ECLI:NL:RBZWB:2022:4057

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 juli 2022
Publicatiedatum
22 juli 2022
Zaaknummer
02-027579-21, 02-256404-20, 02-180465-21, 02-038171-21, 02-039973-21, 02-043612-21 en 02-323851-21
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak met diverse aanklachten waaronder stalking, bedreiging, bezit van kinderporno en valsheid in geschrift

In deze meervoudige strafzaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 juli 2022 uitspraak gedaan in een complexe zaak met meerdere parketnummers. De verdachte is beschuldigd van een reeks strafbare feiten, waaronder stalking, bedreiging, bezit van kinderporno, valsheid in geschrift, en het overtreden van gedragsaanwijzingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich gedurende een periode van meer dan een jaar schuldig heeft gemaakt aan deze feiten, waarbij hij onder andere meer dan 15.000 keer heeft gebeld naar een slachtoffer en meerdere malen bedreigende berichten heeft verstuurd. De rechtbank heeft de dagvaarding gedeeltelijk nietig verklaard, omdat een van de slachtoffers geen natuurlijke persoon is en dus niet in zijn persoonlijke levenssfeer kan worden aangetast. De officier van justitie werd ontvankelijk verklaard in de vervolging, ondanks verweren van de verdediging over de ontvankelijkheid van de klacht van een slachtoffer. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele feiten, maar heeft hem schuldig bevonden aan de meeste aanklachten. De rechtbank heeft rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte en de impact van zijn gedrag op de slachtoffers. De strafoplegging omvat een gevangenisstraf van 186 dagen, waarvan 150 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uur. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en controle op zijn digitale gegevensdragers om recidive te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummers: 02-027579-21, 02-256404-20, 02-180465-21, 02-038171-21,
02-039973-21, 02-043612-21 en 02-323851-21
vonnis van de meervoudige kamer van 22 juli 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1964 te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats]
raadsvrouw mr. L.V. Romme, advocaat te Tilburg

1.Onderzoek van de zaak

Overeenkomstig artikel 369 van het Wetboek van Strafvordering (Sv.) heeft de politierechter de zaak onder parketnummer 02-256404-20 naar deze kamer verwezen. De zaken zijn inhoudelijk behandeld op de zitting van 8 juli 2022, waarbij de officier van justitie, mr. M.S. Kikkert, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter zitting zijn overeenkomstig artikel 285 Sv. de zaken onder voormelde parketnummers gevoegd.

2.De tenlastelegging

De tenlasteleggingen zijn als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenkingen komen er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
in de zaak met parketnummer02-027579-21
1. een deurbel heeft gestolen dan wel die bel heeft vernield;
2 een scooter heeft vernield of beschadigd;
3 een voedersilo heeft gestolen;
in de zaak met parketnummer 02-256404-20
1. [slachtoffer 1] en het [slachtoffer 2] heeft gestalkt;
2 [slachtoffer 3] heeft gestalkt;
3 die [slachtoffer 4] met de dood, dan wel met zware mishandeling heeft bedreigd;
in de zaak met parketnummer 02-180465-21
1. heeft geprobeerd [bank] op te lichten;
2 meerdere malen valsheid in geschrift heeft gepleegd.
in de zaak met parketnummer 02-038171-21
veelvuldig zonder noodzaak het telefoonnummer 0900-8844 van het Regionaal Service Centrum heeft gebeld;
in de zaak met parketnummer 02-039973-21
heeft gehandeld in strijd met een aan hem gegeven gedragsaanwijzing;
in de zaak met parketnummer 02-043612-21
1. meerdere malen heeft gehandeld in strijd met een aan hem gegeven gedragsaanwijzing;
2 een douche onbruikbaar heeft gemaakt en een telefooncel heeft vernield;
in de zaak met parketnummer 02-323851-21
kinderporno heeft verworven en in bezit heeft gehad.

3.De voorvragen

3.1
De geldigheid van de dagvaarding.
in de zaak met parketnummer 02-256404-20 feit 1
De tenlastelegging onder feit 1 is in zoverre onbegrijpelijk voor zover daarin aan de verdachte is ten laste gelegd dat hij ‘wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het [slachtoffer 2] . Omdat [slachtoffer 2] geen natuurlijke persoon is, kan deze immers niet in een persoonlijke levenssfeer worden aangetast. In zoverre dient de inleidende dagvaarding nietig te worden verklaard.
Voor het overige zijn de dagvaardingen geldig.
3.2
De bevoegdheid van de rechtbank
De rechtbank is bevoegd.
3.3
De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Feit 2 in de zaak met parketnummer 02-256404-20 is een klachtdelict.
Door de verdediging is aangevoerd dat een formele klacht vanuit de zijde van aangeefster [slachtoffer 4] aanvankelijk ontbrak waarna deze vormfout op 16 februari 2021 is hersteld, derhalve buiten de daarvoor geldende termijn. Daarnaast is aangevoerd dat de klacht niet is gedaan ten overstaan van een (hulp)officier van justitie. Gesteld is dat uit de aangifte niet kan worden afgeleid dat aangeefster op het moment van de aangifte ook de uitdrukkelijke bedoeling had dat een vervolging zou worden ingesteld.
Verzocht is het Openbaar Ministerie in zoverre niet-ontvankelijk te verklaren.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat uit een aanvullend proces-verbaal is gebleken dat aangeefster [slachtoffer 4] nog steeds strafvervolging wenst.
De rechtbank overweegt het volgende.
Ingevolge artikel 285b, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr) vindt vervolging van belaging niet plaats dan op klacht. De termijn voor het indienen van een klacht is door de wetgever vastgesteld op drie maanden. De klacht bestaat ingevolge artikel 164, eerste lid, Sr uit een aangifte met verzoek tot vervolging. Bevoegd tot het ontvangen van een klacht is de officier van justitie en de hulpofficier van justitie.
De rechtbank stelt vast dat op 7 juli 2020 aangifte is gedaan bij hoofdagent [verbalisant] door [slachtoffer 4] . In haar aangifte is onder meer aangegeven dat zij wenst dat het stopt en dat zij met rust gelaten wenst te worden en ook niet meer gebeld wenst te worden door verdachte.
