ECLI:NL:RBZWB:2022:4240

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 juli 2022
Publicatiedatum
29 juli 2022
Zaaknummer
02/318314-21, 02/286284-20 (tul)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van diefstal met geweld en afpersing in woning

Op 20 november 2021 vond er een woningoverval plaats in Hulst, waarbij de verdachte en een medeverdachte zich schuldig maakten aan diefstal met geweld en afpersing. De aangever, die in zijn woning werd overvallen, verklaarde dat hij door de verdachte en de medeverdachte werd geduwd, geslagen en bedreigd. De medeverdachte dwong de aangever om zijn telefoon af te geven. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de aangever betrouwbaar waren en dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan beide feiten en legde een gevangenisstraf van 42 maanden op, met aftrek van voorarrest. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij toegewezen, die schadevergoeding eiste voor de geleden materiële en immateriële schade. De rechtbank verklaarde ook de in beslag genomen telefoon en auto verbeurd, aangezien deze aan de verdachte toebehoorden en gebruikt waren bij het strafbare feit. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was en dat er geen feiten of omstandigheden waren die zijn strafbaarheid uitsloten. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf werd eveneens toegewezen, omdat de verdachte zich tijdens de proeftijd opnieuw schuldig had gemaakt aan een strafbaar feit.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02/318314-21, 02/286284-20 (tul)
vonnis van de meervoudige kamer van 29 juli 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1988 te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Torentijd Dordrecht,
3313 LC Dordrecht, Kerkeplaat 25,
bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. A.C.M. Tönis, advocaat te Breda.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 15 juli 2022, waarbij de officier van justitie, mr. W.J.W.K. Suijkerbuijk, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Ter zitting is tevens de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] behandeld. Namens de benadeelde partij was mr. S. van Steenberge, advocaat te Terneuzen, ter zitting aanwezig om de vordering toe te lichten. Tevens zijn de vordering tot tenuitvoerlegging onder parketnummer 02/286284-20 en het beslag aan de orde gekomen.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenkingen komen er – kort en feitelijk weergegeven – op neer dat verdachte zich samen met de medeverdachte [medeverdachte] (hierna: de medeverdachte) schuldig heeft gemaakt aan een diefstal met geweld (feit 1) en aan afpersing (feit 2).

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan. De officier van justitie gaat daarbij uit van de juistheid van de verklaring van aangever [benadeelde] (hierna: aangever) aangezien deze verklaring in voldoende mate wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen uit het dossier. Op grond hiervan kan worden vastgesteld dat verdachte en medeverdachte de woning van aangever zijn binnengegaan en dat de verdachte aangever vervolgens heeft geduwd, geslagen en hem een kopstoot heeft gegeven. De medeverdachte legde ondertussen meerdere goederen
van aangever in een doos. Vervolgens is aangever door de medeverdachte gedwongen zijn telefoon af te geven en te ontgrendelen. Aangever wordt tot slot nog bedreigd waarna verdachte en de medeverdachte met de goederen van aangever vertrekken. Dit alles heeft de uiterlijke verschijningsvorm van een diefstal met geweld uit een woning. Uit de inhoud van de bewijsmiddelen volgt tevens dat er sprake was van een gezamenlijke uitvoering en dat deze van voldoende gewicht is geweest om te kunnen spreken van een nauwe en bewuste samenwerking.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken. Verdachte heeft bekend dat hij aangever een paar klappen heeft gegeven, maar er zijn geen goederen door hem of door de medeverdachte weggenomen. De verklaring van getuige [getuige] dient uitgesloten te worden van het bewijs omdat haar verklaring niet betrouwbaar is. Dat er goederen zijn weggenomen wordt niet ondersteund door andere bewijsmiddelen in het dossier en daarom dient er vrijspraak te volgen voor feit 1.
