ECLI:NL:RBZWB:2022:4169

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 juli 2022
Publicatiedatum
27 juli 2022
Zaaknummer
02-124842-21
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor primair ten laste gelegde overtreding van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 en veroordeling voor subsidiaire feiten

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 juli 2022, is de verdachte vrijgesproken van de primair ten laste gelegde overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW). De rechtbank oordeelde dat, hoewel de verdachte zeer onvoorzichtig had gereden en een verkeersongeval had veroorzaakt, de informatie in het dossier onvoldoende was om te concluderen dat er sprake was van zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer. De verdachte was op 8 mei 2021 in Nispen betrokken bij een ongeval waarbij hij onder invloed van alcohol een snelheid van 120 tot 130 kilometer per uur reed op een weg waar de maximumsnelheid 60 kilometer per uur was. Het ongeval resulteerde in een botsing met bomen, maar het letsel van het slachtoffer, een gebroken borstbeen, voldeed niet aan de juridische definitie van zwaar lichamelijk letsel.

De rechtbank oordeelde echter dat de verdachte wel schuldig was aan de subsidiaire ten laste gelegde feiten, namelijk het veroorzaken van gevaar op de weg (artikel 5 WVW) en het rijden onder invloed van alcohol (artikel 8 WVW). De verdachte had een alcoholgehalte van 530 microgram per liter uitgeademde lucht. De rechtbank legde een geldboete op van € 750,00 voor elk van de bewezenverklaarde feiten, met de mogelijkheid tot termijnbetaling. Daarnaast werd de verdachte voor 180 dagen de rijbevoegdheid ontzegd, waarbij de tijd dat hij zijn rijbewijs al had ingeleverd in mindering werd gebracht.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/124842-21
vonnis van de meervoudige kamer van 27 juli 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1991 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres]
raadsman mr. B.M.C.F. de Groen, advocaat te Breda.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 13 juli 2022, waarbij de officier van justitie, mr. C. de Pagter, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
feit 1:op 8 mei 2021 in Nispen een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt, terwijl hij onder invloed van alcohol was, waardoor [slachtoffer] (zwaar) lichamelijk letsel heeft opgelopen, dan wel dat verdachte gevaar op de weg heeft veroorzaakt;
feit 2:op 8 mei 2021 in Nispen onder invloed van alcohol een personenauto heeft bestuurd.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd voor de onder 1 primair ten laste gelegde schuld aan een verkeersongeval als bedoeld in artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW). Weliswaar heeft verdachte zeer onvoorzichtig gereden met een ongeluk als gevolg, maar over het daardoor aan [slachtoffer] toegebrachte letsel is onvoldoende bekend om te concluderen dat het om letsel gaat als bedoeld in artikel 6 WVW. Gelet op de bevindingen van de politie en de bekentenis van verdachte kunnen feit 1 subsidiair en feit 2 wel wettig en overtuigend bewezen worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is het eens met de officier van justitie.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feiten op basis van de bewijsmiddelen
Verdachte heeft ook op zitting bekend op 8 mei 2021 in Nispen op de Kerkweg, waar de maximumsnelheid 60 kilometer per uur was, met zijn BMW M3 veel te hard te hebben gereden met teveel alcohol op. Volgens verdachte reed hij 120 tot 130 kilometer per uur. In een lichte bocht naar rechts raakte zijn auto in een slip en kon verdachte de auto niet meer onder controle houden. Daarbij is de auto van de weg geraakt, tegen twee bomen in de linkerberm gebotst om daarna in de rechterberm, met de achterste helft boven een smalle sloot, tot stilstand te komen.
Feit 1 primair
Voor een bewezenverklaring van de onder feit 1 primair ten laste gelegde overtreding van artikel 6 WVW is echter onvoldoende dat voornoemd zeer onvoorzichtig rijgedrag van verdachte tot een ongeluk heeft geleid. Daarvoor moet door dat ongeluk een ander zwaar lichamelijk letsel zijn toegebracht of letsel waaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Door het door verdachte veroorzaakte ongeluk heeft [slachtoffer] een gebroken borstbeen opgelopen. Uit de betreffende geneeskundige verklaring in het dossier blijkt dat [slachtoffer] daardoor pijn aan zijn borstbeen had en de geschatte genezingsduur 2 tot 3 maanden was. Dat is ook de enige informatie in het dossier over de aard en de gevolgen van het letsel van [slachtoffer] . Die informatie is niet alleen onvoldoende om in juridische zin van zwaar lichamelijk letsel te kunnen spreken, maar ook om te kunnen concluderen dat het letsel is waaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan. Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank daarom van oordeel dat de onder feit 1 primair ten laste gelegde overtreding van artikel 6 WVW niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Feit 1 subsidiair en feit 2
Dat verdachte met zijn eerder beschreven gedragingen gevaar op de weg heeft veroorzaakt, heeft op zitting niet ter discussie gestaan. Dat gevaar heeft zich zelfs verwezenlijkt gelet op het door verdachte veroorzaakte ongeluk. De onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde overtreding van artikel 5 WVW kan daarom wel wettig en overtuigend bewezen worden. Dat geldt ook voor feit 2: het rijden met het gemeten te hoge alcoholgehalte van 530 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