Bij aanvullend proces-verbaal van 16 februari 2021 van verbalisant [verbalisant] is gerelateerd dat abusievelijk is verzuimd om aangeefster een klachtenformulier te laten ondertekenen. Daarom is op 15 februari 2021 contact met aangeefster [slachtoffer 4] opgenomen. [slachtoffer 4] vertelde haar dat zij nog steeds strafvervolging wenste tegen verdachte.
Aan de niet-naleving van de vormvoorschriften met betrekking tot de indiening van een klacht verbindt de wet geen rechtsgevolgen. De rechtbank stelt voorop dat de gedachte achter het klachtvereiste is dat het persoonlijk belang van het slachtoffer om niet te worden geconfronteerd met eventuele negatieve gevolgen van een strafvervolging prevaleert boven het algemeen belang van strafvervolging. De rechtbank is van oordeel dat uit de hiervoor aangehaalde aangifte van [slachtoffer 4] en uit het aanvullende proces-verbaal van verbalisant [verbalisant] onmiskenbaar blijkt dat het slachtoffer niet alleen aangifte heeft willen doen maar ook dat zij, op het moment van aangifte doen, strafvervolging wenste.
Zoals de Hoge Raad al eerder heeft geoordeeld zal, indien een slachtoffer zich tot de politie wendt voor het doen van een klacht, het slachtoffer moeten worden verwezen naar een hulpofficier van justitie. Indien dat wordt verzuimd en de klacht door een onbevoegde ambtenaar wordt ontvangen, welk verzuim voor de klachtgerechtigde in de regel niet kenbaar zal zijn, zal die omstandigheid op zichzelf niet tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in zijn vervolging behoeven te leiden. De rechtbank is van oordeel dat, nu zoals hiervoor is overwogen onmiskenbaar blijkt dat het slachtoffer strafvervolging wenste, op zichzelf niet beslissend is of hoofdagent [verbalisant] , met wie het slachtoffer contact heeft gehad, ten tijde van het opmaken van de aangifte en het aanvullende proces-verbaal van bevindingen, hulpofficier van justitie was.
Concluderend is de rechtbank van oordeel dat de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging.
3.4
De schorsing van de vervolging
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen. Hij baseert zich daarbij op de diverse processen-verbaal van aangifte, op bevindingen van de politie en op de gedeeltelijk bekennende verklaringen van verdachte.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet ten aanzien van alle feiten tot een bewezenverklaring kan komen.
In de zaak met parketnummer02-027579-21
De verdediging heeft zich ten aanzien van deze drie feiten, onder verwijzing naar de bekennende verklaring van verdachte, gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
In de zaak met parketnummer 02-256404-20
De verdediging heeft zich ten aanzien van feit 1, de belaging van de heer [slachtoffer 1] , gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank nu verdachte heeft bekend dit feit gepleegd te hebben.
Ten aanzien van feit 2, de belaging van [slachtoffer 4] , is aangevoerd, voor het geval de rechtbank niet tot een niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie komt, dat twijfel bestaat of sprake is van stelselmatigheid. Daarnaast is aangevoerd dat de gedragingen van verdachte niet bedreigend van aard waren, temeer nu aangeefster heeft aangegeven dat zij ook op veel momenten een fijn contact heeft gehad met verdachte. Ook kan naar de opvatting van de verdediging getwijfeld worden of [slachtoffer 4] daadwerkelijk heeft ervaren dat zij gedwongen werd iets te doen, dan wel dat haar daadwerkelijk vrees is aangejaagd. Verder is aangevoerd dat een gedeelte van de emailberichten buiten de tenlastegelegde periode valt en dat [slachtoffer 4] het afgelopen jaar ook zelf regelmatig contact heeft gezocht met verdachte.
Ten slotte is aangevoerd dat van opzet aan de zijde van verdachte geen sprake is geweest.
Ten aanzien van feit 3, de bedreiging van [slachtoffer 4] , is eveneens vrijspraak bepleit. Door een verbalisant is een voicemailbericht van de telefoon van aangeefster afgeluisterd waarop de tenlastegelegde woorden te horen zijn, echter niet vastgesteld is dat het daadwerkelijk verdachte is die deze woorden heeft uitgesproken. Voor het geval de rechtbank van oordeel is dat wel sprake is van voldoende wettig bewijs, dan is geen sprake van overtuigend bewijs. De verklaring van aangeefster kan naar de mening van de verdediging, gelet op de wispelturigheid van aangeefster, niet geloofwaardig worden geacht.
In de zaak met parketnummer 02-180465-21
Met betrekking tot de verdenking die ziet op de poging tot oplichting heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat sprake is van vrijwillige terugtred. Daarbij is gesteld dat het niet voltooien van de oplichting is gelegen in de wil van verdachte nu hij op het moment dat er door de kredietverstrekker contact met hem werd opgenomen, omdat er twijfels bestonden, de aanvraag gelijk heeft geannuleerd. Hij heeft daarbij zelf nagedacht over zijn handelen en hij heeft beseft dat hij de aanvraag niet op deze wijze had moeten indienen waarna hij deze heeft geannuleerd.
Voor wat betreft feit 2, de valsheid in geschrift, heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
In de zaak met parketnummer 02-038171-21
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het ten laste gelegde nu er geen sprake is geweest van geweld of bedreiging met geweld. Er is ook geen sprake van enige andere feitelijkheid of dwingen.
In de zaak met parketnummer 02-039973-21
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte geen opzet heeft gehad om te handelen in strijd met een gedragsaanwijzing. Volgens verdachte is hem bij de uitreiking van de gedragsaanwijzing enkel verteld dat hij geen 112 en geen 0900-8844 mocht bellen. Ook had verdachte ten tijde van de uitreiking geen leesbril bij zich.
In de zaak met parketnummer 02-043612-21
Ook in deze zaak heeft de verdediging zich ten aanzien van feit 1 op het standpunt gesteld dat verdachte geen opzet heeft gehad om te handelen in strijd met de gedragsaanwijzing omdat sprake was van een vergissing aan de zijde van verdachte doordat hij e-mailadressen had gekopieerd uit een eerder verstuurd bericht. Per abuis zat daar nog het adres van het Regionaal Service Centrum tussen.
Ten aanzien van feit 2 heeft de verdediging, voor zover het betreft de vernieling van de telefooncel, zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank nu verdachte bekend heeft dat feit gepleegd te hebben. Ten aanzien van de douchecel is aangevoerd dat het smeren van poep op de muren geen onbruikbaar maken van die douche oplevert. In zoverre is vrijspraak bepleit.
In de zaak met parketnummer 02-323851-21
Ten aanzien van de kinderporno is door de verdediging aangevoerd dat verdachte niet in de gaten had dat er kinderporno op zijn computer stond. Verdachte heeft verklaard dat de kinderporno achter zijn rug om op zijn computer is gezet. Verzocht is verdachte vrij te spreken van het verwerven en het bezit van kinderporno. Subsidiair is verzocht te volstaan met een bewezenverklaring van het bezit en niet van het verwerven.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
In de zaak met parketnummer 02-256404-20
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte [slachtoffer 4] heeft gestalkt en bedreigd. Dit volgt uit de hierna opgenomen bewijsmiddelen.
De rechtbank stelt voorop dat bij de beoordeling van de vraag of sprake is van belaging als bedoeld in artikel 285b, eerste lid, Sr verschillende factoren van belang zijn: de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer.
In een periode van bijna 5 maanden heeft verdachte ruim 3.500 keer gebeld naar [slachtoffer 4] . Ook heeft hij in die periode ruim 1.000 voicemailberichten ingesproken en contact opgenomen met hulpinstanties waar [slachtoffer 4] contacten mee had.
Nadat aanvankelijk door [slachtoffer 4] nog werd gereageerd op berichten van verdachte, bemerkte zij dat verdachte zich naar haar toe bedreigend ging uitlaten toen zij niet meer reageerde op zijn (telefoon-)berichten. Hij zei daarbij dat hij haar slagader zou doorsnijden als hij haar ooit tegen zou komen. Toen zij dit hoorde, voelde zij zich erg bedreigd. Zij was bang dat verdachte haar zou komen opzoeken en haar dan daadwerkelijk iets zou aandoen.
Uit de bewijsmiddelen komt naar voren dat verdachte op indringende en obsessieve wijze heeft geprobeerd met [slachtoffer 4] in contact te komen, ook nadat zij niet meer reageerde op telefoongesprekken en voicemailberichten. De rechtbank is van oordeel dat de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de hiervoor vastgestelde gedragingen van verdachte zoals deze ook volgen uit de hierna opgenomen bewijsmiddelen, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van [slachtoffer 4] zodanig zijn geweest dat van een stelselmatige inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer sprake is geweest.
De rechtbank is, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, van oordeel dat verdachte opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 4] nu zij de verstoring in haar persoonlijke levenssfeer klaarblijkelijk niet wenste. Zij reageerde namelijk niet meer op de enorme hoeveelheid telefonische contacten en voicemailberichten. Dat [slachtoffer 4] aanvankelijk ook zelf contact heeft gezocht met verdachte, doet hier overigens niets aan af.
De rechtbank acht daarmee bewezen dat de verdachte zich aan de ten laste gelegde belaging schuldig heeft gemaakt.
Ook de bedreiging van [slachtoffer 4] acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank acht de verklaring van [slachtoffer 4] ook ten aanzien van dit onderdeel van de tenlastelegging betrouwbaar nu deze steun vindt in de omstandigheid dat de verhorende verbalisant zelf dit bericht ook heeft gehoord. Dat daarbij niet is gerelateerd dat de stem van verdachte werd herkend, doet daar niets aan af. Verdachte heeft verklaard dat hij misschien wel grof is geweest. Geconfronteerd met de bedreigende tekst heeft hij aangegeven dat hij dit dan uit pissigheid zou hebben gezegd.
In de zaak met parketnummer 02-180465-21
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van vrijwillige terugtred bij de poging tot oplichting. De rechtbank overweegt hierbij het volgende.
Bij vrijwillige terugtred gaat het om het misdrijf waarop de gedragingen van de verdachte waren gericht. Het gaat er niet om of de verdachte vrijwillig is teruggetreden voordat sprake is van een strafbare poging, maar of hij is teruggetreden voordat sprake is van een voltooid misdrijf. In geval van een voltooide poging is daarom vrijwillige terugtred in de zin van artikel 46b van het Wetboek van Strafrecht niet reeds in zijn algemeenheid uitgesloten.
Of gedragingen van een verdachte toereikend zijn om de gevolgtrekking te wettigen dat het misdrijf niet is voltooid ten gevolge van omstandigheden die van zijn wil onafhankelijk zijn, hangt af van de concrete omstandigheden van het geval.
Verdachte heeft, zo blijkt uit de bewijsmiddelen, op 19 april 2021 een kredietaanvraag ingediend. Een eerste beoordeling was voldoende om een voorlopig akkoord af te geven en daarop zijn de contracten en de checklist met de benodigde documenten digitaal verstuurd. Vervolgens heeft verdachte een aantal documenten digitaal verstuurd, waaronder de documenten die hij heeft vervalst, welke vervalsing hij ook bekend heeft (feit 2). Omdat bij de bestudering van de aangeleverde stukken twijfel ontstond over de juistheid van die stukken, is door de kredietverstrekker contact opgenomen met verdachte. Tijdens dat contact is tegen verdachte gezegd dat er twijfel bestond, waarna verdachte aangaf dat hij hier een beetje mee bekend was. Vervolgens heeft hij aangegeven dat hij geprobeerd heeft een lening te verkrijgen maar dat de stukken niet correct zijn. De rechtbank stelt hiermee vast dat het dan ook de kredietverstrekker is geweest die contact heeft opgenomen met verdachte.