Ook voor feit 2 dient vrijspraak te volgen. Er is onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte is gedwongen tot de afgifte van zijn telefoon en dat deze telefoon is meegenomen. Indien ervan uit wordt gegaan dat de telefoon wel is weggenomen, dan kan verdachte hier niet verantwoordelijk voor worden gehouden. Het geweld vanuit verdachte staat niet in verband met het wegnemen van de telefoon. Verdachte zou, in geval dat de telefoon daadwerkelijk is weggenomen, hier niets van hebben meegekregen. Omdat de opzet bij verdachte op de afpersing ontbreekt, kan hij ook niet worden aangemerkt als medepleger en dient ook voor dit feit ook om deze reden vrijspraak te volgen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Op 20 november 2021 omstreeks 21:20 uur ontvingen verbalisanten een melding dat er een woningoverval zou hebben plaatsgevonden op [adres] te Hulst. Aangever werd in de woning van zijn buurman aangetroffen. Aangever heeft diezelfde dag aangifte gedaan en deze aangifte een dag later aangevuld. Uit zijn verklaringen volgt – kort gezegd – dat er omstreeks 21:00 uur op de deur van zijn woning werd geklopt. Voor de deur zag hij twee mannen staan. Één van deze twee mannen herkende aangever als de verdachte. Achteraf is gebleken dat de medeverdachte [medeverdachte] was. Aangever heeft de deur geopend en verdachte duwde aangever gelijk de gang door richting de keuken. In de keuken sloeg verdachte aangever tegen zijn hoofd. De medeverdachte had ondertussen een kartonnen doos met boodschappen leeggemaakt en deed verschillende goederen van aangever in de doos. Verdachte bleef geweld uitoefenen op aangever. Hij zou aangever hebben geslagen en meerdere kopstoten hebben gegeven en ondertussen ook de kasten in de woonkamer hebben opengetrokken. De medeverdachte sloeg met het doosje van de telefoon tegen het hoofd van aangever en zei dat aangever zijn telefoon moest pakken en moest ontgrendelen. Op deze manier kon de telefoon worden gereset. Aangever heeft zijn code aangepast en de telefoon afgegeven aan de medeverdachte. Kort voor vertrek heeft verdachte nog tegen aangever gezegd: “Ga niet naar de politie want dan kom ik terug en steek ik je neer. Of ik stuur wat mensen.”. De medeverdachte zou nog hebben gezegd dat aangever de hond in de bench moest doen want anders zou hij hem doodsteken. De medeverdachte zou de doos met goederen hebben gepakt en samen met verdachte de woning hebben verlaten. Aangever is vervolgens naar zijn buurman gegaan. Toen hij samen met zijn buurman terugkwam in zijn woning zag hij dat zijn Playstation, Nintendo en geld (400 euro contant) weg waren. Op 29 november 2021 heeft aangever aanvullend verklaard dat er nog meer goederen weg waren namelijk meerdere spellen voor de Playstation en Nintendo, een zonnebril, opladers, airpods, controllers en een headset.
Verdachte heeft verklaard dat hij op die avond samen met de medeverdachte in de woning van aangever is geweest. Het oorspronkelijke plan was dat ze aangever mee gingen vragen om uit te gaan. Verdachte heeft aangever gevraagd hoe het nu allemaal zat met zijn, verdachtes, nichtje [getuige] en toen is de situatie geëscaleerd. Door verdachte zijn wel klappen gegeven, maar er zijn in zijn geheel geen goederen weggenomen. Ook is verdachte niet gedwongen tot het afgeven van zijn telefoon.
De rechtbank acht de verklaring van aangever in zijn geheel, dus ook voor wat betreft het meenemen van de goederen en de afgifte van de telefoon, betrouwbaar en zal deze verklaring dan ook als uitgangspunt nemen. Aangever heeft gedetailleerde en in hoofdlijnen consistente verklaringen afgelegd. Dat aangever op 29 november 2021 aanvullend heeft verklaard over de goederen die zijn meegenomen, maken zijn eerdere afgelegde verklaringen niet minder betrouwbaar. De eerste twee verklaringen van aangever zijn op de avond zelf en de volgende dag afgelegd. Het bevreemdt de rechtbank niet dat aangever in eerste instantie dacht enkele goederen te missen, maar er in de dagen daaropvolgend toch achter kwam dat er nog meer goederen waren meegenomen.
