ECLI:NL:RBZWB:2022:4066
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Herziening van zorgtoeslag en kindgebonden budget met proceskostenveroordeling
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 juli 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een verzoeker en de Belastingdienst/Toeslagen. De verzoeker had in eerste instantie bezwaar gemaakt tegen de herziening van zijn zorgtoeslag en kindgebonden budget voor het jaar 2019, zoals vastgesteld in een besluit van 10 april 2020. De Belastingdienst had de voorschotten vastgesteld op respectievelijk €1.157,00 en €2.929,00. In een later besluit van 31 juli 2020 werd het bezwaar van de verzoeker kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, waarop de verzoeker beroep instelde.
Op 25 mei 2022 heeft de Belastingdienst het bestreden besluit herzien en het bezwaar van de verzoeker ontvankelijk en gegrond verklaard. De nieuwe vaststellingen voor de zorgtoeslag en kindgebonden budget werden vastgesteld op respectievelijk €1.189,00 en €6.068,00. De Belastingdienst heeft aangegeven de proceskosten van de verzoeker te vergoeden, wat leidde tot het intrekken van het beroep door de verzoeker met een verzoek om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan over het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Belastingdienst tegemoet is gekomen aan het beroep van de verzoeker en heeft het verzoek om proceskostenveroordeling als gegrond toegewezen. De proceskosten zijn vastgesteld op €759,00, en de rechtbank heeft opgemerkt dat de Belastingdienst ook het griffierecht van €48,00 zal vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, in aanwezigheid van M.H.A. de Graaf, griffier, en is openbaar uitgesproken op 20 juli 2022.