Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Bijlage – relevante regelgeving
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 3:2 van de Awb bepaalt dat een bestuursorgaan bij de voorbereiding van een besluit de nodige kennis vergaart omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen. Artikel 3:46 van de Awb bepaalt dat een besluit op een deugdelijke motivering dient te berusten.
Artikel 7:12 van de Awb bepaalt dat een beslissing op het bezwaar dient te berusten op een deugdelijke motivering, die bij de bekendmaking van de beslissing wordt vermeld.
Jeugdwet
Artikel 2.3, eerste lid, van de Jeugdwet bepaalt dat indien naar het oordeel van het college een jeugdige of een ouder jeugdhulp nodig heeft in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen en voor zover de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen ontoereikend zijn, het college ten behoeve van de jeugdige die zijn woonplaats heeft binnen zijn gemeente, voorzieningen treft op het gebied van jeugdhulp en waarborgt het college een deskundige toeleiding naar, advisering over, bepaling van en het inzetten van de aangewezen voorziening, waardoor de jeugdige in staat wordt gesteld:
a. gezond en veilig op te groeien;
b. te groeien naar zelfstandigheid, en
c. voldoende zelfredzaam te zijn en maatschappelijk te participeren, rekening houdend met zijn leeftijd en ontwikkelingsniveau.
Op grond van het vierde lid houdt het college bij de bepaling van de aangewezen vorm van jeugdhulp redelijkerwijs rekening met:
a. behoeften en persoonskenmerken van de jeugdige en zijn ouders, en
b. de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders.
In artikel 2.9, aanhef en onder a, van de Jeugdwet is bepaald dat de gemeenteraad bij verordening en met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens deze wet in ieder geval regels stelt over de door het college te verlenen individuele voorzieningen en overige voorzieningen, met betrekking tot de voorwaarden voor toekenning en de wijze van beoordeling van, en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening.
Verordening van de gemeenteraad van de gemeente [plaats 1] houdende regels omtrent jeugdhulp
Artikel 4.3 - Gesprek
1.Het college onderzoekt in een gesprek tussen deskundigen en de jeugdige en/of zijn ouders, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:
a. De behoeften, persoonskenmerken, voorkeuren, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de jeugdige en het probleem of de hulpvraag.
b. Het gewenste resultaat van het verzoek om jeugdhulp.
c. Het vermogen van de jeugdige en/of zijn ouders om zelf of met ondersteuning van de naaste omgeving een oplossing voor de hulpvraag te vinden.
d. De mogelijkheden om gebruik te maken van een andere voorziening.
e. De mogelijkheden om jeugdhulp te verlenen met gebruikmaking van een overige voorziening.
f. De mogelijkheden om een individuele voorziening te verstrekken.
g. De wijze waarop een mogelijk toe te kennen individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, of werk en inkomen.
h. Hoe rekening zal worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en/of zijn ouders.
i. De mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een pgb, waarbij de jeugdige en/of zijn ouders in begrijpelijke bewoordingen worden ingelicht over de gevolgen van die keuze en de te volgen procedure.
Artikel 4.7 - Regels voor pgb
1.Indien de jeugdige het wenst, verstrekt het college een pgb in overeenstemming met artikel 8.1.1 van de wet.
2.Vastgesteld is dat ouders, al dan niet met hulp uit hun sociale netwerk dan wel van een curator, bewindvoerder, mentor of gemachtigde, in staat zijn tot een redelijke waardering van hun belangen, en in staat zijn om de rechten en plichten die zijn verbonden aan het pgb op een verantwoorde manier uit te voeren.
3.De volgende voorwaarden zijn van toepassing op de berekening en de hoogte van het pgb:
a. De hoogte van het pgb wordt bepaald aan de hand van de in het Plan van aanpak beschreven resultaten en het budgetplan wat door de jeugdige en/of zijn ouders is opgesteld over hoe zij het pgb gaan besteden.
b. De hoogte van het pgb is toereikend om veilige, doeltreffende en kwalitatief goede jeugdhulp in te kopen.
c. De hoogte van het pgb bedraagt niet meer dan de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopste adequate individuele voorziening in natura.
d. Het college houdt bij de vaststelling van de hoogte van het pgb rekening met het feit of er sprake is van formele hulp of informele hulp.
e. Bij de differentiatie van tarieven zoals genoemd in het vijfde lid, sub d wordt onderscheid gemaakt tussen geregistreerde jeugdhulporganisaties, -instellingen en zzp'ers die aan de kwaliteitseisen voldoen en jeugdhulp leveren (formele hulp) enerzijds en informele zorgverleners anderzijds.
f. De tarieven die gebruikt worden voor alle toe te kennen voorzieningen in pgb worden genoemd in Bijlage 1 van deze verordening.
4. De jeugdhulp in pgb wordt toegekend met de tarieven genoemd in Bijlage 1. Dit betreft een tarief per eenheid, bijvoorbeeld uren of dagen. De hoogte van het persoonsgebonden budget binnen deze jeugdhulp is het aantal benodigde eenheden maal het geldende tarief voor de benodigde jeugdhulp.