Voorts volgt de rechtbank ook de verklaring van aangever omdat zijn verklaring in belangrijke mate en op overtuigende wijze op verschillende punten wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen uit het dossier.
In de eerste plaats wordt de verklaring van aangever ondersteund door de verklaring van verdachte zelf dat hij en de medeverdachte in de woning van aangever zijn geweest en dat verdachte geweld heeft gebruikt.
De rechtbank ziet daarnaast ook voldoende steunbewijs voor het meenemen van de goederen en het laten afgeven van de telefoon. De verbalisanten komen ongeveer 30 minuten na de woningoverval ter plaatse in de woning van aangever en constateren dat er boodschappen op de grond lagen. De bevindingen van de verbalisanten sluiten aan bij de verklaring van aangever dat de medeverdachte een doos met boodschappen heeft leeggegooid om daar de goederen van aangever in te leggen en mee te nemen. De verbalisanten hebben foto’s gemaakt van de woning van aangever en uit deze foto’s blijkt dat er meerdere kasten in de woonkamer van aangever openstonden, hetgeen eveneens aansluit bij zijn verklaring dat verdachte meerdere kasten heeft opengetrokken. Indien dit niet door verdachte of de medeverdachte zou zijn gedaan, zou het alternatieve scenario inhouden dat aangever zelf de goederen op de grond heeft gegooid om de betrokkenheid van met name de medeverdachte in scène te zetten. De rechtbank acht dit niet aannemelijk gelet op het feit dat de verbalisanten kort na het incident ter plaatse zijn gekomen en aangever tot die tijd in bijzijn van zijn buurman is geweest.
De verklaring van getuige [getuige] is tevens ondersteunend aan de verklaring van aangever. Zij heeft - kort gezegd - verklaard dat ze die avond in de auto zat bij de vriendin van verdachte en dat zij zag dat de medeverdachte en verdachte aan kwamen lopen naar de auto. Verdachte had een bak in zijn handen, die door hem in de kofferbak werd gezet. Dit ondersteunt de verklaring van aangever dat er een doos met goederen uit zijn woning werd meegenomen. Dat niet de medeverdachte, zoals aangever heeft verklaard, maar verdachte deze doos/bak vast had toen zij bij de auto kwamen, doet op zichzelf geen afbreuk aan de betrouwbaarheid van de verklaringen. Vanaf de woning van aangever tot aan de auto van de medeverdachte kan de doos immers door de ander zijn overgenomen. Daarnaast heeft getuige [getuige] ook verklaard dat de medeverdachte een Iphone en het doosje daarvan in zijn handen vasthield. De Iphone leek volgens getuige [getuige] nieuw omdat er een taal moest worden ingesteld. Dit komt ook overeen met de verklaring van aangever dat hij zijn code moest aanpassen zodat de telefoon gereset kon worden. De rechtbank ziet geen aanknopingspunten in het dossier waaruit valt af te leiden dat getuige [getuige] op deze punten niet de waarheid heeft gesproken en een motief heeft gehad om verdachte dan wel de medeverdachte vals te beschuldigen.