De rechtbank concludeert hieruit dat de reden waarom verdachte vervolgens niet verder is gegaan met de door hen geplande oplichting ligt in een omstandigheid die niet van zijn wil afhankelijk was. De rechtbank is daarom van oordeel dat geen sprake meer kan zijn van vrijwillige terugtred. Dit verweer wordt dan ook verworpen.
De rechtbank zal de feiten onder dit parketnummer hierna niet kwalificeren als eendaadse samenloop nu de rechtbank van oordeel is dat de bewezen verklaarde gedragingen geen samenhangend feitencomplex opleveren aangezien de strekking van de desbetreffende strafbepalingen uiteenloopt.
In de zaak met parketnummer 02-038171-21
Verdachte heeft op 6 februari 2021 met zijn mobiele telefoon 73 keer naar het Regionaal Servicenummer (hierna: RSC) van de politie (0900-8844) gebeld, op 7 februari 2021 18 keer, op 8 februari 2021 3 keer en op 9 februari 2021 6 keer.
In de visie van de officier van justitie is er dan sprake van ambtsdwang zoals bedoeld in artikel 179 Sr. In artikel 179 Sr is strafbaar gesteld dat hij die door geweld of enige andere feitelijkheid of bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid een ambtenaar dwingt tot het volvoeren van een ambtsverrichting of het nalaten van een rechtmatige ambtsverrichting.
Uit de memorie van toelichting ten aanzien van artikel 179 Sr blijkt dat de reden voor het toevoegen van de zinsnede ‘of enige andere feitelijkheid’ er met name in gelegen is dat het verschil tussen enerzijds het doen van een belofte aan een ambtenaar met het oogmerk deze tot een ambtsverrichting te bewegen en anderzijds het daartoe dwingen van een ambtenaar door ‘een feitelijkheid’ onder omstandigheden zeer klein kan zijn. De titel inzake misdrijven tegen het openbaar gezag kende wel de omkoping en de ambtsdwang door geweld, maar niet de ambtsdwang door een feitelijkheid, die in zekere zin tussen deze twee gedragingen in ligt.
In de visie van de rechtbank is er in dit geval geen sprake van ‘enige andere feitelijkheid’ zoals bedoeld door de wetgever. Het veelvuldig nodeloos bellen staat te ver af van de gedragingen waar de wetgever blijkens de memorie van toelichting het oog op heeft gehad.
De rechtbank is van oordeel dat de strekking van het verwijt dat verdachte wordt gemaakt meer past bij overtreding van artikel 142 tweede lid 2 Sr. Echter het nummer 0900-8844 betreft geen alarmnummer zoals bedoeld in dat artikel.
Voorts is op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet komen vast te staan dat het RSC door het veelvuldig bellen door verdachte andere personen niet te woord heeft kunnen staan, zoals de officier van justitie heeft gesteld. Immers, onbekend is gebleven hoeveel telefoonlijnen er beschikbaar waren bij het RSC en hoeveel medewerkers daar op dat moment werkzaam waren om die telefoonlijnen te beantwoorden. Aldus is de rechtbank van oordeel dat de medewerkers van het RSC niet in een ambtshandeling zijn belemmerd zoals in de tenlastelegging is genoemd.
Dit betekent dat de rechtbank tot de conclusie komt dat verdachte moet worden vrijgesproken voor dit feit.
In de zaak met parketnummer 02-039973-21
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte heeft gehandeld in strijd met een aan hem gegeven gedragsaanwijzing. Dit volgt uit de hierna opgenomen bewijsmiddelen. De gedragsaanwijzing is hem in persoon uitgereikt. In deze gedragsaanwijzing is duidelijk aangegeven dat verdachte zich moest onthouden van contact met (medewerkers van) het Regionaal Service Centrum. Ondanks die gedragsaanwijzing heeft verdachte opzettelijk een email gestuurd aan het Regionaal Service Centrum. Het verweer van de verdediging dat verdachte zijn bril niet bij zich had ten tijde van het uitreiken van de gedragsaanwijzing en hij dus de exacte inhoud daarvan niet heeft kunnen lezen, wordt door de rechtbank verworpen nu de overtreding heeft plaatsgevonden de dag na de invrijheidstelling van verdachte, de strekking hem reeds voldoende duidelijk was en hij toen bovendien voldoende gelegenheid had gehad alsnog de gedragsaanwijzing door te lezen.
Verdachte heeft zelf verklaard dat hij op die dag ook een 06-nummer van een politiemedewerker heeft gebeld. Daarvoor ziet de rechtbank in het dossier, naast de verklaring van verdachte, geen bewijs. In zoverre moet verdachte dan ook worden vrijgesproken.
In de zaak met parketnummer 02-043612-21
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat verdachte ook hier diverse keren opzettelijk heeft gehandeld in strijd met een aan hem gegeven gedragsaanwijzing. Uit het voorliggende dossier en ter zitting is de rechtbank gebleken dat verdachte in de IT werkzaam is. Verdachte was bekend met de gedragsaanwijzing. Door bewust emailadressen uit eerdere emailberichten te knippen en te plakken in nieuwe emailberichten, heeft hij naar het oordeel van de rechtbank opzettelijk gehandeld zodat ook feit 1 wettig en overtuigend bewezen verklaard kan worden.
Ten aanzien van feit 2 overweegt de rechtbank dat uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte de muren van de douchecel heeft besmeurd met poep. Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat deze gedraging van verdachte met zich mee heeft gebracht dat de douchecel onbruikbaar is geweest, zij het tijdelijk. De rechtbank is daarom van oordeel dat ook dit onderdeel van de tenlastelegging wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
In de zaak met parketnummer 02-323851-21
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte een hoeveelheid kinderporno in zijn bezit heeft gehad. De verklaring van verdachte dat hij niet wist dat er op zijn computer kinderporno stond acht de rechtbank niet geloofwaardig. Op meerdere apparaten is kinderporno aangetroffen, ook op een mobiele telefoon van verdachte. Met betrekking tot deze telefoon heeft hij aangegeven dat hij daar de enige gebruiker van is. Ditzelfde geldt voor de overige gegevensdragers waarop kinderporno is aangetroffen. Dat andere mannen tijdens seksafspraken die zij met verdachte hebben gehad, de kinderporno hebben binnengehaald terwijl verdachte een dutje lag te doen, acht de rechtbank niet geloofwaardig. Bovendien is verdachte al eerder veroordeeld voor het bezit van kinderporno, zodat van hem te meer voorzichtigheid verwacht mag worden als het gaat over het laten gebruiken van zijn gegevensdragers door andere personen.
Wel zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het
verwervenvan kinderporno op of omstreeks 13 oktober 2020 nu het dossier daarvoor geen aanknopingspunten biedt. Vast staat dat de kinderporno op enig moment vóór 13 oktober 2020 is binnengehaald, maar niet blijkt dat dat op of omstreeks 13 oktober 2020 is gebeurd. Zo stonden de 60 afbeeldingen die zijn aangetroffen op de mobiele telefoon van verdachte er in de periode van 7 maart 2020 tot 25 april 2020 al op. Die afbeeldingen zijn in die periode verworven hetgeen niet is tenlastegelegd.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
in de zaak met parketnummer02-027579-21
1. primair
op 31 januari 2021, te Tilburg (Karel Boddenweg), met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (deur-)bel, toebehorende aan politie Zeeland - West-Brabant, waarbij hij, verdachte dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
2
op 31 januari 2021, te Tilburg (Karel Boddenweg), opzettelijk en wederrechtelijk een voertuig (scooter, merk/type Piaggio C25, kleur zwart, kenteken [kenteken] ), toebehorende aan [slachtoffer 5] , heeft beschadigd;
3
op 7 november 2020, te Goirle (Voldijkje), met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een voedersilo;
in de zaak met parketnummer 02-256404-20
1
in de periode van 4 mei 2020 tot en met 15 juli 2020 te Goirle en te Tilburg, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] door hem
- meermalen (in totaal 15874 keer) te bellen en
- meermalen te e-mailen,
met het oogmerk die [slachtoffer 1] te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
2
in de periode van 7 maart 2020 tot en met 28 juli 2020 te Goirle en te Utrecht, wederrechtelijk stelselmatig
opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 4] , door
- haar meermalen (in totaal 3536 keer) te bellen en
- haar meermalen de voicemail in te spreken en
- meermalen hulpinstanties (te weten de GGZ en TerGooi en de huisartsenpraktijk) te contacteren om informatie omtrent voornoemde [slachtoffer 4] te verkrijgen,
met het oogmerk die [slachtoffer 4] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
3
op 29 april 2020 te Goirle, [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [slachtoffer 4] (telefonisch) dreigend de woorden toe te voegen "als ik je ooit tegenkom dan snij ik als eerste de slagaders";
in de zaak met parketnummer 02-180465-21
1
in de periode van 19 april 2021 tot en met 6 mei 2021 te Goirle en Eindhoven, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels, [bank] . te bewegen tot de afgifte van 30.000 euro, hebbende hij, verdachte, met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en listiglijk en bedriegelijk en in strijd met de waarheid vervalste stukken overlegd, te weten:
- rekeningafschriften met daarop bijschrijvingen van [naam bedrijf] en
- een salarisspecificatie afkomstig van [naam bedrijf] en
- een werkgeversverklaring afkomstig van [naam bedrijf]
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
in de periode van 19 april 2021 tot en met 06 mei 2021 te Goirle geschriften, die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, heeft vervalst, door
- rekeningafschriften door bedragen bij- en afschrijvingen toe te voegen en
- een salarisspecificatie te voorzien van andere bedragen en
- een werkgeversverklaring te voorzien van een andere datum,
met het oogmerk om deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
in de zaak met parketnummer 02-039973-21
op 11 februari 2021 te Goirle, opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 10 februari 2021 gegeven door de officier van justitie te Zeeland-West-Brabant kort weergegeven inhoudende dat hij, verdachte, zich moest onthouden van contact met (die medewerkers van) dat Regionaal Service Centrum (van de politie), tenzij enige noodzaak aanwezig is van hulp van de politie door een mail te sturen, onder andere gericht aan dit korps, terwijl hierbij geen sprake was van enige noodzakelijke hulp van de politie;
in de zaak met parketnummer 02-043612-21
1
op tijdstippen in de periode 11 februari 2021 tot en met 15 februari 2021 te Goirle, opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 10 februari 2021 (in parketnummer 02/038171-21) gegeven door de officier van justitie te Zeeland West Brabant kort weergegeven inhoudende dat hij, verdachte, zich zal onthouden van contact met (medewerkers van) het Regionaal Service Centrum (van de politie) tenzij enige noodzaak aanwezig is van hulp van de politie door in voornoemde periode 13 mails te sturen naar dat Regionaal Service Centrum;
2
op 15 februari 2021 te Tilburg opzettelijk en wederrechtelijk een douche (8) die aan een ander, te weten aan politie Zeeland West Brabant toebehoorde, onbruikbaar heeft gemaakt
en
op 15 februari 2021 te Tilburg opzettelijk en wederrechtelijk een telefooncel, die aan een ander, te weten aan politie Zeeland West Brabant toebehoorde, heeft vernield;
in de zaak met parketnummer 02-323851-21
op 13 oktober 2020 te Goirle, gegevensdragers, bevattende afbeeldingen van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit heeft gehad welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
- het met een penis en/of vinger/hand oraal, vaginaal en/of anaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en
- het met een penis en/of vinger/hand vaginaal en/of oraal penetreren van het lichaam van een ander persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en
- het zichzelf met de vinger/hand vaginaal penetreren door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
[bestandsnaam]
en
- het met een penis en/of vinger/hand betasten van de geslachtsdelen van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en
- het met een penis en/of vinger/hand en/of mond/tong betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen van een ander persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en - het zichzelf bij de geslachtsdelen betasten/aanraken met de vinger/hand door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet had bereikt
[bestandsnaam]
en
het geheel of gedeeltelijk naakt poseren van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon gekleed is en/of opgemaakt is en/of poseert in een omgeving en/of met een voorwerp, en/of in een erotisch getinte houding (op een wijze) die niet bij zijn/haar leeftijd past/passen en/of waarbij deze persoon zich vervolgens in opeenvolgende afbeeldingen/filmfragmenten van zijn/haar kleding ontdoet en/of waarna door de onnatuurlijke pose en/of de wijze van kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de foto’s/film(s) nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel, de borsten en/of billen in beeld gebracht worden (waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en strekt tot seksuele prikkeling
[bestandsnaam]
en
het masturberen dicht bij het lichaam/gezicht van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of het spuiten van sperma op het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of het houden van een penis dicht bij het lichaam van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt waarbij de afbeelding telkens een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en strekt tot seksuele prikkeling
[bestandsnaam]
.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar met aftrek van het voorarrest met daarbij als bijzondere voorwaarden dat verdachte een meldplicht opgelegd krijgt bij de reclassering, dat hij zich ambulant laat behandelen en dat het verdachte verboden wordt drugs te gebruiken.