5. Jaarlijks per 1 januari vindt indexering plaats van de tarieven, met uitzondering van het kilometertarief en als er sprake is van kostprijsvergoeding zoals genoemd sub a van het zesde lid. De indexering bedraagt hetzelfde percentage als de indexering van de tarieven zorg in natura die wordt gebruikt voor de inkoop van jeugdhulp.
6. Voor een individuele voorziening die start voor 2021 en doorloopt in 2021 en verder geldt het volgende voor de indexering van de tarieven pgb:
a. De tarieven per kilometer of op basis van kostprijs worden gedeclareerd en als zodanig staan aangeduid in Bijlage 1 worden niet geïndexeerd.
b. Alle overige tarieven in Bijlage 1 worden wel geïndexeerd.
7. De persoon aan wie een pgb wordt verstrekt, kan de jeugdhulp onder de volgende voorwaarden betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk:
a. Voor persoonlijke verzorging en begeleiding.
b. Deze persoon heeft aangegeven dat de zorg aan de belanghebbende voor hem niet tot overbelasting leidt.
c. Bij de inzet van een persoon uit het sociale netwerk kan door het college advies opgevraagd worden bij een extern bureau over de passendheid van deze inzet en de informeel zorgverlener.
8. Indien de jeugdhulp geboden wordt door een bloed- of aanverwant in de eerste of tweede graad van de budgethouder, is altijd sprake van informele hulp.
9. Gewaarborgd is dat de voorziening die met het pgb betaald wordt, van goede kwaliteit is.
10. De jeugdhulpaanbieder dient te voldoen aan de kwaliteitseisen zoals opgenomen in hoofdstuk 4 van de wet.
11. De aanvraag voor een pgb omvat in ieder geval:
a. de motivatie waarom het natura-aanbod van de gemeente niet passend is en een pgb gewenst is
b. de te treffen individuele voorziening en het beoogde doel
c. de voorgenomen uitvoering daarvan inclusief uitvoerder en kosten vastgelegd in het budgetplan
d. de kwalificaties van de uitvoerder
12. Het college kan een pgb weigeren indien aan de jeugdige en/of zijn ouders in de afgelopen jaren, voorafgaand aan de datum van het gesprek, een pgb is verleend en waarbij door de jeugdige of zijn ouders niet is voldaan aan de voorwaarden van het pgb.
13. De volgende kosten zijn uitgesloten voor vergoeding vanuit een pgb:
a. kosten voor bemiddeling
b. kosten voor tussenpersonen of belangenbehartigers
c. kosten voor het voeren van een pgb-administratie
d. kosten voor ondersteuning bij het aanvragen en beheren van een pgb
14. Om de afspraken tussen jeugdhulpaanbieder en de jeugdige en/of ouders vast te leggen wordt verplicht gebruik gemaakt van de modelovereenkomst van de Sociale Verzekeringsbank (SVB).
15. Het college kan al dan niet steekproefsgewijs, de bestedingen van pgb’s onderzoeken vanuit het oogpunt van kwaliteit, rechtmatigheid en doelmatigheid.
16. De persoon die een persoonsgebonden budget ontvangt, dan wel de vertegenwoordiger, mag met de zorgaanbieder geen afspraak maken op basis waarvan de SVB de zorgaanbieder middels een vast maandloon uitbetaalt zonder dat de persoon die een persoonsgebonden budget ontvangt de factuur heeft geaccordeerd. Dit betekent dat de zorgaanbieder maandelijks een factuur met daadwerkelijk gerealiseerde uren aan de persoon die het persoonsgebonden budget beheert ter accordering aanbiedt.
17. Het vorige lid geldt niet voor voorzieningen beschermd wonen.
18. Het college kan nadere regels omtrent pgb vaststellen.
Artikel 4.8 - Advisering
1.Het college is bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor het onderzoek, advies te vragen aan een door hem daartoe aangewezen adviesinstantie indien het college dat gewenst vindt.
