ECLI:NL:RBZWB:2022:4249

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 juli 2022
Publicatiedatum
29 juli 2022
Zaaknummer
AWB- 21_179
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening WAO-uitkering en medische beoordeling door UWV

Op 28 juli 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en het UWV over de herziening van de WAO-uitkering. Eiser, die sinds 2001 arbeidsongeschikt is, heeft beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 3 december 2020, waarin zijn uitkering werd herzien. De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV de medische situatie van eiser zorgvuldig heeft beoordeeld, maar dat er onzorgvuldigheden waren in de vaststelling van de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) die niet op de eerste datum in geding betrekking had. De rechtbank heeft de FML van 5 maart 2022, die geldig is vanaf 12 augustus 2019, in overweging genomen en geoordeeld dat de medische beoordeling van eiser voldoende was onderbouwd. Eiser heeft diverse klachten en beperkingen aangevoerd, maar de rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts b&b voldoende gemotiveerd had waarom er geen extra beperkingen moesten worden aangenomen. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit, maar liet de rechtsgevolgen in stand, omdat de functies die aan de schatting ten grondslag lagen, terecht waren geselecteerd. Eiser heeft recht op proceskostenvergoeding en het UWV moet het griffierecht vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/179 WAO

uitspraak van 28 juli 2022 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser,

gemachtigde: [naam gemachtigde] ,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Eindhoven), verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 3 december 2020 (bestreden besluit) van het UWV over de herziening van zijn uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO).
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank in Breda op 10 februari 2022. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. C.J.G. Oom-Roumen. Beide partijen hebben deelgenomen aan de zitting via videobellen.
De rechtbank heeft het onderzoek op zitting geschorst opdat het UWV kon reageren op vragen van de rechtbank.
Het UWV heeft op 15 maart 2022 gereageerd.
Eiser heeft op 28 maart 2022 aanvullende beroepsgronden ingediend.
Geen van de partijen heeft aangegeven dat hij opnieuw op een zitting wil worden gehoord. De rechtbank heeft vervolgens op 16 juni 2022 het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1.
Feiten
Eiser, geboren in 1962, is werkzaam geweest als medewerker stadsreiniging gedurende 38 uur per week. Voor dat werk is hij in april 2001 uitgevallen vanwege nekklachten.
Een rechtsvoorganger van het UWV heeft aan eiser een WAO-uitkering toegekend met ingang van 3 april 2002 naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 45%. Het arbeidsongeschiktheidspercentage is daarna verschillende keren herzien.
Vanaf 9 oktober 2007 wordt de uitkering berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 25 tot 35%.
Eiser werkt vanaf 31 december 2009 als productiemedewerker voor 32 uur per week.
Eiser heeft op 14 augustus 2017 aan het UWV doorgegeven dat zijn gezondheid met ingang van diezelfde datum is verslechterd.
Eiser heeft in 2019 een WAO-uitkering aangevraagd.
Met het besluit van 4 november 2019 (primaire besluit) heeft het UWV de WAO-uitkering van eiser ambtshalve met ingang van 12 augustus 2019 herzien naar de arbeidsongeschiktheidsklasse 65 tot 80%. In hetzelfde besluit heeft het UWV de uitkering met ingang van 1 november 2019 herzien naar de arbeidsongeschiktheidsklasse 35 tot 45%. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Eiser heeft op 25 november 2019 bij het UWV gemeld dat hij per 19 november 2019 toegenomen klachten heeft.
Hij heeft zich bovendien op 8 december 2019 per 4 december 2019 toegenomen arbeidsongeschikt gemeld.
Met het bestreden besluit is het bezwaar van eiser gegrond verklaard. Het primaire besluit wordt niet gehandhaafd. Volgens het UWV moet de in het primaire besluit genoemde datum 1 november 2019 worden gelezen als 1 december 2019. Eiser is op 12 augustus 2019 en per 1 december 2019 eigenlijk 25 tot 35% arbeidsongeschikt. Het UWV handhaaft echter de mate van arbeidsongeschiktheid van 65 tot 80% per 12 augustus 2019 en van 35 tot 45% per 1 december 2019. De verlaging van het recht op WAO-uitkering wordt per 4 februari 2021 geëffectueerd. Eiser heeft per die datum recht op een WAO-uitkering naar de klasse 25 tot 35%.
2.
Omvang geschil
De rechtbank stelt vast dat de data in geding zijn: 12 augustus 2019, 1 december 2019 en 4 februari 2021. In geschil is dan of het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 12 augustus 2019 heeft vastgesteld op de klasse 65 tot 80%, per 1 december 2019 op de klasse 35 tot 45% en per 4 februari 2021 op de klasse 25 tot 35%.
3.
Wettelijk kader
Arbeidsongeschikt in de zin van de WAO is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebreken geheel of gedeeltelijk niet in staat is met algemeen geaccepteerde arbeid te verdienen hetgeen soortgelijke gezonde personen met arbeid gewoonlijk verdienen (artikel 18 van de WAO).
Van belang is dan ook:
- of eiser medische beperkingen heeft en
- of hij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
4.
Medische beoordeling
4.1
Medische beoordeling door het UWV
Het bestreden besluit, voor zover dit gaat over de medische beoordeling, is gebaseerd op rapporten van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
De verzekeringsarts heeft het dossier van eiser bestudeerd, eiser op 27 augustus 2019 tijdens het spreekuur de anamnese afgenomen en de nek, rug en psyche onderzocht.
De verzekeringsarts heeft op 8 oktober 2019 gerapporteerd dat eiser bekend is met aangeboren gehoorverlies aan het linkeroor, hypercholesterolemie, COPD en evenwichtsklachten waarvoor hij medicatie krijgt via de KNO-arts. Eiser heeft verder nekklachten en ook rugklachten na status na lumbale HNP-operatie in 2016. Eerder is cervicale discopathie vastgesteld voor de nekklachten. Bij de rugklachten is een postlaminectomiesyndroom als gevolg van fibrosering na operatie verantwoordelijk voor de klachten. Voor beide zijn er geen operatieve opties. Met revalidatie zijn de rugklachten verminderd. De nekklachten staan op dit moment op de voorgrond. Bij het lichamelijk onderzoek worden functiebeperkingen vastgesteld van de nek en rug. Er lijkt bij onderzoek geen sprake meer te zijn van radiculaire verschijnselen. Er is sprake van plausibele en consistente beperkingen ten gevolge van ziekte. Er zijn beperkingen ten aanzien van (frequent) buigen, (frequent) tillen, het maken van bewegingen van het hoofd, (aaneengesloten) lopen en staan tijdens een werkdag, duwen/trekken, het doen van fijn-motorische handelingen met de rechterhand, gehurkt actief zijn en boven schouderhoogte werken. De verzekeringsarts heeft de beperkingen en de belastbaarheid van eiser neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 8 oktober 2019.
