ECLI:NL:RBZWB:2022:4211

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 juli 2022
Publicatiedatum
28 juli 2022
Zaaknummer
C/02/398526 JERK 22-1024 en C/02/398428 JERK 22-965
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een kwetsbare jongere in het kader van jeugdzorg

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 juli 2022 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een zeer kwetsbare jongere, hierna te noemen [voornaam]. De zaak betreft de wachtlijstproblematiek binnen de jeugdzorg en de noodzaak om [voornaam] uit de onveilige thuissituatie bij haar moeder te plaatsen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [voornaam] sinds 6 januari 2021 onder toezicht staat en dat deze maatregel recentelijk is verlengd tot 8 juli 2022. De verzoeken tot verlenging zijn ingediend door de gecertificeerde instelling (GI) die betrokken is bij de zorg voor [voornaam].

Tijdens de mondelinge behandeling op 28 juni 2022 is gebleken dat de thuissituatie bij de moeder problematisch is, met ernstige zorgen over de ontwikkeling van [voornaam]. De moeder is zorgmijdend en onbereikbaar voor hulpverlening, wat leidt tot een onveilige situatie voor [voornaam]. De GI heeft verzocht om de ondertoezichtstelling te verlengen tot 30 maart 2023 en om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen. De kinderrechter heeft de noodzaak van deze verzoeken erkend, gezien de ernstige bedreigingen voor de ontwikkeling van [voornaam].

De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling van [voornaam] te verlengen tot haar meerderjarigheid en de machtiging tot uithuisplaatsing tot 23 augustus 2022. De kinderrechter heeft de GI opgedragen om verslag uit te brengen over de voortgang van de plaatsing van [voornaam] in een geschikte accommodatie, en heeft de mogelijkheid van een nieuwe mondelinge behandeling opengehouden. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de kinderrechter heeft de betrokken partijen geïnformeerd over hun recht om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/398526 / JE RK 22-1024 en C/02/398248 JE RK 22-965
Datum uitspraak: 5 juli 2022
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing alsmede een machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van

STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,

hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (GI),
gevestigd te Tilburg,
betreffende

[naam 1] , geboren op [geboortedatum] 2005 te [geboorteplaats] ,

hierna te noemen: [voornaam] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[voornaam] , voornoemd,

[naam 2] , hierna te noemen: de vader,

wonende te Tilburg.

[naam 3] , hierna te noemen: de moeder,

wonend op een bij de rechtbank bekend adres,

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
In de zaak met kenmerk C/02/398526 / JE RK 22-1024:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 16 mei 2022, ingekomen bij de griffie op 16 juni 2022;
- de brief van 1 juli 2022 van de GI;
In de zaak met kenmerk C/02/398248 JE RK 22-965:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 3 juni 2022, ingekomen bij de griffie op 3 juni 2022.
Gelet op de nauwe samenhang van het verzoek in deze zaak C/02/398248 JE RK 22-965 en de verzoeken in de zaak met kenmerk C/02/398526 / JE RK 22-1024, heeft de kinderrechter de zaken gezamenlijk behandeld tijdens de mondelinge behandeling van 28 juni 2022.
Bij de mondelinge behandeling zijn verschenen:
- de vader;
- twee vertegenwoordigsters van de GI.
Hoewel daartoe correct opgeroepen zijn – zonder kennisgeving vooraf – niet verschenen [voornaam] en de moeder.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam] wordt uitgeoefend door de vader.
[voornaam] woont bij de moeder.
Bij beschikking van 6 januari 2021 is [voornaam] onder toezicht gesteld. Deze maatregel is daarna verlengd, voor het laatst tot 8 juli 2022.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 4 januari 2022 ook de machtiging verlengd tot uithuisplaatsing van [voornaam] bij de ouder zonder gezag (moeder) tot 8 juli 2022.

De verzoeken

In de zaak met kenmerk C/02/398526 / JE RK 22-1024:
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [voornaam] te verlengen tot 30 maart 2023.
Tevens wordt verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam] te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling bij de ouder zonder gezag (de moeder).
De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
In de zaak met kenmerk C/02/398248 JE RK 22-965:
De GI verzoekt een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder tot 30 maart 2023.
De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