Bij het formuleren van zijn eis is de officier van justitie uitgegaan van een bewezenverklaring van alle tenlastegelegde feiten.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging is aangevoerd dat de periode waarin verdachte de hem tenlastegelegde feiten heeft gepleegd, een extreem slechte periode voor hem is geweest. Dit blijkt ook uit een eerder uitgebracht reclasseringsadvies. Deze slechte periode heeft uiteindelijk geresulteerd in een verplichte GGZ-opname. Dankzij medicatie is verdachte weer in staat om normaal te functioneren en mee te draaien in de maatschappij.
Verzocht is rekening te houden met de omstandigheid dat verdachte een baan heeft. Indien de rechtbank verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou opleggen, dan is het nog maar de vraag of binnen de gevangenismuren de juiste passende zorg aan verdachte geboden kan worden die maakt dat verdachte op een normale wijze blijft functioneren. De mogelijkheid bestaat dat verdachte binnen detentie weer psychisch zal decompenseren.
Verzocht is dan ook om verdachte een forse taakstraf op te leggen in combinatie met een gevangenisstraf waarbij het onvoorwaardelijke gedeelte gelijk is aan het voorarrest. Met het opleggen van bijzondere voorwaarden worden voldoende waarborgen geboden om ervoor te zorgen dat verdachte niet opnieuw in een psychische decompensatie terecht komt en strafbare feiten gaat plegen.
Behandeling voor kinderpedofilie acht de verdediging niet noodzakelijk nu de reclassering heeft geconstateerd dat geen sprake is van kinderpedofilie.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich in een periode van maart 2020 tot en met mei 2021 schuldig gemaakt aan veel nare maar zeker ook ernstige strafbare feiten. Het begon met een stalking en bedreiging van [slachtoffer 4] en een stalking van zijn voormalige werkgever [slachtoffer 1] . In een korte periode heeft hij deze slachtoffers veelvuldig lastig gevallen. [slachtoffer 1] werd zelfs meer dan 15.000 keer gebeld door verdachte in een periode van circa twee maanden. Het gedrag van verdachte heeft grote impact gehad op het leven van de slachtoffers. Dit blijkt onder meer ook uit de ter zitting voorgelezen schriftelijke slachtofferverklaring van [slachtoffer 1] waarin is aangegeven dat het gedrag van verdachte hem en zijn bedrijf ongekende schade heeft berokkend.
Ook de politie moest het ontgelden. Nadat de politie was geconfronteerd met veel telefonische berichten van verdachte, heeft hij de opgelegde gedragsaanwijzing overtreden door de politie meerdere malen te mailen. Tijdens zijn contacten met de politie heeft verdachte daarnaast ook nog vernielingen aangericht. Van geheel andere orde is de valsheid in geschrifte en de poging van verdachte om [bank] op te lichten. Ook deze feiten acht de rechtbank ernstig.
Met name tilt de rechtbank zwaar aan het voorhanden hebben van kinderporno. Kinderporno is bijzonder ernstig, omdat bij de vervaardiging ervan kinderen seksueel worden misbruikt en geëxploiteerd. Verdachte moet mede verantwoordelijk worden gehouden voor genoemd seksueel misbruik van kinderen, omdat hij, door kinderporno te verzamelen, heeft bijgedragen aan de instandhouding van de vraag ernaar. Voor een effectieve bestrijding van kinderporno is het noodzakelijk om niet alleen degenen aan te pakken die kinderporno vervaardigen, maar zeker ook degenen die kinderporno verzamelen.
Bij de bepaling van de strafmaat heeft de rechtbank acht geslagen op het aantal afbeeldingen dat verdachte in bezit had, de leeftijd van de kinderen op de afbeeldingen en de aard van de handelingen waartoe de kinderen zijn gedwongen.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de ernst en de hoeveelheid van de gepleegde feiten, een gevangenisstraf noodzakelijk is. Bij de bepaling van de duur van die straf houdt de rechtbank rekening met het navolgende.
Verdachte heeft een strafblad. Hieruit blijkt dat hij al vaker met politie en justitie in aanraking is geweest, onder meer ter zake van kinderporno. In 2016 is verdachte hiervoor nog veroordeeld. De rechtbank acht het erg zorgelijk dat verdachte nu weer kinderporno op zijn telefoon en computers heeft gehad. De eerder opgelegde straf, waarbij onder meer als bijzondere voorwaarde een GGZ-behandelverplichting is opgelegd, hebben duidelijk niet het gewenste resultaat gehad.
Dit blijkt ook wel uit het advies dat is uitgebracht door de reclassering op 24 maart 2022.
