ECLI:NL:RBZWB:2022:4066

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 juli 2022
Publicatiedatum
22 juli 2022
Zaaknummer
AWB- 20_8455
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van zorgtoeslag en kindgebonden budget met proceskostenveroordeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 juli 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een verzoeker en de Belastingdienst/Toeslagen. De verzoeker had in eerste instantie bezwaar gemaakt tegen de herziening van zijn zorgtoeslag en kindgebonden budget voor het jaar 2019, zoals vastgesteld in een besluit van 10 april 2020. De Belastingdienst had de voorschotten vastgesteld op respectievelijk €1.157,00 en €2.929,00. In een later besluit van 31 juli 2020 werd het bezwaar van de verzoeker kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, waarop de verzoeker beroep instelde.

Op 25 mei 2022 heeft de Belastingdienst het bestreden besluit herzien en het bezwaar van de verzoeker ontvankelijk en gegrond verklaard. De nieuwe vaststellingen voor de zorgtoeslag en kindgebonden budget werden vastgesteld op respectievelijk €1.189,00 en €6.068,00. De Belastingdienst heeft aangegeven de proceskosten van de verzoeker te vergoeden, wat leidde tot het intrekken van het beroep door de verzoeker met een verzoek om vergoeding van de proceskosten.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan over het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Belastingdienst tegemoet is gekomen aan het beroep van de verzoeker en heeft het verzoek om proceskostenveroordeling als gegrond toegewezen. De proceskosten zijn vastgesteld op €759,00, en de rechtbank heeft opgemerkt dat de Belastingdienst ook het griffierecht van €48,00 zal vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, in aanwezigheid van M.H.A. de Graaf, griffier, en is openbaar uitgesproken op 20 juli 2022.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/8455

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 juli 2022 in de zaak tussen

[naam verzoeker] , uit [plaatsnaam] , verzoeker

(gemachtigde: [naam gemachtigde] ),
en

Belastingdienst/Toeslagen, verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 10 april 2020 (primair besluit) heeft verweerder (onder meer) de aan eiser toegekende voorschotten zorgtoeslag en kindgebonden budget voor het jaar 2019 herzien en vastgesteld op respectievelijk €1.157,00 en € 2.929,00.
In het besluit van 31 juli 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoeker kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
In het besluit van 25 mei 2022 heeft verweerder het bestreden besluit herzien en besloten het bezwaar ontvankelijk en gegrond te verklaren, en het recht van eiser op voorschotten zorgtoeslag en kindgebonden budget vast te stellen op respectievelijk € 1.189,00 en € 6.068,00. Verweerder heeft de rechtbank in de begeleidende brief meegedeeld dat hij zich kan vinden in een proceskostenvergoeding van één punt voor het schrijven van het beroepschrift door de gemachtigde van eiser. Ook het griffierecht zal door verweerder worden vergoed.
Naar aanleiding hiervan heeft verzoeker het beroep ingetrokken met daarbij het verzoek verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.

Overwegingen

De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
Gelet op de gedingstukken en het hiervoor weergegeven procesverloop is verweerder tegemoetgekomen aan het beroep van verzoeker.
Het verzoek wordt als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 759,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 759,00 met een wegingsfactor 1).
De rechtbank wijst erop dat verweerder op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb verplicht is het door verzoeker betaalde griffierecht van € 48,00 te vergoeden, zodat een veroordeling daartoe niet nodig is. Verweerder heeft al toegezegd het griffierecht te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 759,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van M.H.A. de Graaf, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 20 juli 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.