verweerder tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres.