ECLI:NL:RBZWB:2022:4194

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 juli 2022
Publicatiedatum
27 juli 2022
Zaaknummer
AWB 22_3300 PW VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet

Op 27 juli 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening van een 54-jarige vrouw, verzoekster, die bezwaar had gemaakt tegen een besluit van de Uitvoeringsorganisatie Baanbrekers. Dit besluit, genomen op 6 juni 2022, kende verzoekster een bijstandsuitkering toe op grond van de Participatiewet, met ingang van 14 januari 2022 tot 12 mei 2022. Tevens werd haar recht op bijzondere bijstand voor periodieke kosten van bewindvoering per 12 mei 2022 ingetrokken. Verzoekster verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, omdat zij door het bestreden besluit zonder inkomen kwam te zitten, wat haar in staat stelde om niet meer in haar eerste levensbehoeften te voorzien.

De zitting vond plaats op 26 juli 2022, waarbij verzoekster werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde, mr. M.N.G. Brok, en haar bewindvoerder. Baanbrekers verscheen niet op de zitting. De voorzieningenrechter overwoog dat verzoekster een spoedeisend belang had bij de behandeling van haar verzoek, gezien haar kwetsbare situatie. Verzoekster betwistte dat zij naar Duitsland was verhuisd, zoals Baanbrekers had geconcludeerd, en stelde dat zij slechts tijdelijk in Duitsland verbleef. De voorzieningenrechter oordeelde dat Baanbrekers niet zonder nader onderzoek mocht concluderen dat verzoekster geen recht op bijstand meer had.

De voorzieningenrechter schorste het bestreden besluit voor zover het verzoekster algemene bijstand onthield over de periode vanaf 12 mei 2022 en droeg Baanbrekers op om aan verzoekster bij wijze van voorschot alsnog een bijstandsuitkering toe te kennen. Tevens werd Baanbrekers veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van verzoekster. Deze uitspraak werd gedaan door mr. V.M. Schotanus, voorzieningenrechter, en is openbaar gemaakt op 27 juli 2022.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/3300 PW VV

uitspraak van 27 juli 2022 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam verzoekster] (verzoekster), te [woonplaats] ,

vertegenwoordigd door haar bewindvoerder,
gemachtigde: mr. M.N.G. Brok,
en
het dagelijks bestuur van de Uitvoeringsorganisatie Baanbrekers(Baanbrekers), verweerder.

Procesverloop

Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen een besluit van Baanbrekers van 6 juni 2022 (bestreden besluit), waarin aan haar een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet is toegekend met ingang van 14 januari 2022 tot 12 mei 2022. Verder heeft Baanbrekers verzoeksters recht op bijzondere bijstand voor periodieke kosten van bewindvoering per 12 mei 2022 ingetrokken. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het verzoek is behandeld op de zitting van 26 juli 2022. Verzoekster heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde en [naam bewindvoerder] , verzoeksters bewindvoerder. Baanbrekers is – zonder voorafgaande afmelding – niet verschenen.