Dat aangever zijn telefoon heeft moeten afgeven, blijkt ook uit het verrichte onderzoek aan de telefoon, die bij [naam 1] is aangetroffen. De rechtbank leidt uit het dossier af dat deze telefoon aan de medeverdachte toebehoorde, dan wel dat de medeverdachte de feitelijke gebruiker is geweest van de telefoon. Op deze telefoon van de medeverdachte wordt een foto aangetroffen van een kapotte Iphone. Onderzoek aan het IMEI-nummer heeft uitgewezen dat dit (zijnde de gefotografeerde telefoon) de telefoon van aangever betreft. Deze foto is enkele uren na de woningoverval gemaakt. Op het ingelogde Facebook-account op de telefoon van de medeverdachte wordt de weggenomen telefoon van aangever via een advertentie aangeboden. Dit Facebook-account staat op naam van [naam 2] maar is gekoppeld aan het e-mailadres [mailadres] en de politie heeft vastgesteld dat de gebruikte profielfoto niet overeenkomt met het uiterlijk van de persoon [naam 2] . Uit het bovenstaande leidt de rechtbank af dat de medeverdachte op de avond na de woningoverval een foto heeft gemaakt van de weggenomen telefoon van aangever en deze via een advertentie te koop heeft aangeboden op Facebook.
Op grond van de verklaring van aangever en de hiervoor genoemde ondersteunende bewijsmiddelen, kan volgens de rechtbank worden bewezen dat de verdachte de geweldshandelingen, zoals ten laste gelegd, heeft uitgeoefend op aangever en dat de medeverdachte ondertussen de goederen van aangever, zoals ten laste gelegd, heeft gepakt en in een doos heeft gelegd. Vervolgens werd aangever door de medeverdachte geslagen met het doosje van zijn telefoon gedwongen tot het afgeven van zijn telefoon aan de medeverdachte. Ook zijn er door zowel de medeverdachte als verdachte bedreigingen geuit. Daarna zijn verdachte en de medeverdachte met de goederen weggegaan. De rechtbank is van oordeel dat deze gedragingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm gekwalificeerd kunnen worden als een diefstal met geweld en bedreiging met geweld (feit 1) en een afpersing (feit 2). De rechtbank is daarnaast van oordeel dat verdachte ten aanzien van beide feiten als medepleger dient te worden aangemerkt omdat er sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Dat verdachte geen wetenschap zou hebben gehad van de afpersing door de medeverdachte, acht de rechtbank niet aannemelijk nu uit de aangifte blijkt dat verdachte vrijwel de gehele tijd bij aangever in de buurt is geweest.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Feit 1op 20 november 2021 te Hulst tezamen en in vereniging met een ander, een playstation PSP 4 en bijbehorende spellen en een Nintendo Switch en bijbehorende spellen en 400 euro en een zonnebril en opladers en airpods en controllers en headsets, die aan [benadeelde] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [benadeelde] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, door die [benadeelde] te duwen en te slaan en een kopstoot te geven en te dreigen de hond van die [benadeelde] dood te steken en dreigend de woorden toe te voegen “Ga niet naar de politie want anders kom ik terug en steek je neer. Of ik stuur wat mensen”.
Feit 2op 20 november 2021 te Hulst tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [benadeelde] heeft gedwongen tot de afgifte van een telefoon (Iphone), die aan die [benadeelde] toebehoorde door die [benadeelde] te duwen en te slaan en een kopstoot te geven en te dreigen de hond van die [benadeelde] dood te steken en dreigend de woorden toe te voegen “Ga niet naar de politie want anders kom ik terug en steek je neer. Of ik stuur wat mensen”.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 42 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Indien een bewezenverklaring volgt, heeft de verdediging verzocht om rekening te houden met het soort woningoverval. Het betreft in deze zaak geen klassieke woningoverval waarbij gebruik is gemaakt van wapens, bivakmutsen en waar mensen zijn vastgebonden. De raadsvrouw heeft verzocht om aansluiting te zoeken bij de LOVS-oriëntatiepunten die gelden voor een straatroof. Daarnaast dient rekening te worden gehouden met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht. Er is verzocht om een deels voorwaardelijke straf op te leggen met eventueel daaraan verbonden bijzondere voorwaarden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een woningoverval. Verdachte is samen met de medeverdachte op 20 november 2021 naar de woning van aangever gegaan. Zij hebben aangebeld en nadat de aangever de deur opendeed begon verdachte direct met het uitoefenen van geweld. Aangever is door verdachte geduwd, geslagen en aangever heeft meerdere kopstoten gekregen. Ondertussen was de medeverdachte bezig met de goederen van aangever. Deze legde hij in een doos. De medeverdachte heeft aangever vervolgens geslagen met het doosje van zijn telefoon en gedwongen tot de afgifte van zijn telefoon. Ook zijn er door verdachte en de medeverdachte meerdere bedreigingen geuit. Verdachte en de medeverdachte hebben de woning met de goederen van aangever vervolgens verlaten. Aangever heeft aan het voorval lichamelijk letsel en geestelijk overgehouden.