De verzekeringsarts b&b heeft het dossier van eiser bestudeerd, waaronder de medische gegevens die eiser in bezwaar heeft ingediend. Ook heeft hij eiser op 1 oktober 2020 tijdens de hoorzitting gezien, hem aansluitend gesproken tijdens het spreekuur, de nek, handen en rug onderzocht en geobserveerd bij het aan- en uitkleden. De verzekeringsarts b&b heeft op 2 november 2020 gerapporteerd dat aan de FML een beperking voor eenzijdige doofheid moet worden toegevoegd. De nek-, vinger- en rugklachten leiden niet tot meer beperkingen. Bij het primaire onderzoek [de rechtbank leest: het onderzoek door de verzekeringsarts b&b] van de nek en vingers van eiser, en ook bij het onderzoek door de neuroloog op 20 november 2019, zijn er namelijk geen duidelijke bewegingsbeperkingen aangenomen. Ook zijn bij neurologisch onderzoek geen afwijkingen gevonden. De verzekeringsarts b&b leidt uit de informatie van de neuroloog af dat, ondanks een wat verminderd gevoel in de duimen, de sensibiliteit voldoende is voor een goede handfunctie. Uit de informatie van de neuroloog van 20 november 2019 blijkt dat de wortel C6 op 8 september 2019 acuut bekneld is geraakt en dat de klachten die dat veroorzaakte op 19 november 2019 niet meer aanwezig waren. Daarom kan volgens de verzekeringsarts b&b gesteld worden dat eisers belastbaarheid op 12 augustus 2019 en 1 december 2019 hetzelfde was. Tussendoor was de belastbaarheid echter tijdelijk verminderd. De verzekeringsarts b&b verwijst wat betreft de rug naar de bevindingen van de verzekeringsarts bij het lichamelijk onderzoek en naar de bevindingen van de neuroloog. In de FML is ook voldoende rekening gehouden met eisers problemen met de linkerenkel. Er is geen reden om aan te nemen dat hij met een aangepaste schoen niet in staat is om een half uur te lopen. De verzekeringsarts b&b ziet geen aanleiding om eiser beperkt te achten voor blootstelling aan rook, gassen en dampen en voor het werken in een omgeving van luchtweg-irriterende stoffen. Naast het feit dat de problematiek van eiser ligt op het vlak van een allergisch astma bronchiale met huidatopie voor boompollen, huisstofmijt, kat, hond en veren, perifere luchtwegobstructie met normale luchtwegweerstand, en bronchiale hyperreactiviteit met goede arteriële bloedgassen in rust en na inspanning, is de verzekeringsarts b&b namelijk van mening dat eisers rookgedrag zo fors is dat eiser op het werk op dit vlak geen beperking behoeft. De verzekeringsarts b&b heeft echter wel een beperking voor boompollen, huisstofmijt, kat, hond en veren toegevoegd aan de FML, hoewel eiser daar geen last van heeft omdat hij er medicatie voor gebruikt. In de FML is al aangegeven dat eiser in verband met evenwichtsproblematiek niet op hoogte kan werken. De verzekeringsarts b&b kon echter bij eigen onderzoek deze problematiek niet (meer) objectiveren. Verder is er volgens de verzekeringsarts b&b geen reden om een duurbeperking aan te nemen. De verzekeringsarts b&b heeft de beperkingen en de belastbaarheid van eiser neergelegd in de FML van 2 november 2020.
4.2
Beroepsgronden van eiser
Eiser heeft tegen het medisch oordeel van het UWV, samengevat, aangevoerd dat hij meer beperkt is dan het UWV heeft aangenomen. Hij heeft vanaf 14 augustus 2017 last van toegenomen rugklachten met uitstraling naar en uitvalsverschijnselen in het rechterbeen en krachtsverlies. Na inspanning begint het rechterbeen te slepen. Wanneer eiser verder moet lopen, gebruikt hij krukken. Er zijn voor de rugklachten geen operatieve opties meer. Eiser heeft ook last van nekklachten, met uitstraling naar de rechterarm en tintelingen. Daardoor is het gevoel in de vingers van de rechterhand verminderd. Sinds september 2019 heeft hij als gevolg van de toegenomen nekklachten ook klachten aan de linkerarm. Hij draagt geregeld een brace om zijn nek. Eiser heeft door een aanrijding in 1996 enkel- en hielklachten als gevolg van een enkel- en calcanusfractuur links. Door de enkelverbrijzeling is de linkervoet ingezakt en staan de tenen krom. Ook is er een aanzienlijk beenlengteverschil, waardoor staan, lopen en bewegen extra lastig voor eiser is. Verder is eiser bekend met COPD, doofheid aan het linkeroor, gehoorverlies aan het rechteroor en een pieptoon in dat oor. Ook krijgt eiser als gevolg van een evenwichtsstoornis klachten bij de overgangen van licht naar donker. Hij heeft ook problemen met mictie en defaecatie. Eiser gebruikte op de data in geding dagelijks tramadol. Op werkdagen moet hij dit vaker slikken. Eiser vindt dat hij meer beperkt is dan het UWV heeft aangenomen voor diverse beoordelingspunten in de FML. Hij heeft ter onderbouwing van zijn standpunt een brief van 3 december 2021 van zijn longarts ingediend.