OverwegingenRelevante feiten en omstandigheden

1. Verzoekster is een 54-jarige vrouw, die zich op 14 januari 2022 bij Baanbrekers heeft gemeld voor een bijstandsuitkering. Op 4 maart 2022 heeft Baanbrekers van haar een aanvraag om bijstand ontvangen.
Baanbrekers heeft in een besluit van 20 april 2022 aan verzoekster bijzondere bijstand toegekend voor periodieke kosten van bewindvoering en bankkosten, voor de periode van 1 februari 2022 tot en met 31 december 2022.
Op 26 april 2022 heeft verzoekster een gesprek gehad met haar werkmakelaar van Baanbrekers, om haar re-integratiemogelijkheden te bespreken. Daarbij is afgesproken dat zij op 9 mei 2022 zou gaan starten op het [naam bedrijf] voor vier middagen per week.
In een rapport van 10 mei 2022 van Baanbrekers is opgenomen dat verzoekster op 9 mei 2022 zonder tegenbericht niet is verschenen op het [naam bedrijf] voor haar eerste werkdag. Een medewerker van Baanbrekers heeft dezelfde dag tevergeefs geprobeerd om telefonisch contact met haar te krijgen. De medewerker heeft verzoeksters voicemail ingesproken, met het verzoek om zo spoedig mogelijk terug te bellen. Dit heeft verzoekster nagelaten. Op 10 en 12 mei 2022 heeft de medewerker verzoekster nogmaals tevergeefs gebeld. De medewerker van Baanbrekers heeft verzoekster vervolgens schriftelijk uitgenodigd voor een gesprek op donderdag 19 mei 2022 om 13.00 uur. De medewerker ontving van verzoekster op 12 mei 2022 om 15.11 uur echter een sms-bericht, met de tekst:
"Ben naar Duitsland verhuist".
In het bestreden besluit is Baanbrekers vervolgens overgegaan tot het toekennen van een bijstandsuitkering aan verzoekster met ingang van 14 januari 2022, tot 12 mei 2022. Verder heeft Baanbrekers haar recht op bijzondere bijstand voor periodieke kosten van bewindvoering per 12 mei 2022 ingetrokken.
Middels een brief van 23 juni 2022 heeft verzoekster bezwaar gemaakt tegen het bestreden besluit. In een brief van 28 juni 2022 heeft zij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen met betrekking tot de algemene bijstand, inhoudende dat Baanbrekers algemene bijstand dient te blijven verstrekken totdat de beslissing op bezwaar is genomen.
Toetsingskader voorzieningenrechter
2. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Bij het nemen van een beslissing op een verzoek om een voorlopige voorziening speelt een voorlopig oordeel over de rechtmatigheid van het bestreden besluit een belangrijke rol. Daarbij zal de vraag of er een redelijke mate van waarschijnlijkheid bestaat dat de aangevallen beslissing niet in stand kan blijven, moeten worden beantwoord.
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventuele) bodemprocedure niet.
Beoordeling van het spoedeisend belang
3. De voorzieningenrechter staat eerst ambtshalve stil bij de vraag of verzoekster een spoedeisend belang heeft bij de behandeling van haar verzoek. Zij heeft in dit verband gesteld dat zij door het bestreden besluit geheel zonder inkomen zit, waardoor zij niet langer in haar eerste levensbehoeften (voeding, (zorg)verzekering(en), woonlasten en medische kosten) kan voorzien. Onder deze omstandigheden – die door Baanbrekers niet worden betwist – ziet de voorzieningenrechter voldoende aanleiding om een spoedeisend belang aan te nemen bij een voorlopig oordeel over de rechtmatigheid van het bestreden besluit.
Verzoeksters standpunt
4. Volgens verzoekster heeft Baanbrekers ten onrechte geconcludeerd dat zij naar Duitsland is verhuisd. Zij stelt dat zij met het door haar op 19 mei 2022 verzonden sms-bericht niet heeft beoogd om door te geven dat zij was verhuisd naar Duitsland, maar enkel dat zij daar op dat moment (tijdelijk) verbleef. Verzoekster voert verder aan dat zij slechts twee dagen in Duitsland heeft verbleven, en dat Baanbrekers ten onrechte geen contact heeft gezocht met haar bewindvoerder voorafgaand aan het nemen van het bestreden besluit.
Relevante wettelijke bepalingen
5. Op grond van artikel 11, eerste lid, van de Participatiewet heeft iedere in Nederland woonachtige Nederlander die hier te lande in zodanige omstandigheden verkeert of dreigt te geraken dat hij niet over de middelen beschikt om in de noodzakelijke kosten van bestaan te voorzien, recht op bijstand van overheidswege.
Ingevolge artikel 17, eerste lid, eerste volzin, van de Participatiewet doet een belanghebben-de aan Baanbrekers op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op zijn arbeidsinschakeling of het recht op bijstand.
In artikel 40, eerste lid, van de Participatiewet is bepaald dat het recht op bijstand bestaat jegens het college van de gemeente waar de belanghebbende woonplaats heeft als bedoeld in de artikelen 10, eerste lid, en 11 van boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.
Waar gaat het in deze zaak over?
6. Het bestreden besluit heeft zowel betrekking op de toekenning van algemene bijstand aan verzoekster tot 12 mei 2022, als het intrekken van verzoeksters recht op bijzondere bijstand. Ter zitting is namens verzoekster bevestigd dat haar verzoek enkel betrekking heeft op de begrenzing van de toegekende algemene bijstand tot genoemde datum, zodat de voorzieningenrechter enkel een voorlopig oordeel zal geven over dit besluitonderdeel.
Bewijslastverdeling