De rechtbank tilt zwaar aan de bewezenverklaarde feiten. Het incident moet voor het slachtoffer een zeer schokkende en beangstigende ervaring zijn geweest. Een woning is bij uitstek een plek waar iemand zich veilig en geborgen zou moeten voelen en verdachte en de medeverdachte hebben op dit veiligheidsgevoel een grote inbreuk gemaakt. Uit het dossier en de ingediende vordering tot schadevergoeding blijkt dat de woningoverval ook daadwerkelijk grote gevolgen heeft gehad voor aangever. Zo kampt aangever nog steeds met de gevolgen van het aan hem toegebrachte letsel. Tot op heden heeft aangever zijn reuk niet terug en hij staat hiervoor nog onder behandeling. Daarnaast heeft het voorval ook de nodige psychische gevolgen voor aangever met zich meegebracht. Aangever durfde lange tijd niet meer terug naar zijn woning en durfde ook niet alleen naar buiten. Hij was bang dat de medeverdachte en verdachte zouden terugkomen omdat hij aangifte had gedaan. Door alle lichamelijke en psychische gevolgen is aangever in de ziektewet terecht gekomen. Verdachte heeft in zijn geheel niet stilgestaan bij alle gevolgen voor het slachtoffer en heeft ook geen blijk gegeven respect te hebben voor de eigendommen van anderen. Gelet op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de gevolgen die de woningoverval voor het slachtoffer heeft gehad, is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf de enige passende afdoening is.
Verdachte heeft inmiddels een uitgebreid strafblad opgebouwd. Hij is in het verleden veelvuldig veroordeeld voor diverse strafbare feiten waaronder ook gewelds- en vermogensdelicten. Het opleggen van gevangenisstraffen, bijzondere voorwaarden en een ISD-maatregel van 2 jaar, hebben bij verdachte tot op heden niet geleid tot (blijvende) gedragsverandering. Ten tijde van de bewezenverklaarde feiten in deze zaak liep verdachte in een proeftijd en ook dit heeft hem er niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank kan niet anders dan concluderen dat verdachte zich weinig aantrekt van de bemoeienis van politie en justitie. Dat verdachte, volgens zijn eigen verklaring, sinds zijn nieuwe relatie een nieuw pad is ingeslagen is positief om te horen maar is tot op heden nog niet gebleken aangezien de bewezenverklaarde feiten ook hebben plaatsgevonden tijdens deze relatie. Gelet op het strafblad van verdachte ziet de rechtbank geen aanleiding om aan verdachte wederom een (deels) voorwaardelijke straf en/of bijzondere voorwaarden op te leggen.
