Op 27 juli 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening van een 54-jarige vrouw, verzoekster, die bezwaar had gemaakt tegen een besluit van de Uitvoeringsorganisatie Baanbrekers. Dit besluit, genomen op 6 juni 2022, kende verzoekster een bijstandsuitkering toe op grond van de Participatiewet, met ingang van 14 januari 2022 tot 12 mei 2022. Tevens werd haar recht op bijzondere bijstand voor periodieke kosten van bewindvoering per 12 mei 2022 ingetrokken. Verzoekster verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, omdat zij door het bestreden besluit zonder inkomen kwam te zitten, wat haar in staat stelde om niet meer in haar eerste levensbehoeften te voorzien.
De zitting vond plaats op 26 juli 2022, waarbij verzoekster werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde, mr. M.N.G. Brok, en haar bewindvoerder. Baanbrekers verscheen niet op de zitting. De voorzieningenrechter overwoog dat verzoekster een spoedeisend belang had bij de behandeling van haar verzoek, gezien haar kwetsbare situatie. Verzoekster betwistte dat zij naar Duitsland was verhuisd, zoals Baanbrekers had geconcludeerd, en stelde dat zij slechts tijdelijk in Duitsland verbleef. De voorzieningenrechter oordeelde dat Baanbrekers niet zonder nader onderzoek mocht concluderen dat verzoekster geen recht op bijstand meer had.
De voorzieningenrechter schorste het bestreden besluit voor zover het verzoekster algemene bijstand onthield over de periode vanaf 12 mei 2022 en droeg Baanbrekers op om aan verzoekster bij wijze van voorschot alsnog een bijstandsuitkering toe te kennen. Tevens werd Baanbrekers veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van verzoekster. Deze uitspraak werd gedaan door mr. V.M. Schotanus, voorzieningenrechter, en is openbaar gemaakt op 27 juli 2022.