4.3
Reactie van de verzekeringsarts b&b
De verzekeringsarts b&b heeft naar aanleiding van de vragen van de rechtbank op 5 maart 2022 gerapporteerd. Volgens de verzekeringsarts b&b is eiser niet beperkt voor zitten, omdat hij geen klachten heeft bij zitten. Na een operatie aan een tussenwervelschijf is dat medisch verklaarbaar. Eiser heeft nog wel restproblemen omdat de zenuw is beschadigd en er bindweefsel om de zenuw zit. De afwisseling van houding is nodig omdat eiser last heeft met staan en lopen door de enkelproblematiek. Daarom zal in de FML worden aangegeven dat zowel staan als lopen moet worden afgewisseld met zitten. De verzekeringsarts b&b rapporteert over de gehoorklachten dat eiser aan één oor doof is. Met het goede oor hoort hij voldoende en er is geen indicatie voor een gehoorapparaat. Preventieve maatregelen zijn volgens de verzekeringsarts b&b niet anders dan bij mensen met een volledig gehoor. Als er een indicatie voor is, zal eiser op grond van de Arbowet gehoorbescherming moeten dragen. Een beperking voor geluidsbelasting is niet aan de orde omdat eiser bekend is met een beperkt aanpassingsvermogen aan geluidsbelasting. De verzekeringsarts b&b rapporteert over de duizeligheids- en evenwichtsklachten dat eiser links aangeboren doof is. Op de MRI van beide oren zijn geen afwijkingen gevonden. De duizeligheid wordt behandeld met medicatie en adaptatie-oefeningen. Uit de informatie van de huisarts blijkt dat eiser met medicatie alleen bij snelle hoofdbewegingen nog wat duizeligheidsklachten ervaart. Eiser geeft aan dat hij daarom ook is gestopt met vrachtwagen rijden. De verzekeringsarts b&b ziet geen reden voor een verdergaande beperking bij beoordelingspunt 1.9.9 in het licht van eisers klacht dat hij slechts korte stukjes kan autorijden en last heeft van de overgangen van licht naar donker. Volgens de verzekeringsarts b&b blijkt uit de anamnese dat eiser korte stukjes rijdt omdat hij bang is dat zijn been uitvalt. Er is geen andere oorzaak hiervoor en ook geen medische reden. Overgangen van licht naar donker geven in de onderzoekssituatie een nystagmus, een reactie van het labyrint, maar er wordt niet aangegeven dat eiser duizelig wordt. Hij wordt met gebruik van de medicatie alleen nog wat duizelig bij snelle hoofdbewegingen. Er is daarom geen indicatie voor het aannemen van meer beperkingen. De verzekeringsarts b&b overweegt over de hyperreactiviteitsklachten dat bekend is dat eiser reageert op contact met honden, vogels, pollen en huisstofmijt. Dat heeft geleid tot een beperking in de FML. Omdat iedere persoon op andere stoffen reageert, kan niet in het algemeen gesteld worden dat er een beperking is voor stoffen, dampen en gassen in het algemeen. Daarom kunnen geen aanvullende beperkingen gegeven worden. De verzekeringsarts b&b rapporteert dat eiser niet beperkt is geacht voor trappenlopen en dat hij in verband met zijn enkelproblematiek ook in het verleden beperkt is geacht voor geknield of gehurkt actief zijn. De verzekeringsarts b&b heeft de beperkingen en de belastbaarheid van eiser neergelegd in de FML van 5 maart 2022.