De rechtbank houdt bij de oplegging van de straf rekening met de eendaadse samenloop tussen feit 1 en feit 2 en artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht. In strafverhogende zin is meegenomen dat er sprake is van medeplegen.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf passend en geboden is. Dit betekent dat de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf van 42 maanden met aftrek van het voorarrest zal opleggen.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [benadeelde] vordert een schadevergoeding van € 3.696,40 voor feit 1 en feit 2. Dit bedrag bestaat voor € 1.196,40 uit materiële schade en voor € 2.500,00 uit immateriële schade.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte deze feiten heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij in zoverre verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
Materiele schadevergoeding
De door de benadeelde partij gevorderde materiële schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 1.173,60. Dit bedrag bestaat uit de volgende bedragen:
  • Nintendo Switch: € 328,00
  • Playstation 4: € 200,00
  • Spellen Nintendo Switch: €270,00
  • Spellen Playstation 4: € 225,00
  • Reiskosten: € 150,60
Deze schade staat in voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van een rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde feit. De rechtbank schuift het verweer van de verdediging dat de schade voor wat betreft de spelcomputers en spellen moeten worden afgewezen omdat er geen facturen bijgevoegd zijn, terzijde. Namens de benadeelde partij is voldoende onderbouwd hoe duur de weggenomen spelcomputers en spellen zijn, waarbij telkens is uitgegaan van de laagste prijs.
De gevorderde reiskosten met betrekking tot het bezoeken van een advocaat ter hoogte van € 22,80 wijst de rechtbank af aangezien dergelijke kosten geen rechtstreekse schade ten gevolge van het strafbare feit zijn. De reiskosten naar de advocaat zijn wel kosten die als proceskosten voor vergoeding in aanmerking komen en deze zullen dus afzonderlijk worden toegewezen.
Immateriële schade
Namens de benadeelde partij is gesteld dat hij als gevolg van de feiten nadelige (psychische en lichamelijke) gevolgen heeft ondervonden. De benadeelde partij heeft lichamelijk letsel opgelopen. Hij heeft te kampen gehad met diverse kneuzingen en een gebroken neus waarvoor hij in behandeling is bij een KNO-arts. Nog steeds heeft de benadeelde partij zijn reuk niet terug en hiervoor staat hij nu onder behandeling bij het Universitair ziekenhuis te Gent. Daarnaast is ook aangevoerd dat aangever psychische gevolgen aan de feiten heeft overgehouden.
De rechtbank is van oordeel dat het lichamelijke letsel dat de benadeelde partij door het handelen van verdachte heeft opgelopen, zonder meer een grondslag vormt voor de toewijzing van zijn vordering tot immateriële schadevergoeding. Voorts is de rechtbank van oordeel dat de aard en ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde partij zo voor de hand liggen, dat een aantasting in persoon kan worden aangenomen. De benadeelde partij is in zijn woning door verdachte en de medeverdachte overvallen waarbij geweld is gebruikt. Dat de benadeelde partij in zijn persoon is aangetast acht de rechtbank dan ook volstrekt aannemelijk. De rechtbank zal de gevorderde immateriële schade ter hoogte van € 2.500,00 in zijn geheel toewijzen, aangezien zij dit bedrag billijk acht.
Totale schade, wettelijke rente, schadevergoedingsmaatregel en hoofdelijkheid
Op grond van het voorgaande concludeert de rechtbank dat de vordering dient te worden toegewezen tot een bedrag van € 3.673,60. Daarbij bepaalt de rechtbank dat dit schadebedrag dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 november 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met de medeverdachte heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade. Daarom zal de rechtbank de vordering en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen voor zover het bedrag door de medeverdachte is betaald, en andersom.
Proceskosten en hoofdelijkheid
Zoals overwogen is de rechtbank van oordeel dat de reiskosten voor het bezoeken van de advocaat moeten worden aangemerkt als proceskosten. Deze reiskosten bedragen € 22,80.
Ook dit bedrag zal de rechtbank hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte de toegewezen proceskosten niet meer hoeft te betalen voor zover dat bedrag door de medeverdachte is betaald, en andersom.

8.Het beslag

De Iphone (G2402738)
De telefoon is onder verdachte in beslag genomen. De rechtbank heeft echter hiervoor vastgesteld dat de telefoon toebehoort aan de medeverdachte. Zoals uit de bewijsoverwegingen blijkt, was de medeverdachte bekend met het gebruik van de telefoon in verband met het strafbare feit. Daarmee is de telefoon vatbaar voor verbeurdverklaring. De rechtbank zal hiertoe overgaan en de telefoon verbeurd verklaren.