In dit advies is geconcludeerd dat het erop lijkt dat de feiten grotendeels hebben plaatsgevonden in een periode van psychische decompensatie waarin verdachte niet meer
in staat was om 'normaal' te functioneren. Aangegeven is dat hierin een duidelijk patroon zichtbaar is. De reclassering is uit dossierinformatie gebleken dat er bij hem sprake is van
paranoïde schizofrenie, psychotische episodes en een autismespectrumstoornis en dat hij hiervoor meermaals kort- en langdurig opgenomen is in een psychiatrische kliniek. De reden dat verdachte psychisch decompenseert lijkt voornamelijk samen te hangen met zijn houding ten opzichte van hulp en begeleiding, het ontbreken van (medicamenteuze) behandeling en de manier waarop hij zijn dagbesteding invult. In de kern is hij zorgmijdend en verleent hij alleen medewerking aan passende zorg wanneer hem dit wordt opgelegd door de rechter. In periodes dat er geen zorgmachtiging is afgegeven accepteert betrokkene geen hulp en medicatie wat op den duur dan weer leidt tot een neerwaartse spiraal waarbij de geestelijke gezondheidszorg uiteindelijk weer om de hoek komt kijken binnen een verplicht kader.
Door de reclassering wordt het recidiverisico ingeschat als gemiddeld-hoog.
Geadviseerd wordt om verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met daarbij een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling door het Fact-team van GGz-Breburg en een verbod tot het gebruik van drugs.
Ter zitting is de rechtbank gebleken dat het nu naar omstandigheden redelijk goed gaat met verdachte. Dit is mede dankzij de depotmedicatie die verdachte krijgt. Ter zitting heeft verdachte aangegeven dat, zolang hij stabiel is, het goed gaat met hem en dat begeleiding vanuit de GGZ hem helpt. De rechtbank acht daarom ambulante behandeling van verdachte geïndiceerd, dit in de vorm van een bijzondere voorwaarde.
Verder is de rechtbank gebleken dat verdachte momenteel een baan heeft en ’s avonds eet hij bij zijn moeder. Zorgelijk acht de rechtbank de tijdsinvulling van verdachte zodra hij weer alleen thuis is. Een computer is dan snel genoeg opgestart om weer kinderporno te zoeken en/of chatsites te bezoeken. Hierin schuilt naar de opvatting van de rechtbank een groot risico. Hierbij merkt de rechtbank nog op dat verdachte ter zitting geen verantwoordelijkheid heeft genomen en ook geen inzicht heeft gegeven in wat er precies in hem speelt. Om dit recidiverisico zo veel als mogelijk in te perken acht de rechtbank, hoewel niet geadviseerd door de reclassering, een controle op het internetgedrag van verdachte noodzakelijk, dit in de vorm van gesprekken met de reclassering hoe hij denkt dit schadelijke internetgedrag te voorkomen en een verplichting zijn medewerking te verlenen aan controles van zijn gegevensdragers. Daarom zal de rechtbank bepalen dat verdachte moet meewerken aan controle van zijn digitale gegevensdragers tijdens een huisbezoek zoals hierna geformuleerd in het dictum van deze beslissing.
De controle is dan gericht op de vraag of verdachte kinderpornografisch materiaal vermijdt. De controle strekt er niet toe een beeld te krijgen van het persoonlijke leven van verdachte.
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het dossier en de persoon van verdachte onvoldoende aanknopingspunten bieden voor het opleggen van een drugsverbod.
Gelet op de LOVS richtlijnen is het oriëntatiepunt voor het bezit van kinderporno 240 uur taakstraf plus 6 maanden gevangenisstraf, waarvan een kort gedeelte onvoorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. Recidive is daarbij een strafvermeerderende factor. Verdachte wordt thans door de rechtbank schuldig bevonden aan overtreding van 12 strafbare feiten, waarvan één feit ziet op het bezit van kinderporno. Bij het slechts opleggen van een forse taakstraf en enkel 6 dagen onvoorwaardelijke gevangenisstraf met daarbij een voorwaardelijk deel, zoals door de verdediging is bepleit, wordt absoluut geen recht gedaan aan hetgeen waarvoor verdachte nu veroordeeld wordt. Door het opleggen van de hierna omschreven straf heeft de rechtbank in voor verdachte positieve zin rekening gehouden met zijn psychiatrisch toestandsbeeld ten tijde van een deel van de strafbare feiten. Ook heeft de rechtbank in positieve zin voor verdachte rekening gehouden met het feit dat het de afgelopen periode goed is gegaan met verdachte, hij depotmedicatie krijgt en hij een zinvolle dagbesteding heeft, namelijk een baan. Gelet op de ernst van met name het bezit van kinderporno en het feit dat verdachte daar al eerder voor is veroordeeld, kan de rechtbank niet anders dan verdachte toch nog naar de gevangenis sturen. Omdat de rechtbank het van belang vindt dat verdachte in elk geval de mogelijkheid krijgt om de huidige positieve lijn voort te zetten, zal de rechtbank het onvoorwaardelijk deel van de op te leggen gevangenisstraf beperken tot 36 dagen (met aftrek), zodat verdachte in elk geval voordat hij in detentie gaat, zijn depotmedicatie kan krijgen (verdachte heeft in dit kader verklaard dat hij één keer per 4 weken depotmedicatie krijgt). Voor het uitzitten van zijn straf kan verdachte dan eventueel verlof opnemen, zodat dit niet per definitie hoeft te betekenen dat hij zijn baan verliest. De rechtbank doet hiermee recht aan de ernst van de feiten, maar houdt daarbij ook rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Daarnaast ziet de rechtbank aanleiding, mede gezien de persoon van verdachte en de ernst en hoeveelheid van de gepleegde feiten, verdachte de maximale werkstraf op te leggen. Ook dit garandeert (voorlopig) mede een zinvolle dagbesteding.

7.De benadeelde partij

In de zaak met parketnummer 02-256404-20
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een schadevergoeding van € 684,05 voor feit 1.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De rechtbank acht de gevorderde materiële schade van een bedrag van € 34,05 volledig toewijsbaar. De verdediging heeft zich in zoverre ook gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De benadeelde heeft aangevoerd dat hij nadelige (psychische) gevolgen heeft ondervonden van het bewezenverklaarde handelen van verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank brengt de aard en de ernst van de normschending door verdachte mee dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting in zijn eer of goede naam. In een korte periode is de benadeelde partij meer dan 15.000 keer gebeld door verdachte. Dit zorgde bij hem voor veel stress omdat hij als ZZP’er zijn werkzaamheden niet meer goed kon verrichten omdat hij onbereikbaar werd voor zijn klanten. De rechtbank acht het aannemelijk dat dit voor de benadeelde partij psychisch belastend is geweest. Dit betekent dat ook de immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt. Gelet op alle omstandigheden en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, acht rechtbank vergoeding van een bedrag van € 500,00 billijk.
