ECLI:NL:RBZWB:2022:4094

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 juli 2022
Publicatiedatum
22 juli 2022
Zaaknummer
AWB- 22_3026 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • T. Peters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake omgevingsvergunning voor de bouw van appartementen in beschermd dorpsgezicht

Op 22 juli 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak over een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, een stichting gevestigd te Noord-Beveland, heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noord-Beveland, dat op 20 mei 2022 een omgevingsvergunning heeft verleend voor de bouw van vier appartementen op het perceel Kruisstraat 5, 5a, 5b en 5c te [plaatsnaam]. Verzoekster stelt dat het bouwplan niet past in het beschermd dorpsgezicht en in strijd is met de gemeentelijke Welstandsnota 2013. Tijdens de zitting op 8 juli 2022 heeft de voorzieningenrechter de argumenten van verzoekster en de verweerder gehoord. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de aanvraag voor de omgevingsvergunning in strijd is met het bestemmingsplan, maar dat het college de vergunning heeft verleend op basis van een positief welstandsadvies van de gemeentelijke welstandscommissie. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de belangenafweging in deze procedure van groot belang is en dat verzoekster, ondanks de twijfels over haar belanghebbendheid, het voordeel van de twijfel krijgt. Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om schorsing van het bestreden besluit afgewezen, omdat er geen zodanige gebreken aan het welstandsadvies kleven dat dit niet aan het besluit ten grondslag gelegd kon worden. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/3026 WABO VV

uitspraak van 22 juli 2022 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam stichting], gevestigd te Noord-Beveland, verzoekster
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noord-Beveland,verweerder.
Als derde partij heeft aan het geding deelgenomen:
[naam vergunninghouder], te [woonplaats] , vergunninghouder.

Procesverloop

Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van verweerder van 20 mei 2022 (bestreden besluit) inzake de omgevingsvergunning voor de bouw van vier appartementen op het perceel Kruisstraat 5, 5a, 5b en 5c Te [plaatsnaam] .
Zij heeft tevens de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 8 juli 2022. Verzoekster heeft zich laten vertegenwoordigen door gemachtigden [naam gemachtigde 1] en [naam gemachtigde 2] .
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam vertegenwoordiger] . Derde partij is in persoon verschenen, bijgestaan door [gemachtigde derde partij] .