De personenauto
Ten aanzien van de inbeslaggenomen personenauto, Seat met kenteken [kenteken] , overweegt de rechtbank als volgt. De auto is in beslag genomen vanwege de betrokkenheid van die auto bij het strafbare feit. De auto staat op naam van de vriendin van verdachte. De officier van justitie heeft ter zitting de verbeurdverklaring van de auto gevorderd.
Voor een verbeurdverklaring komen op grond van artikel 33a Wetboek van Strafrecht in ieder geval in aanmerking die voorwerpen die aan verdachte toebehoren en met behulp waarvan het strafbare feit is begaan.
De rechtbank dient in onderhavige zaak eerst te beoordelen of de auto aan verdachte toebehoorde en of verdachte derhalve redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt. Het zogenoemde toebehorensvereiste is ruimer dan het eigendomsbegrip. Een voorwerp dat formeel gezien geen eigendom is van de verdachte, maar wel aan hem toebehoort, kan in aanmerking komen voor verbeurdverklaring. Het gaat daarbij om de beantwoording van de vraag of verdachte in die periode de feitelijke bezitter en/of gebruiker van de auto is geweest. Het doet daarbij niet ter zake of een inbeslaggenomen auto uitsluitend door verdachte werd gebruikt.
Uit het dossier is gebleken dat verdachte vaker gebruik maakte van de auto van zijn vriendin. Verdachte reed hierin ten tijde van de bewezenverklaarde feiten en ook tijdens zijn aanhouding op 27 november 2021. Ook uit de verschillende getuigenverklaringen blijkt dat verdachte vaker gebruik maakte van de auto van zijn vriendin. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat verdachte de feitelijke gebruiker is geweest van de auto en dus redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.
De rechtbank stelt voorts vast dat de auto een voorwerp betreft waarmee de bewezenverklaarde feiten zijn begaan. Met de personenauto zijn verdachte en de medeverdachte naar de woning van aangever gereden. Toen zij terugkwamen uit de woning hebben zij de doos met gestolen goederen van aangever in de kofferbak gelegd en hiermee zijn ze weggereden. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de auto vatbaar is voor verbeurdverklaring. Gelet op de ernst van de feiten acht zij een verbeurdverklaring ook passend en niet disproportioneel. De rechtbank zal hiertoe overgaan en de auto verbeurd verklaren.

9.De vordering tot tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke straf van twee maanden die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de politierechter van 1 februari 2021 ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.

10.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 36f, 47, 55, 63, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
- verklaart verdachte strafbaar;

Strafoplegging

- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 42 (tweeënveertig) maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde] van
€ 3.673,60, waarvan € 1.173,60 aan materiële schade en € 2.500,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 november 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- bepaalt dat verdachte met de medeverdachte hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde] , € 3.673,60 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 november 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 46 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- bepaalt dat verdachte met de medeverdachte hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- veroordeelt verdachte in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de reiskosten naar zijn advocaat heeft gemaakt, te weten € 22,80;
- bepaalt dat verdachte met de medeverdachte hoofdelijk aansprakelijk is voor de toegewezen proceskosten;
Beslag
- verklaart verbeurd de inbeslaggenomen Iphone, G2402738;
- verklaart verbeurd de inbeslaggenomen auto, Seat met kenteken [kenteken] , G981307;
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis d.d. 1 februari 2021 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 02/286284-20
ten uitvoer zal worden gelegd, te weten
een gevangenisstraf van 2 (twee) maanden;
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Skalonjic, voorzitter, mr. G.H. Nomes en
mr. S.H. van Nieuwkerk, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.C.M. de Haas, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 29 juli 2022.
Mr. Van Nieuwkerk en mr. De Haas zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.