De rechtbank zal de gevorderde immateriële schade voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.
De rechtbank zal tevens de gevorderde wettelijke rente toewijzen vanaf het moment dat de schade is ontstaan, te weten 4 mei 2020.
De rechtbank zal ook de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
in de zaak met parketnummer 02-180465-21
De benadeelde partij [bank] vordert een schadevergoeding van € 230,00 voor feit 1.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank in het geheel toewijsbaar. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal tevens de gevorderde wettelijke rente toewijzen vanaf het indienen van de vordering, te weten 28 september 2021.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.

8.Het beslag

8.1
De verbeurdverklaring
In de zaak met parketnummer 02-256404-20
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor verbeurdverklaring. Gebleken is dat deze voorwerpen aan verdachte toebehoren en de feiten 1 en 2 zijn begaan of voorbereid met behulp van deze voorwerpen.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 36f, 45, 57, 184a, 225, 240b, 285, 285b, 310, 311, 326 en 350 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Voorvragen
- verklaart de
dagvaarding nietigvoor zover deze betrekking heeft op
parketnummer 02256404-20, feit 1 voor zover het betreft “en/of het [slachtoffer 2] ”;
- verklaart de
dagvaarding voor het overige geldig;
- verklaart de
officier van justitie ontvankelijkin de vervolging van verdachte;
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan hetgeen hem is tenlastegelegd in de zaak
met parketnummer 02-038171-21;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
in de zaak met parketnummer02-027579-21
feit 1 primair:diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn
bereik heeft gebracht door middel van braak;
feit 2:opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen;
feit 3diefstal;
in de zaak met parketnummer 02-256404-20
feit 1:belaging;
feit 2:belaging;
feit 3:bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
in de zaak met parketnummer 02-180465-21
feit 1:poging tot oplichting;
feit 2:valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;
in de zaak met parketnummer 02-039973-21
opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing, gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafvordering;
in de zaak met parketnummer 02-043612-21
feit 1:opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing, gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafvordering, meermalen gepleegd;
feit 2:opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, onbruikbaar maken en
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
in de zaak met parketnummer 02-323851-21
een gegevensdrager, bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, in bezit hebben, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 186 dagen, waarvan 150 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich gedurende de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de reclassering;
* dat verdachte zich binnen 5 werkdagen na het ingaan van de proeftijd zal melden bij Reclassering Nederland op het adres Ringbaan West 275, 5037 PD Tilburg. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* dat verdachte zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van het Fact-team van GGz Breburg of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo snel mogelijk na het ingaan van de proeftijd. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
* dat verdachte vermijdt dat hij in aanraking komt met kinderpornografisch materiaal en vermijdt dat er kinderpornografisch materiaal op zijn digitale gegevensdragers komt. Verdachte onthoudt zich op welke wijze dan ook van:
- het seksueel getint communiceren met minderjarigen;
- het bezoeken van een digitale omgeving waarin kinderpornografisch materiaal kan worden verkregen;
- het bezoeken van een digitale omgeving waarin over seksuele handelingen met minderjarigen wordt gecommuniceerd.
Verdachte bespreekt tijdens de gesprekken met de reclassering hoe hij denkt dit gedrag te voorkomen. Verdachte werkt mee aan controle van digitale gegevensdragers tijdens een huisbezoek. Verdachte verschaft toegang tot alle aanwezige computers, smartphones en andere digitale gegevensdragers waarop afbeeldingen kunnen worden opgeslagen of waarmee het internet kan worden benaderd. Verdachte verstrekt de wachtwoorden die nodig zijn voor deze controle. De controle op digitale gegevensdragers vindt maximaal 3 keer per jaar plaats. De controle is gericht op de vraag of verdachte kinderpornografisch materiaal vermijdt. De controle strekt er niet toe een beeld te krijgen van het persoonlijke leven van verdachte. De reclassering kan voor technische ondersteuning een deskundige meenemen, ook als dit een opsporingsambtenaar is die deskundig is op digitaal gebied. Bij de controle kan gebruik worden gemaakt van een hulpmiddel dat een indicatie geeft of kinderpornografisch materiaal aanwezig is.
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 240 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
120 dagen;
Beslag
In de zaak met parketnummer 02-256404-20)
- verklaart verbeurd de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten een GSM (omschrijving: G2255459, registratienummer: [nummer 1] , Huawei Ale-L21) en een computer (omschrijving: G2255469, serienummer: [nummer 2] , HP Prodesk 600.
Benadeelde partijen
In de zaak met parketnummer 02-256404-20
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van € 534,05, waarvan € 34,05 aan materiële schade en € 500,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 4 mei 2020 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
-verklaart de vordering voor het overige niet-ontvankelijk.
In de zaak met parketnummer 02-180465-21
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [bank] van € 230,00 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 28 september 2021 tot aan de dag der voldoening.
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
Schadevergoedingsmaatregel
In de zaak met parketnummer 02-256404-20
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] (feit 1), € 534,05 te betalen vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 4 mei 2020 tot aan de dag der voldoening.
- bepaalt dat bij niet betaling 10 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
In de zaak met parketnummer 02-180465-21
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [bank] . (feit1), € 230,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 28 september 2021 tot aan de dag der voldoening.
- bepaalt dat bij niet betaling 4 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.M. Brouwer, voorzitter, mr. G.M.J. Kok en mr. F.L. Donders, rechters, in tegenwoordigheid van F.W.P.M. van den Goorbergh, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 22 juli 2022.
Mr. Brouwer is niet in de gelegenheid om dit vonnis mede te ondertekenen.