In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 juli 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekers, eigenaren van een perceel in Etten-Leur, hebben bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester om het perceel voor zes maanden te sluiten vanwege de aanwezigheid van stoffen die mogelijk gebruikt kunnen worden voor de productie van harddrugs. De burgemeester had op 22 juni 2022 besloten tot sluiting van het perceel, met uitzondering van de ruimtes die door een derde partij worden gehuurd. Verzoekers hebben de voorzieningenrechter verzocht om schorsing van dit besluit, stellende dat de burgemeester niet bevoegd was tot sluiting over te gaan en dat er sprake was van willekeur. Tijdens de zitting op 11 juli 2022 is de burgemeester vertegenwoordigd door twee personen, terwijl verzoekers bijgestaan werden door hun gemachtigde, mr. O. Lenselink.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de burgemeester bevoegd was om de sluiting op te leggen op basis van artikel 13b van de Opiumwet, omdat er stoffen zijn aangetroffen die bestemd zijn voor de productie van harddrugs. De voorzieningenrechter heeft echter ook geoordeeld dat de burgemeester onvoldoende rekening heeft gehouden met de belangen van andere huurders in het pand, wat heeft geleid tot een onvolledige belangenafweging. Daarom heeft de voorzieningenrechter besloten om het bestreden besluit te schorsen voor zover dit betrekking heeft op de door derden gehuurde ruimtes. De burgemeester is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan verzoekers.