ECLI:NL:RBZWB:2022:4009

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 juli 2022
Publicatiedatum
21 juli 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 4195
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen en bestreden besluit inzake verkeersbord E1 in Tilburg

In deze zaak heeft eiser, wonende in Tilburg, beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn bezwaar door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg. Eiser had op 28 september 2021 een verzoek ingediend om handhavend op te treden tegen het verkeersbord E1 in Tilburg. Het college heeft op 14 oktober 2021 een besluit genomen waarin het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank heeft op 22 juli 2022 uitspraak gedaan in deze zaak. Tijdens de zitting op 16 juni 2022 waren de gemachtigde van eiser en de vertegenwoordiger van het college aanwezig. De rechtbank heeft vastgesteld dat het college het bezwaar van eiser terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Eiser betoogde dat het college een nieuw verkeersbesluit had moeten nemen voordat het verkeersbord geplaatst kon worden, maar de rechtbank oordeelde dat het plaatsen van het verkeersbord een feitelijke handeling is die geen rechtsgevolg met zich meebrengt. De rechtbank verklaarde het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk en het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/4195 WET

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 juli 2022 in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser

gemachtigde: mr. Z. Haya,
en

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft bij brief van 28 september 2021 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op bezwaar door het college.
Het college heeft op 14 oktober 2021 alsnog een besluit genomen op de bezwaren van eiser en de bezwaren van eiser niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit wordt geacht mede te zijn gericht tegen dit besluit.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 16 juni 2022.
Hierbij waren aanwezig eisers gemachtigde en namens het college mr. A.M.J. van den Biggelaar en [naam vertegenwoordiger] .