Het standpunt van de GI

Ter toelichting op de verzoeken wordt door de GI, samengevat, het volgende naar voren gebracht. Ieder is het erover eens dat het niet goed gaat met [voornaam] . Zij kan niet langer bij de moeder blijven. Bij de moeder thuis gaat het niet goed. Bij [voornaam] is een psycholoog betrokken van wie de GI verneemt dat er ernstige zorgen over [voornaam] bestaan. Zij is voor hulpverlening niet bereikbaar, is bij de moeder thuis ongelukkig, zit dagen op haar kamer en gaat niet naar school. Sinds de moeder heeft vernomen van het verzoek tot uithuisplaatsing in een accommodatie jeugdhulpaanbieder heeft zij de handdoek in de ring gegooid. De moeder is zorgmijdend en onttrekt zich aan de hulpverlening. Zij neemt geen contact meer op en andersom kan de hulpverlening ook geen contact met de moeder meer krijgen. Gezien wordt dat de vader een steunpilaar voor [voornaam] is. Van een tussentijdse oplossing dat [voornaam] bij de vader verblijft, kan geen sprake zijn. [voornaam] ziet dit zelf niet zitten, gelet op gebeurtenissen uit het verleden. Het is de bedoeling dat [voornaam] naar Sterk Huis gaat, richting het Fasehuis te Tilburg. Zij komt daar in een voor haar vertrouwde omgeving waar dichtbij ook haar vader en andere familieleden wonen. Daarbij is het de bedoeling dat [voornaam] volgend schooljaar weer naar school gaat. Omdat dit schooljaar als het ware verloren is gegaan, blijft zij zitten en stroomt zij weer in. Het is de GI niet bekend wanneer [voornaam] bij Sterk Huis terecht kan. De verwachting is dat dit niet eerder zal zijn dan 8 juli 2022. De GI kan de kinderrechter hierover geen toezeggingen doen. Op 29 juni 2022 staat er een afspraak gepland met de gedragswetenschapper van Sterk Huis om te bezien of het traject kan worden versneld en [voornaam] snel bij Sterk Huis terecht kan. Dat proces bevindt zich nu in de screeningsfase.
Desgevraagd heeft de GI ingestemd met het voorstel van de kinderrechter om haar nader te berichten over de resultaten van het gesprek tussen de GI en de gedragswetenschapper, alvorens er een beslissing wordt genomen op de verzoeken. De vader heeft hiermee ook ingestemd.
Uit voornoemde brief van de GI blijkt het volgende. Er is op korte termijn geen enkele plaatsingsmogelijkheid voor [voornaam] binnen Sterk Huis, waarbij gekeken is naar diverse opties. Hoewel de noodzaak van haar komst naar Tilburg c.q. vertrek bij haar moeder wordt onderkend, is plaatsing tijdens de zomervakantie wegens lange wachtlijsten van maanden niet mogelijk. De GI spreekt haar zorg uit dat de kans groot is dat dit voor [voornaam] zo hard binnen komt dat zij de moed zal opgeven (suïcidaliteit). Daarom is onderzocht wat er buiten Sterk Huis mogelijk is. Inmiddels is bekend dat er een goede mogelijkheid is voor [voornaam] om geplaatst te worden in een vorm van gezinshuis/beschermd wonen in Drunen. Indien de matching goed verloopt en [voornaam] hiervoor gemotiveerd kan worden, dan zou er medio augustus een plaatsje voor haar vrij komen en waar zij ook naar school kan gaan. Vooralsnog is dit de enige mogelijkheid om haar binnen afzienbare tijd in Brabant te plaatsen. Deze plek kan dienen als een tijdelijke oplossing om uiteindelijk toch door te kunnen stromen naar een Fasehuis in Tilburg of een permanente oplossing waarin zij goed begeleid kan worden naar zelfstandigheid. De inschatting is dat als het perspectief voor [voornaam] is dat zij nog maanden bij haar moeder zou moeten blijven, dit bij [voornaam] kan leiden tot een crisis en dat is echt niet in haar belang. Bovendien is er op crisisgroepen van Sterk Huis ook nagenoeg geen plek meer. Overbrugging bij de vader wordt niet in haar belang geacht.

Het standpunt van de vader

De vader brengt, samengevat, het volgende naar voren. De vader stemt in met het verzoek om de ondertoezichtstelling te verlengen. Ook met een machtiging tot uithuisplaatsing is de vader het eens. Duidelijk is dat [voornaam] niet bij de moeder kan blijven. De vader stemt eveneens in met een verblijf van [voornaam] bij Sterk Huis. Dit is dichtbij familie en tevens dichtbij de nieuwe school van [voornaam] , [naam school] . Volgens de vader is ook de optie bespreekbaar dat [voornaam] , als zij dat wil, voor een korte periode ter overbrugging bij hem verblijft.