4.4
Aanvullende beroepsgronden van eiser
Eiser heeft naar aanleiding van het rapport van de verzekeringsarts b&b van 5 maart 2022 aangevoerd dat hij wél klachten heeft bij het zitten als gevolg van de restproblemen omdat er bindweefsel om de zenuw zit. De verzekeringsarts b&b geeft dit ook aan. Als eiser lang achtereen zit, spelen de rugklachten op en moet hij even lopen. Ook heeft de verzekeringsarts b&b ten onrechte geen rekening gehouden met het gehoorverlies aan het rechteroor en met de pieptoon in dat oor. Eiser verwijst naar de brief van de KNO-arts van 11 februari 2019 die hij in bezwaar heeft ingediend. Eiser stelt ook dat hij duizelig wordt bij langdurig autorijden en dat hij bij het autorijden last heeft van de overgangen van licht naar donker. Eiser voert over de hyperreactiviteitsklachten aan dat weliswaar niet iedereen met astma op dezelfde prikkels reageert, maar dat het opmerkelijk is dat er daarom helemaal geen beperkingen worden aangenomen ten aanzien van dampen en gassen. Hij vindt daarom dat niet van hem verwacht kan worden dat hij wordt blootgesteld aan een longprikkelende werkomgeving. Eiser stelt ook dat hij op 9 oktober 2007 wel degelijk beperkt is bevonden voor traplopen en dat zijn medische situatie sindsdien niet is verbeterd.
4.5
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek naar de beperkingen van eiser op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Zowel de verzekeringsarts als de verzekeringsarts b&b hebben het dossier van eiser bestudeerd. De verzekeringsarts b&b beschikte daarbij over uitgebreide informatie van eisers behandelaars, namelijk de huisarts, fysiotherapeut, longarts, orthopedisch chirurg, neuroloog, neurochirurg en KNO-arts. Ook hebben de verzekeringsartsen eiser onderzocht. De rechtbank is niet gebleken dat de verzekeringsarts b&b medische feiten over de data in geding heeft gemist. De verzekeringsarts b&b beschikte dan ook over voldoende inzicht in de medische situatie van eiser op die data.
De rechtbank stelt echter vervolgens vast dat de beperkingen van eiser zijn vastgesteld in de FML van 2 november 2020 en dat deze FML geldig is vanaf 27 augustus 2019. Daarmee ziet deze FML niet op de eerste datum in geding. Op dit punt is het onderzoek onzorgvuldig geweest en leidt het bestreden besluit aan een gebrek. Omdat de verzekeringsarts b&b naar aanleiding van de vragen van de rechtbank een nieuwe FML heeft vastgesteld per datum 5 maart 2022 met een geldigheid vanaf 12 augustus 2019 (de eerste datum in geding) zal de rechtbank hierna beoordelen of de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand kunnen blijven.
De rechtbank begrijpt dat eiser veel klachten en beperkingen ervaart. Volgens vaste rechtspraak is echter de subjectieve beleving en ervaring van zijn klachten niet beslissend bij de beantwoording van de vraag welke beperkingen in objectieve zin bij hem zijn vast te stellen. Van belang zijn alleen de objectief vast te stellen beperkingen voor arbeid.
Uit de rapporten van de verzekeringsarts b&b blijkt dat deze op de hoogte was van de door eiser gestelde klachten, waaronder de nekklachten met uitstraling naar de rechterarm, rechterhand en linkerarm, de rugklachten met uitvalsverschijnselen en krachtsverlies in het rechterbeen, het slepen met dat been en het gebruik van krukken, en de ermee samenhangende mictie- en defaecatieklachten. De verzekeringsarts b&b was bovendien bekend met eisers enkelklachten en het beenlengteverschil, de allergische en hyperreactiviteitsklachten, de duizeligheids- en evenwichtsklachten, de doofheid van het linkeroor en de piep in het rechteroor. Ook wist de verzekeringsarts b&b dat eiser tramadol gebruikt. De verzekeringsarts b&b heeft de klachten van eiser en de - uitgebreide - beschikbare gegevens van eisers behandelaars bij de beoordeling betrokken. Bij het opstellen van de FML is met het geobjectiveerde deel van de klachten rekening gehouden.
