In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 juli 2022, stond de verdachte terecht voor het schenden van verkeersregels op de snelweg A58. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 13 juli 2022, waarbij de officier van justitie, mr. C. de Pagter, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De verdachte werd vrijgesproken van het primair tenlastegelegde feit, namelijk het veroorzaken van levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel door meermalen te remmen. De rechtbank oordeelde dat er geen bewijs was voor het vereiste opzet en dat er geen levensgevaar was te duchten.
Echter, de rechtbank achtte het subsidiair ten laste gelegde feit, het veroorzaken van gevaar op de weg, wel bewezen. De verdachte had onnodig langzamer gereden voor een ander voertuig en had meermalen onverwacht geremd, wat leidde tot een aanrijding. De rechtbank oordeelde dat dit gedrag niet alleen gevaarlijk was, maar dat het gevaar zich ook had verwezenlijkt door de botsing die plaatsvond. De verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van € 750, te vervangen door 15 dagen hechtenis, en de rechtbank hield rekening met de omstandigheden van de zaak, waaronder het tijdsverloop en de persoonlijke situatie van de verdachte.
De beslissing berustte op de artikelen 23, 24 en 24c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het primair tenlastegelegde feit, verklaarde het subsidiair tenlastegelegde bewezen en legde de straf op zoals hierboven beschreven.