Overwegingen

1. Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de voorzieningenrechter uit van de volgende feiten en omstandigheden.
In mei 2020 is het pand op de hoek [straatnaam] – [straatnaam 2] te [plaatsnaam] afgebrand. Op de plankaart van het ter plaatse geldende bestemmingsplan “ [naam bestemmingsplan] ” is aan dit perceel de bestemming "Centrumvoorzieningen" toegekend, met de nadere aanduiding ‘6’. Dit laatste betekent dat de dakvoethoogte van het hoofdgebouw maximaal 6 meter mag bedragen. De als zodanig aangewezen gronden zijn mede bestemd voor wonen.
Derde partij heeft op 27 februari 2022 verzocht om een omgevingsvergunning voor de bouw van vier appartementen op het inmiddels braakliggende terrein. Omdat het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan, het hoofdgebouw overschrijdt het op de plankaart aangegeven bebouwingsvlak met 3 meter, is de aanvraag tevens aangemerkt als een verzoek om omgevingsvergunning voor afwijkend gebruik. Het bouwplan heeft (ook buiten het bouwvlak) een dakvoethoogte van 5,6 meter en een totale hoogte van 7,6 meter.
Bij het bestreden besluit heeft het college de gevraagde vergunning verleend met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, sub a, onder 2° van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in samenhang met artikel 4 van Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor).
2. Verzoekster heeft aangevoerd dat het bouwplan niet past in het beschermd dorpsgezicht en in strijd is met de beleidsuitgangspunten van de gemeentelijke Welstandsnota 2013 voor wat betreft behoud, bescherming en interpretatie van de cultuur- en bouwhistorie van de kern [plaatsnaam] . Verzoekster vraagt zich af of de welstandscommissie heeft geadviseerd aan de hand van de Welstandsnota 2013 en hoe de commissie was samengesteld. Daarnaast heeft verzoekster aangevoerd dat zij niet alle aanvullingen op de aanvraag kent en niet weet wat de exacte hoogte van het bouwwerk gaat worden. Volgens verzoekster is het bouwplan een grove inbreuk op het eigen gemeentelijke beleid en daarmee tegen de cultuurhistorische en bouwhistorische belangen binnen het beschermd dorpsgezicht [plaatsnaam] .
Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht het bestreden besluit te schorsen.
3. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat bij het nemen van een beslissing op een verzoek om voorlopige voorziening een voorlopig oordeel over de rechtmatigheid van het bestreden besluit een belangrijke rol speelt. Verder dient deze beslissing het resultaat te zijn van een belangenafweging, waarbij moet worden bezien of uitvoering van het bestreden besluit voor verzoekster een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering van dat besluit te dienen belang.
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventuele) bodemprocedure niet.
4. Verzoekster is op 2 oktober 2020 opgericht met als doel:
a. het behartigen van de belangen van de bewoners van [plaatsnaam] (gemeente Noord-Beveland) en het buitengebied tussen [4 plaatsnamen] ;
b. al hetgeen te doen om de leefomgeving van [plaatsnaam] , het havengebied en het buitengebied te beschermen, onder meer door het behouden en verbeteren van de natuur-, landschappelijke(incl. horizon) en cultuurhistorische waarden (incl. monumenten, beschermd dorpsgezicht, bestaande bouwsubstantie), de flora en de fauna (o.m. de biodiversiteit), de kwaliteit van het milieu (o.m. licht, lucht, bodem en water), de verkeersveiligheid (o.m. het behoud van landelijke wegen) en de gezondheid van de mensen (o.m. openbare hygiëne, veiligheid en stralingsintensiteit), en het tegengaan van geluidsoverlast;
c. het verrichten van alle verdere handelingen, die met het vorenstaande in de ruimste zin verband houden of daartoe bevorderlijk kunnen zijn.
4.1
Artikel 1:2, derde lid, van de Awb bepaalt dat ten aanzien van rechtspersonen als hun belangen mede worden beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.
In de jurisprudentie wordt de zinsnede dat de algemene en collectieve belangen door de rechtspersoon "in het bijzonder" moeten worden behartigd, aldus uitgelegd dat de doelstellingen van de rechtspersoon niet te algemeen mogen zijn maar dat het moet gaan om een voldoende specifiek algemeen of collectief belang. Om te kunnen opkomen voor algemene en collectieve belangen is vereist dat een rechtspersoon deze belangen krachtens haar doelstellingen én blijkens haar feitelijke werkzaamheden (in het bijzonder) behartigt. Aan beide elementen moet zijn voldaan: de doelstellingen én de feitelijke werkzaamheden moeten samen tot de conclusie leiden dat een rechtspersoon opkomt voor een bepaald belang. Hiervoor geldt onder meer de hoofdregel dat het niet voldoende is om een bepaald belang alleen te vermelden in de statutaire doelstellingen. De behartiging van dat belang moet ook blijken uit de feitelijke werkzaamheden, niet (alleen) zijnde het voeren van procedures.
Bij de beoordeling van de belanghebbendheid moeten de doelstellingen en de feitelijke werkzaamheden tezamen worden bezien. De beide elementen hebben daarbij het karakter van communicerende vaten. Naarmate de doelstellingen ruimer zijn geformuleerd, worden hogere eisen gesteld aan de aard en de omvang van de feitelijke werkzaamheden. En naarmate de doelstellingen functioneel of territoriaal beperkter zijn geformuleerd, zijn minder feitelijke werkzaamheden nodig om te kunnen vaststellen dat de rechtspersoon een bepaald belang behartigt.
4.2