De rechtbank volgt eisers stelling niet, dat meer of zwaardere beperkingen moeten worden aangenomen ten aanzien van zijn nekklachten met uitstralingsklachten naar de armen en handen en rugklachten. Uit de door eiser in bezwaar overgelegde medische stukken van de neuroloog en de huisarts blijkt dat eiser in september 2019 enige tijd forse pijn in linkerschouder en -arm heeft ervaren. Uit neurologisch onderzoek zijn echter geen afwijkingen aangetroffen in de nek en de rug. De verzekeringsarts b&b heeft na onderzoek van rug, nek en handen voldoende gemotiveerd waarom de door eiser ervaren klachten op de data in geding 12 augustus en 1 december 2019 niet leiden tot extra of zwaardere beperkingen. Dat eiser enige restklachten heeft van de hernia in zijn rug (bindweefsel om de zenuw) wordt door de verzekeringsarts b&b benoemd. Daarbij wordt tevens aangegeven dat, na de operatie de tussenwervelschijf niet meer op de zenuw drukt. Hiermee is voldoende gemotiveerd waarom objectief medisch gezien geen beperking wordt aangenomen voor zitten. Dat eiser, zoals hij stelt, na lang achtereen zitten even moet lopen, maakt niet dat ten aanzien van zitten een beperking moet worden aangenomen. Ook wordt eiser niet gevolgd in zijn standpunt dat sprake moet zijn van beperkingen ten aanzien van traplopen en autorijden, omdat de neuroloog heeft aangegeven dat de kracht in de benen goed is en eiser geen medische stukken heeft overgelegd die tot een andere conclusie moeten leiden.
Verder heeft de verzekeringsarts b&b in het rapport van 5 maart 2022 voldoende gemotiveerd waarom er geen aanleiding is om eiser in verband met de hyperreactiviteitsklachten in zijn algemeenheid beperkt te achten voor een longprikkelende werkomgeving met dampen en gassen. Het dossier bevat met betrekking tot de data in geding geen medische informatie om beperkingen in verband met andere specifieke hyperreactiviteitsklachten dan de (in de FML benoemde) allergie voor boompollen, huisstofmijt, katten, honden en veren te onderbouwen.
De rechtbank overweegt vervolgens dat eiser een aangeboren doofheid heeft links. Voor het gehoorverlies aan het rechteroor en de pieptoon in dat oor is een beperking aangenomen in de FML, namelijk dat eiser slechthorend is, maar dat een 1 op 1 gesprek mogelijk is. Uit de informatie van de KNO-arts blijkt dat er geen indicatie is voor een hoortoestel. Daarnaast heeft eiser medicatie die de door hem ervaren duizeligheid beperkt, waardoor hij alleen nog bij snelle hoofdbewegingen duizeligheids- en evenwichtsklachten ervaart. In de FML is daarmee rekening gehouden door een beperking voor werken op hoogten. De brief van de KNO-arts bevat geen informatie over enige beperking ten aanzien van geluidsbelasting. Eiser heeft geen medische stukken overgelegd waaruit blijkt dat te weinig beperkingen ten aanzien van het horen of de duizeligheid worden aangenomen.
Eiser heeft zijn stelling dat hij door het gebruik van tramadol sneller vermoeid is en dat daarom een beperking voor werktijden aangenomen had moeten worden niet met concrete medische gegevens onderbouwd. Bovendien was de verzekeringsarts b&b op de hoogte van het medicatiegebruik door eiser.
De rechtbank overweegt verder dat de omstandigheid dat eiser in het verleden in verband met gezondheidsklachten beperkt is bevonden voor bepaalde beoordelingspunten, niet zonder meer maakt dat die ook hadden moeten worden opgenomen in de FML van 5 maart 2022. Iedere beoordeling staat namelijk op zichzelf. Bovendien hebben de verzekeringsartsen onderzoek gedaan naar eisers gezondheidssituatie.