7. Het gaat in deze zaak om de gedeeltelijke afwijzing van een aanvraag om bijstand, nu Baanbrekers verzoeksters recht op bijstand heeft begrensd tot een bepaalde datum. Een aanvrager van bijstand moet in het algemeen de feiten en omstandigheden aannemelijk maken die nopen tot inwilliging van de aanvraag. In dat kader is het aan de aanvrager om de nodige duidelijkheid te verschaffen over zijn woon- en leefsituatie. Vervolgens is het aan het bijstandverlenend orgaan om deze inlichtingen op juistheid en volledigheid te controleren. Indien de betrokkene niet aan de wettelijke inlichtingen- of medewerkingsver-plichting voldoet, is dit een grond voor (gedeeltelijke) weigering van de bijstand indien als gevolg daarvan het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld.
Beoordeling
8. Niet in geschil is dat verzoekster op 9 mei 2022 zonder bericht niet is verschenen op het [naam bedrijf] voor haar eerste werkdag aldaar, en dat een medewerker van Baanbrekers verschillende keren tevergeefs heeft geprobeerd om telefonisch contact op te nemen met haar. Ook staat vast dat verzoekster op 12 mei 2022 om 15.11 uur een sms-bericht heeft verstuurd naar Baanbrekers, met de tekst:
"Ben naar Duitsland verhuist".
9. Bovenstaande omstandigheden wijzen erop dat verzoekster niet meer verblijft op het bij Baanbrekers bekende adres. Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter mocht Baanbrekers hieruit echter nog niet concluderen dat – zoals opgenomen in het bestreden besluit en het verweerschrift van 7 juli 2022 – verzoekster per 12 mei 2022 is verhuisd naar Duitsland, en dat zij geen aanspraak op bijstand meer wenste te maken. Daarbij kent de voorzieningenrechter veel betekenis toe aan verzoeksters kwetsbare en instabiele persoonlijke situatie, die ter zitting door haar gemachtigde en bewindvoerder is toegelicht. Baanbrekers was ook op de hoogte van genoemde situatie voorafgaand aan het nemen van het bestreden besluit, gelet op de inhoud van een in het dossier gevoegd rapport van 6 mei 2022. Daarin is opgenomen dat verzoekster dakloos is geweest en jarenlang verslaafd is geweest aan alcohol, en dat zij ondersteuning heeft gekregen van een maatschappelijk werker en een psycholoog. De omstandigheid dat verzoekster vanaf 1 oktober 2019 onder bewind staat is ook een duidelijke aanwijzing dat zij niet meer goed voor zichzelf kan zorgen. De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat Baanbrekers onder deze omstandigheden niet zonder nader onderzoek of overleg met verzoeksters bewindvoerder mocht overgaan tot het weigeren van bijstand over de periode vanaf 12 mei 2022. Een dergelijke handelswijze is niet verenigbaar met het karakter van een bijstandsuitkering, dat dient als laatste vangnet voor de gevallen waarin iemand niet zelf in zijn of haar levensonderhoud kan voorzien.
10. Baanbrekers heeft in zijn verweerschrift van 7 juli 2022 nog gesteld dat verzoekster haar hoofdverblijf heeft bij haar ex-partner [naam ex-partner] , en dat mogelijk sprake is van een onweerlegbaar rechtsvermoeden van een gezamenlijke huishouding met deze persoon (dit omdat betrokkenen in de twee jaar voorafgaand aan verzoeksters melding van 7 februari 2022 kunnen worden aangemerkt als gehuwden, zoals ook opgenomen in een besluit van Baanbrekers van 7 juli 2022). De voorzieningenrechter ziet hierin voorshands geen beletsel voor bijstandverlening over de periode vanaf 12 mei 2022, nu verzoeksters bewindvoerder ter zitting onbetwist heeft gesteld dat van een huwelijk of geregistreerd partnerschap met haar ex-partner nimmer sprake is geweest. Ook overigens staat - bij gebrek aan onderbouwing daarvan - geenszins vast dat daadwerkelijk sprake is (geweest) van een gezamenlijke huishouding met de heer [naam ex-partner] .
Conclusie
11. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe, schorst het bestreden besluit voor zover verzoekster daarin algemene bijstand is onthouden over de periode vanaf 12 mei 2022, en treft de voorlopige voorziening dat Baanbrekers aan verzoekster bij wijze van voorschot met ingang van genoemde datum alsnog een bijstandsuitkering toekent naar de norm die is gehanteerd in het bestreden besluit, tot twee weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar.
Griffierecht en proceskosten
12. Omdat het verzoek wordt toegewezen, bepaalt de voorzieningenrechter dat Baanbrekers aan verzoekster het door haar betaalde griffierecht vergoedt. De voorzieningenrechter veroordeelt Baanbrekers verder in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- schorst het bestreden besluit, zover verzoekster daarin algemene bijstand is onthouden over de periode vanaf 12 mei 2022;
- treft de voorlopige voorziening dat Baanbrekers aan verzoekster bij wijze van voorschot met ingang van 12 mei 2022 alsnog een bijstandsuitkering toekent naar de norm die is gehanteerd in het bestreden besluit, tot twee weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
- draagt Baanbrekers op het betaalde griffierecht van € 50,- aan verzoekster te vergoeden;
- veroordeelt Baanbrekers in de proceskosten tot een bedrag van € 1.518,- te betalen aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.M. Schotanus, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.I.P. Buteijn, griffier, op 27 juli 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl. De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak mede te ondertekenen.
voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.