Verzoekster is op 2 oktober 2020 is opgericht. Ter zitting heeft de gemachtigde van verzoekster verklaard dat getracht wordt het gemeentelijk beleid kritisch te volgen en dat daarbij de nadruk ligt op cultuurhistorie en monumenten, maar dat door de corona-periode dit nog niet echt van de grond is gekomen. Daarnaast is veel tijd besteed aan het bestuderen van en het inspreken op het ontwerp-bestemmingsplan “ [naam bestemmingsplan] ”. Ten slotte is namens verzoekster verklaard dat een historisch artikel is geschreven over de Valkreek, waarvan het de bedoeling is dat het gepubliceerd zal worden in een krant. Vergunninghouder heeft benadrukt dat verzoekster geen website heeft en dat niet blijkt dat zij een bijzonder belang concreet behartigd heeft. Namens het college is ter zitting verklaard dat verzoekster uit coulance ontvankelijk is geacht in haar zienswijze met betrekking tot het ontwerp-bestemmingsplan, maar dat het in eerste instantie aan de gemeentelijke bezwaarschriftencommissie is om te beoordelen of verzoekster ook ontvankelijk is in haar bezwaarschrift.
4.3
De voorzieningenrechter overweegt dat verzoekster haar doelstellingen erg ruim heeft geformuleerd en dat nauwelijks blijkt van feitelijke werkzaamheden. Daardoor moet ernstig worden betwijfeld of verzoekster in deze procedure wel als belanghebbende kan worden aangemerkt. Mede gelet op het standpunt van het college dat het in eerste instantie aan de bezwaarschriftencommissie is om te beoordelen of verzoekster ontvankelijk is in de bezwaarschriftenprocedure, krijgt zij in deze voorlopige voorziening-procedure het voordeel van de twijfel. De voorzieningenrechter zal daarom hierna, aan de hand van de door verzoekster aangedragen grieven, beoordelen of er aanleiding is om het bestreden besluit te schorsen.
5. [plaatsnaam] is aangewezen als beschermd dorpsgezicht. Blijkens de toelichting op de aanwijzing is het doel van de aanwijzing om de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende, structuur en ruimtelijke kwaliteit van het gebied te onderkennen als zwaarwegend belang bij de verdere ontwikkeling binnen het gebied. De aanwijzing beoogt op die wijze een basis te geven voor de ruimtelijke ontwikkeling die inspeelt op de aanwezige kwaliteiten, daarvan gebruik maakt en daarop voortbouwt. De aanwijzing als beschermd dorpsgezicht heeft neerslag gekregen in het geldende bestemmingsplan “ [naam bestemmingsplan] ”.
5.1
Het bouwplan past met een dakvoethoogte van 5,6 meter en een totale hoogte van 7,6 meter ruimschoots binnen de maximaal toegelaten afmetingen van zowel het geldende als het nieuwe ontwerp-bestemmingsplan. De strijdigheid met het bestemmingsplan is gelegen in de overschrijding van het op de plankaart aangegeven bebouwingsvlak.
Op 11 maart 2022 heeft de gemeentelijke welstandscommissie - de Stichting Dorp, Stad en Land te Rotterdam - geoordeeld dat het bouwplan voldoet aan de redelijke eisen van welstand, conform het gestelde in de Nota welstandsbeleid, 3e herziening augustus 2013.
Dit positieve advies is door het college aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd. Het advies is niet gemotiveerd. Dat is niet ongebruikelijk en ook niet ongeoorloofd omdat het advies tot een voor de aanvrager begunstigend besluit heeft geleid.
5.2
Naar aanleiding van de bezwaren van verzoekster heeft het college ten behoeve van de beslissing op het bezwaar een nadere onderbouwing van het welstandsadvies gevraagd. De welstandscommissie heeft op 29 juni 2022 gemotiveerd aangegeven waarom het bouwplan zowel op zichzelf als in verband met de omgeving voldoet aan de redelijke eisen van welstand. Uit deze nadere motivering blijkt dat het gemandateerde commissielid het bouwplan heeft getoetst aan de Nota welstandsbeleid, dat rekening is gehouden met het gegeven dat het bouwplan is geprojecteerd in beschermd dorpsgezicht en dat de Voorstraat vanwege de grote cultuurhistorische, stedenbouwkundige en architectonische waarden is aangewezen als zeer waardevol welstandsgebied. In het advies is aangegeven dat de kwaliteit van de Voorstraat grotendeels wordt bepaald door de gesloten gevelwanden, bestaande uit individueel vormgegeven panden. De variatie in nokhoogte en materialisering, rijke detaillering en kleinschalige bouwmassa’s zorgen voor een gesloten uitstraling. De Nota welstandsbeleid bepaalt dat de karakteristieke bebouwing bestaande uit individueel vormgegeven panden gehandhaafd dient te blijven en naar het oordeel van de welstandscommissie wordt daar aan voldaan. De welstandscommissie overweegt vervolgens dat het afgebrande pand aan de Kruisstraat 5 wordt vervangen door nieuwbouw dat niet oogt als een doorsnee appartementencomplex, maar met zorg is ingepast in de historische omgeving. Het nieuwe pand dringt zich niet op, laat de omringende historische panden in hun waarde en doet geen afbreuk aan cultuurhistorische waarden, aldus de welstandscommissie.
5.3
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kleven aan het welstandsadvies, naar inhoud en wijze van totstandkoming, niet zodanige gebreken dat verweerder dit advies niet aan het bestreden besluit ten grondslag heeft kunnen leggen. Verzoekster heeft het positieve welstandsadvies aangevochten, maar zij heeft haar andersluidende oordeel niet onderbouwd met een tegenadvies van een onafhankelijke deskundige.
6. Het vorenstaande leidt de voorzieningenrechter tot het oordeel dat het verzoek om schorsing van het bestreden besluit afgewezen dient te worden. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Peters, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. P.H.M. Verdonschot, griffier, op 22 juli 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
P.H.M. Verdonschot, griffier T. Peters, voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.