Ten aanzien van de door eiser gestelde noodzaak van een beperking voor duurbelastbaarheid in de vorm van een urenbeperking, overweegt de rechtbank als volgt. Volgens vaste rechtspraak is voor een beperking voor duurbelastbaarheid pas aanleiding als met het vaststellen van beperkingen in de andere rubrieken van de FML niet voldoende aan de voor de betrokkene geldende mogelijkheden tegemoet kan worden gekomen. De verzekeringsarts b&b heeft inzichtelijk en voldoende gemotiveerd waarom er gelet op de Standaard duurbelastbaarheid in het geval van eiser geen aanleiding is om naast de beperkingen in de rubrieken 1 tot en met 5 van de FML een beperking voor duurbelastbaarheid vast te stellen.
Tot slot heeft eiser niet gesteld, en is de rechtbank niet gebleken, dat zijn beperkingen in de periode tussen de datum van het onderzoek door de verzekeringsarts b&b op 1 oktober 2020 en de datum in geding 4 februari 2021 zijn toegenomen. Daartoe overweegt de rechtbank dat eiser, om de rapporten van de verzekeringsarts b&b te weerspreken, in beroep alleen de brief van 3 december 2021 van zijn longarts heeft ingediend.
Uit het voorgaande volgt dat de verzekeringsarts b&b voldoende heeft gemotiveerd waarom er per de data in geding in verband met eisers klachten geen extra of zwaardere beperkingen hoeven te worden aangenomen. Niet gebleken is dat in de FML van 5 maart 2022 de beperkingen van eiser zijn onderschat. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
5.
Geschiktheid voor de functies
5.1
Arbeidskundige beoordeling door het UWV
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) heeft in bezwaar zeven functies voor eiser geduid en deze weergegeven op de arbeidsmogelijkhedenlijst van 2 december 2020. Drie functies daarvan zijn aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid ten grondslag gelegd).
Naar aanleiding van de vragen van de rechtbank heeft de verzekeringsarts b&b de FML van 5 maart 2022 (geldig vanaf 12 augustus 2019) vastgesteld. De arbeidsdeskundige b&b heeft vervolgens op basis van die nieuwe FML op 14 maart 2022 gerapporteerd en een nieuwe arbeidsmogelijkhedenlijst opgesteld. De arbeidsdeskundige b&b heeft in beroep de functies textielproductenmaker (excl. vervaardigen textiel) en assistent consultatiebureau, die op 2 december 2020 waren geselecteerd, laten vervallen. De overige functies van de arbeidsmogelijkhedenlijst van 2 december 2020 zijn gehandhaafd, zij het dat die in een andere volgorde ten grondslag zijn gelegd aan de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid.
Rekening houdend met de FML van 5 maart 2022 en de datum in geding 12 augustus 2019 zijn de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: productiemedewerker textiel, geen kleding (Sbc-code 272043), directiechauffeur (Sbc-code 282160) en administratief ondersteunend medewerker (Sbc-code 315100).
De arbeidsdeskundige b&b heeft, rekening houdend met de FML van 5 maart 2022 en de datum in geding 1 december 2019 zijn de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: directiechauffeur (Sbccode 282160), productiemedewerker textiel, geen kleding (Sbc-code 272043), en administratief ondersteunend medewerker (Sbc-code 315100).
5.2
Beroepsgronden
Eiser heeft over de functie productiemedewerker textiel, geen kleding aangevoerd dat daarin te lang achtereen moet worden gezeten waarbij voortdurend een pedaal moet worden bediend. Ook is de functie niet geschikt vanwege het vereiste hand- en vingergebruik.
De functie directiechauffeur is evenmin geschikt omdat daarin te lang achtereen moet worden gezeten. Bovendien kan het werk niet op elk moment worden onderbroken om van houding te wisselen. Tevens krijgt eiser klachten bij overgangen van licht naar donker, wordt hij bij snelle hoofdbewegingen duizelig en heeft hij moeite om met zijn linkerbeen de koppeling in te trappen. Hij is in 2003 juist afgekeurd voor het werk als chauffeur goederenvervoer. Eiser is bovendien niet in staat om 12 uur per dag te werken, en zeker niet als hij ook ’s avonds en incidenteel ’s nachts moet werken. De functie administratief ondersteunend medewerker is niet geschikt omdat uit de functiebelasting blijkt dat vooral bij droge zomers sprake is van een bijzonder stoffig terrein en dat er dampen hangen van dieselmotoren. Gelet op eisers astmaklachten kan van hem niet worden verwacht dat hij hieraan wordt blootgesteld.