subsidiair
op 8 mei 2021 te Nispen, gemeente Roosendaal, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Kerkweg, na het gebruik van alcoholhoudende drank, met het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig, met een snelheid die lag boven de ter plaatse maximale toegestane snelheid van 60 kilometer per uur heeft gereden en vervolgens in een slip is geraakt en het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig niet voortdurend onder controle heeft gehouden, waarbij hij, verdachte, met zijn voertuig van de weg is geraakt en vervolgens in botsing is gekomen met zich naast deze weg bevindende bomen, door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt;
2
op 8 mei 2021 te Nispen, gemeente Roosendaal, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 530 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, nu niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte voor beide feiten samen een geldboete op te leggen van € 1.500,00 en voor feit 1 daarnaast een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur dat het rijbewijs van verdachte al is ingehouden. Volgens haar berekening 180 dagen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de eis van de officier van justitie te volgen, maar volgens hem is verdachte zijn rijbewijs 178 dagen kwijt geweest. Verdachte heeft verzocht een geldboete in termijnen te mogen betalen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
In de vroege avond van 8 mei 2021 heeft verdachte op een 60-kilometerweg in Nispen met zijn BMW M3 het dubbele van de toegestane snelheid gereden, nadat hij in de uren daarvoor zo’n 10 flesjes bier had gedronken. Naar het oordeel van de rechtbank is dat volstrekt onverantwoord rijgedrag. Die rit is geëindigd met botsingen tegen twee bomen waarna eigenlijk de hele linkervoorzijde van zijn auto was vernield. Het is echt een wonder te noemen dat verdachte en zijn vier passagiers het er allen levend vanaf hebben gebracht en dat slechts een van hen - relatief licht en tijdelijk, doch pijnlijk - letsel heeft opgelopen.
Verdachte heeft na het ongeluk meteen zijn verantwoordelijkheid genomen. Tegen de politie die ter plaatse kwam, heeft hij uit eigen beweging verteld dat hij gedronken had. In zijn verhoor diezelfde avond nog had hij al geen woorden voor zijn eigen rijgedrag dat volgens hem voortkwam uit “haantjesgedrag”. Op zitting heeft verdachte aanvullend verklaard dat het ongeluk een keerpunt in zijn leven is geweest. Hij focust zich sindsdien op zijn eigen zaak en zijn vrouw en kindje en heeft van racen zijn hobby gemaakt die hij alleen op circuits uitoefent. Als hij al eens uitgaat beperkt hij zich tegenwoordig tot één drankje. Gelet op de invordering van zijn rijbewijs direct na het ongeluk en de aansluitende inhouding ervan heeft hij bovendien al een half jaar ondervonden wat onverantwoord rijgedrag nog meer voor gevolgen kan hebben. Met name voor zijn eigen zaak in stalen ramen en deuren is zijn rijbewijs onmisbaar.
Gelet op de hiervoor beschreven ernst van de feiten en de persoon van verdachte vindt de rechtbank de door de officier van justitie geëiste geldboete en onvoorwaardelijke rijontzegging gelijk aan de eerdere inhoudingsduur passend. De rechtbank kan echter niet één geldboete opleggen nu het om respectievelijk een overtreding en een misdrijf gaat waarvoor verdachte wordt veroordeeld. De rechtbank zal voor ieder feit een geldboete van
€ 750,00 opleggen met de mogelijkheid van termijnbetaling zoals verzocht. Van het rijbewijs is de eerdere inhoudingsduur volgens berekening van de rechtbank 180 dagen geweest.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 23, 24a, 24c en 62 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5, 8, 176, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

8.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder 1 primair tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Feit 1 subsidiair:overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994;
Feit 2:overtreding van artikel 8, tweede lid, aanhef en onderdeel a, van de
Wegenverkeerswet 1994 (530 ugl);
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
Feit 1 subsidiair
- veroordeelt verdachte tot
een geldboete van € 750,00;
- bepaalt dat bij niet betaling van de geldboete,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
15 dagen;
- bepaalt dat deze geldboete mag worden betaald in zes maandelijkse termijnen van elk
€ 125,00;
- veroordeelt verdachte tot
een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van 180 dagen;
- bepaalt dat de tijd dat verdachte zijn rijbewijs al heeft ingeleverd (180 dagen) in mindering wordt gebracht op de rijontzegging;
Feit 2
- veroordeelt verdachte tot
een geldboete van € 750,00;
- bepaalt dat bij niet betaling van de geldboete,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
15 dagen;
- bepaalt dat deze geldboete mag worden betaald in zes maandelijkse termijnen van elk
€ 125,00;
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.H. de Brouwer, voorzitter, mr. M.E.I. Beudeker en
mr. F.L. Donders, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.D.M. Bos, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 27 juli 2022.
De oudste rechter, de jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.