De beoordeling

Op grond van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de kinderrechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 BW kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). De kinderrechter neemt daarbij in aanmerking dat [voornaam] veel heeft meegemaakt. In de thuissituatie bij de vader is sprake geweest van seksueel misbruik van [voornaam] door haar broer. Een plaatsing in een netwerkpleeggezin is niet succesvol geweest. Sinds begin 2021 verblijft [voornaam] bij de moeder die zij daarvoor acht jaar niet heeft gezien. De moeder heeft last van stemmingswisselingen als gevolg waarvan er thuis heftige conflicten ontstaan. [voornaam] is ongelukkig, sluit zich op in haar kamer en gaat niet naar school. Zij komt niet toe aan haar ontwikkeling.
Gelet op deze omstandigheden wordt [voornaam] ernstig in haar ontwikkeling bedreigd, hetgeen maakt dat de ondertoezichtstelling verlengd dient te worden. De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [voornaam] verlengen tot zij de meerderjarige leeftijd bereikt, te weten [datum 2] 2023.
Machtiging tot uithuisplaatsing
Ingevolge artikel 1:265b lid 1 BW kan de kinderrechter de GI, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, op haar verzoek machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid.
Op grond van artikel 1:265c lid 2 BW kan de kinderrechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:265b lid 1 BW is voldaan, de duur van de machtiging uithuisplaatsing telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
Zoals hiervoor al is overwogen, gaat het niet goed met [voornaam] bij de moeder thuis. De stemmingswisselingen van de moeder hebben een grote impact op de thuissituatie en vanuit school en de hulpverlening komen signalen dat het niet goed gaat met [voornaam] . Het verzuim neemt toe en zij loopt met haar ziel onder haar arm. In april en mei 2022 zijn zowel [voornaam] als de moeder amper te bereikbaar. Zij reageren niet op het contact vanuit school, de leerplichtambtenaar, hulpverlening en de GI. In de afgelopen periode is daarom met de betrokkenen de optie besproken dat [voornaam] naar een begeleide woonvorm gaat, zoals zelfstandigheidstraining of een kamertraining. Het is de bedoeling dat [voornaam] naar Sterk Huis gaat. [voornaam] en de vader staan hier achter. Bij Sterk Huis kan [voornaam] veilig opgroeien en ontwikkelen en verblijft zij bovendien in een voor haar vertrouwde omgeving.
Het is uiterst teleurstellend en absoluut niet in het belang van [voornaam] , een heel kwetsbaar meisje, dat inmiddels is gebleken dat zij in verband met de wachtlijstproblematiek voorlopig niet bij Sterk Huis terecht kan. Mogelijk kan [voornaam] medio augustus 2022 ter overbrugging geplaatst geworden in een vorm van gezinshuis/beschermd wonen in Drunen. De GI gaat daarover nog het gesprek aan met [voornaam] , om te kijken of zij hiervoor gemotiveerd kan worden. [voornaam] heeft aangegeven dat zij niet ter overbrugging bij haar vader wil verblijven en ook haar psycholoog en de gedragswetenschapper achten dit op inhoudelijke gronden niet in haar belang. Nu een tijdelijk verblijf bij de vader geen optie is en de machtiging tot uithuisplaatsing bij de moeder op 8 juli 2022 verloopt, is het noodzakelijk dat die machtiging voor een korte periode wordt verlengd. Helaas is er op dit moment nog geen duidelijkheid of en wanneer [voornaam] naar de gevonden overbruggingsplek kan. In verband daarmee zal de machtiging worden verlengd tot 23 augustus 2022. Het overige deel van dit verzoek alsmede het verzoek voor dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder zal worden aangehouden.
De GI wordt verzocht om vóór de hierna genoemde pro forma datum verslag te doen van de stand van zaken voor wat betreft de plek waar [voornaam] heen gaat en met ingang van wanneer, alsmede hoe de verzoeken zouden moeten worden afgedaan en of er behoefte is aan een nieuwe mondelinge behandeling dan wel dat een schriftelijke afdoening gewenst is. De GI wordt tevens verzocht om de inhoud van het verslag met [voornaam] en haar ouders te (laten) bespreken. De ouders en [voornaam] kunnen vervolgens ieder voor zich aangeven of zij een nieuwe mondelinge behandeling willen om de resterende verzoeken te bespreken dan wel dat zij schriftelijk hun mening willen geven.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

De beslissing

De kinderrechter:
In de zaak met kenmerk C/02/398526 / JE RK 22-1024
verlengt de ondertoezichtstelling van [voornaam] van 8 juli 2022 tot [datum 3] 2023;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam] bij de ouder zonder gezag (moeder) van 8 juli 2022
tot 23 augustus2022;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
In de zaken met kenmerk C/02/398526 / JE RK 22-1024 en C/02/398248 JE RK 22-965:
houdt de verzoeken (voor het overige) aan tot
dinsdag 9 augustus 2022 PRO FORMA, in afwachting van een bericht van de GI over de plaatsingsdatum van [voornaam] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder en de verdere afdoening
behoudt zich iedere verdere beslissing voor.
Deze beschikking is gegeven door mr. I. de Graaf, kinderrechter, in tegenwoordigheid van
de griffier en in het openbaar uitgesproken op 5 juli 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.