5.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank ziet geen reden om te oordelen dat de voor eiser geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. De rechtbank verwijst naar het resultaat functiebeoordeling van 14 maart 2022 in verbinding met de rapporten van de arbeidsdeskundige b&b van 2 december 2020 en 14 maart 2022 en de rapporten van de verzekeringsarts b&b van 2 november 2020 en 5 maart 2022. In deze stukken, in samenhang met elkaar, is inzichtelijk gemotiveerd dat uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiser de werkzaamheden kan verrichten die aan de functies verbonden zijn. Ook al is in de FML van 5 maart 2022 geen beperking voor hoofdbewegingen opgenomen, de arbeidsdeskundige b&b heeft in het rapport van 14 maart 2022 voldoende gemotiveerd dat in deze functies geen snelle hoofdbewegingen voorkomen, zodat de functies ook in dit opzicht geschikt zijn. Verder blijkt uit het resultaat functiebeoordeling van de functie directiechauffeur dat 35% van de werktijd moet worden gewacht. De rechtbank neemt niet aan dat deze wachttijd voortdurend zittend zou moeten plaatsvinden. Eisers standpunt dat hij niet in staat is de geselecteerde functies te verrichten, vloeit voort uit zijn opvatting dat zijn medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank in overweging 4.5 heeft geconcludeerd is die opvatting niet juist.
De hiervoor genoemde functies mochten daarom worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid per de drie data in geding. De rechtbank komt daarom niet toe aan de beoordeling van eisers geschiktheid voor de functies van inpakker (handmatig) en telefonisch verkoper (outbound).
6.
Mate van arbeidsongeschiktheid
Op basis van de inkomsten die eiser met de geselecteerde functies kan verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot een mate van arbeidsongeschiktheid per 12 augustus 2019 van 28,08% en per 1 december 2019 van 27,14%. Omdat eiser tegen deze berekening geen beroepsgronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid. Eiser is met de vaststelling door het UWV per die data in de arbeidsongeschiktheidsklasse 65 tot 80% respectievelijk 35 tot 45% dan ook niet tekort gedaan. De rechtbank overweegt verder ambtshalve dat er geen aanleiding is om te veronderstellen dat eisers mate van arbeidsongeschiktheid per 4 februari 2021 de arbeidsongeschiktheidsklasse 25 tot 35% zou overschrijden.
7.
Conclusie
Het beroep zal gegrond worden verklaard en het bestreden besluit zal worden vernietigd, omdat, zoals hiervoor is overwogen, het UWV pas in beroep een FML geldig op 12 augustus 2019 heeft vastgesteld, de medische geschiktheid van eiser voor de functies voldoende heeft toegelicht en er een volledige beoordeling heeft plaatsgevonden. In zoverre was het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd. De rechtbank laat echter de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand omdat deze functies wel terecht aan de schatting ten grondslag zijn gelegd en het bestreden besluit ook voor het overige de rechterlijke toetsing kan doorstaan. Dit betekent dat er inhoudelijk niets verandert.
8.
Proceskosten en griffierecht
De rechtbank ziet aanleiding om het UWV te veroordelen in de proceskosten van eiser. De rechtbank stelt deze kosten op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.897,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting en 0,5 punt voor het indienen van een (nadere) schriftelijke reactie, met een waarde per punt van € 759,00,‑ en wegingsfactor 1).
Ook moet het UWV aan eiser het door hem betaalde griffierecht van € 49,00 vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
  • draagt het UWV op het betaalde griffierecht van € 49,00 aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.897,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van M.H.A. de Graaf, griffier, op 28 juli 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.