2. Indien het college advies gaat inwinnen als bedoeld in het eerste lid wordt de cliënt hier van op de hoogte gebracht.
Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [plaats 1] houdende regels omtrent jeugdhulp
Artikel 2.3 - Het plan van aanpak - [naam bedrijf]
1. [naam bedrijf] beoordeelt in het gesprek wat de jeugdige en/of ouder zelf kan doen om de hulpvraag op te lossen, of een voorziening noodzakelijk is en wat de aard van de voorziening moet zijn en betrekt daarbij in ieder geval:
a. de aard en ernst van de opgroei- of opvoedingsproblemen, de psychische problemen en stoornissen en/of de beperking(en);
b. de behoeften, persoonskenmerken, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de jeugdige;
c. het vermogen, de eigen verantwoordelijkheid en de mogelijkheden van de jeugdige en/of ouder om zelf of met ondersteuning van de naaste omgeving een oplossing voor de hulpvraag te vinden;
d. de mogelijkheid om aanspraak te maken op een andere, voorliggende voorziening;
e. de mogelijkheid om de hulpvraag te beantwoorden door inzet van een overige voorziening op grond van de wet;
f. de mogelijkheid om een individuele voorziening op grond van de wet te treffen en het beoogde doel daarvan;
g. de wijze waarop de individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, of werk en inkomen;
h. hoe rekening kan worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders;
i. dat indien meerdere voorzieningen mogelijk zijn, de goedkoopst adequate voorziening wordt verstrekt;
j. een goede afstemming tussen de zorgtaken van de ouder en de te verstrekken voorzieningen.
Artikel 4.3 - Voorwaarden om in aanmerking te komen voor een pgb
1. Het college verstrekt een individuele voorziening uitsluitend in de vorm van een pgb, als aanvrager het verzoek om een pgb heeft onderbouwd met een gemotiveerd budgetplan.
2. Het budgetplan dient tijdig aangeleverd te worden door de aanvrager. De onderzoekstermijn van [naam bedrijf] als bedoeld in artikel 4.2 van de verordening wordt opgeschort vanaf het moment dat de Toegangsmedewerker het budgetplan heeft opgevraagd bij de aanvrager, tot het moment dat de aanvrager het budgetplan bij de Toegangsmedewerker heeft aangeleverd.
3. Het college verstrekt een individuele voorziening uitsluitend in de vorm van een pgb, indien de beoogd budgethouder een zorgovereenkomst afsluit met de zorgverlener. De budgethouder is verplicht de modelzorgovereenkomsten van de SVB te gebruiken.
4. Onverminderd artikel 4.7 lid 2 van de verordening beoordeelt het college of de aanvrager van een pgb voldoende in staat is de pgb-taken uit te voeren. Het college kan besluiten dat de aanvrager van een pgb niet in staat om de pgb-taken uit te voeren, in geval dat:
a. de aanvrager handelingsonbekwaam is en onvoldoende hulp krijgt vanuit zijn sociale netwerk en/of een curator;
b. de aanvrager onvoldoende inzicht heeft in de eigen situatie, bijvoorbeeld als gevolg van een verstandelijke beperking of psychische problemen;
c. de aanvrager de Nederlandse taal in woord en geschrift onvoldoende machtig is;
d. er sprake is van ernstige verslavingsproblematiek;
e. er sprake is van problematische schulden;
f. aan de jeugdige en/of ouder in de afgelopen drie jaren voorafgaand aan de datum van het gesprek een pgb is verleend, waarbij de jeugdige en/of ouder niet heeft voldaan aan de voorwaarden van dit pgb.
5. Als de jeugdige een vertegenwoordiger heeft of heeft gemachtigd om zijn belangen ten aanzien van het pgb te behartigen en deze is wel in staat om de pgb-taken uit te voeren, dan kan er worden afgeweken van lid 4.
6. Het college geeft in de beschikking een feitelijke onderbouwing van de weigering om een pgb te verstrekken op grond van overwegende bezwaren. Deze onderbouwing kan bijvoorbeeld een medische onderbouwing zijn, het aantonen van schulden of eerder misbruik.
7. Het college verstrekt geen pgb voor de voorziening dyslexiezorg, pleegzorg en crisiszorg omdat voor deze jeugdhulpvoorzieningen andere toeleidingscriteria gelden.
8. Als de jeugdige een vertegenwoordiger heeft of heeft gemachtigd om zijn belangen ten aanzien van het pgb te behartigen en de aan het pgb verbonden taken uit te voeren, dan mag om belangenverstrengeling te voorkomen in het geval van formele jeugdhulp, deze vertegenwoordiger niet de uitvoerder zijn van de jeugdhulp die met het pgb wordt ingekocht.
9. Bij informele jeugdhulp kan de vertegenwoordiger en de uitvoerder van de jeugdhulp, als bedoeld in lid 7, wel dezelfde persoon zijn.
Artikel 4.4 - Informeel pgb
1. De budgethouder kan de individuele voorziening betrekken van een informeel zorgverlener onder de volgende voorwaarden:
a. het gaat om de individuele voorzieningen 'persoonlijke verzorging' en/of 'begeleiding', en;
b. de beoogd informeel jeugdhulpaanbieder geeft aan dat de zorg aan budgethouder niet leidt tot overbelasting bij de informeel zorgverlener.
2. De individuele voorziening beschermd wonen mag niet door een informeel jeugdhulpaanbieder worden uitgevoerd.
3. Indien de jeugdige en/of ouder een pgb besteedt bij een informeel zorgverlener, dan dient deze zorgverlener in het budgetplan te verklaren dat hij voldoet aan de genoemde kwaliteitseisen in artikel 4.5 lid 1, met uitzondering van de onderdelen d., f., i., j. l., m. en n.