Overwegingen

Feiten:
1. Eiser heeft bij brief van 11 januari 2021 het college verzocht om handhavend op te treden tegen het verkeersbord E1 in de [adres 1] te [plaatsnaam] .
In het besluit van 29 maart 2021 (primair besluit) heeft het college besloten eisers verzoek om handhavend op te treden niet-ontvankelijk te verklaren.
Hiertegen heeft eiser bezwaar gemaakt.
Het college heeft bij beslissing op bezwaar van 14 oktober 2021 (bestreden besluit) het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard omdat het verzoek van eiser niet kan worden opgevat als een verzoek om een besluit te nemen, zodat de reactie op het verzoek niet aangemerkt kan worden als een besluit als bedoeld in artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Geschil:
2. Het gaat in deze procedure om de vraag of het college het bezwaar van eiser terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
Standpunten partijen:
3. Eiser voert aan dat hij het standpunt van het college, dat aan het plaatsen van het desbetreffende verkeersbord geen nieuw verkeersbesluit noodzakelijk is, niet volgt. De uitleg van het verkeersbesluit uit 2005 in het kader van artikel 66 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens en de in het bestreden besluit genoemde uitspraak is niet conform de letterlijke tekst in het verkeersbesluit. Het verkeersbesluit is zodanig gespecificeerd dat de uitleg dat beoogt was ook de zijwegen en dus ook [adres 2] mee te pakken niet correct is. Uit de bewoordingen van het besluit volgt dat het besluit specifiek betrekking heeft op de parallelwegen en de hoofdrijbaan van de [adres 3] . De begin- en eindpunten zijn hier vermeld alsook in de bij het verkeersbesluit behorende tekening opgenomen. Daarom kan het plaatsen van het desbetreffende verkeersbord niet worden gezien als een feitelijke handeling die voortvloeit uit en gedekt wordt door het verkeersbesluit uit 2005. Dit betekent dat het college alvorens het plaatsen van het desbetreffende verkeersbord een nieuw verkeersbesluit had moeten nemen. Dit brengt mee dat eiser terecht een verzoek tot handhaving heeft ingediend en dat de reactie van het college wel als een besluit in de zin van de Awb moet worden beschouwd.
Het college stelt zich op het standpunt dat het plaatsen van het betreffende verkeersbord een feitelijke handeling is waarvoor niet een verkeersbesluit vereist is. Het parkeerverbod als opgenomen in het verkeersbesluit Vkb.def.2005.05 omvat wel degelijk de [adres 1] . Het college heeft in het verkeersbesluit niet aangegeven dat het parkeerverbod óók geldt voor de zijstraten van de hoofdrijbaan [adres 3] en/of voor zijstraten van de parallelwegen van de [adres 3] . Dat hoeft ook niet. Zij hebben een parkeerverbod
zoneingesteld. Dat betekent dat het gehele gebied achter het zoneverbod, dus álle straten en wegen ná dit zonebord, onder het parkeerverbod vallen. Pas waar een verkeersbord “einde parkeerverbodzone” is geplaatst houdt dit parkeerverbod op. Op de hoek van de kruising parallelweg [adres 3] / [adres 1] heeft het college een verkeersbord E1 met daarboven ‘zone’ en daaronder het woord ‘herhaling’ geplaatst. In artikel 15, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 is bepaald dat het plaatsen of verwijderen van bepaalde verkeersborden krachtens een verkeersbesluit geschiedt. Die verplichting geldt enkel indien door de plaatsing of verwijdering een gebod of verbod ontstaat of wordt gewijzigd. Daar is in dit geval geen sprake van: het bord met bovenaan ‘zone’ en onderaan ‘herhaling’ roept geen parkeerverbod(-zone) in het leven; het is een herinnering dat daar het parkeerverbod geldt. Dat betekent dat voor de plaatsing van dit bord geen verkeersbesluit nodig is. Eiser heeft het college dus verzocht tot het uitvoeren van een feitelijke handeling.
Wettelijk kader:
4. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
Beoordeling:
5.
Beroep tegen het niet tijdig beslissen op het bezwaarschrift
5.1
Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld (artikel 6:2, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb). Het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen (artikel 6:12, tweede lid, van de Awb). Het bestuursorgaan beslist op het bezwaar binnen zes weken na de dag waarop de bezwaartermijn is verstreken (artikelen 7:10, eerste lid, van de Awb).
5.2
Tussen partijen is niet in geschil dat ten tijde van het indienen van het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit door het college op het bezwaarschrift van 7 mei 2021 nog geen besluit was genomen en dat twee weken zijn verstreken sinds de ingebrekestelling van 1 september 2021 door het college is ontvangen.
5.3
Met toepassing van artikel 6:20, derde lid, van de Awb wordt het beroep van eiser tegen het niet tijdig beslissen mede geacht te zijn gericht tegen de beslissing op bezwaar van
14 oktober 2021.
5.4
Niet gebleken is dat eiser nog een belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het niet tijdig nemen van een beslissing op het bezwaar door het college. Het beroep tegen het niet tijdig beslissen op het bezwaar zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.
6.
Beroep tegen het bestreden besluit
6.1
De rechtbank is met het college van oordeel dat het plaatsen van het betreffende verkeersbord E1 een feitelijke handeling betreft die niet gericht is op enig rechtsgevolg. De rechtbank stelt daartoe vast dat met het plaatsen van het betreffende verkeersbord geen sprake is van het ontstaan of wijzigen van een verbod als bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de WVW 1994. Het plaatsen van het betreffende verkeersbord strekt enkel tot herhaling van het geldende parkeerverbod in de parkeerverbodzone dat met het verkeersbesluit is ingesteld. Op grond van artikel 15 van de WVW 1994 is voor het plaatsen van het betreffende verkeersbord daarom geen verkeersbesluit vereist.
6.2
Eiser beoogt met zijn verzoek te bereiken dat het college overgaat tot het uitvoeren van een feitelijke handeling, te weten het verwijderen en vervangen van het betreffende verkeersbord. Het verzoek van eiser kan daarom ook niet worden beschouwd als een verzoek om een besluit te nemen in de zin van artikel 1:3, derde lid, van de Awb. Nu het verzoek van eiser geen verzoek is in de zin van artikel 1:3, derde lid, van de Awb, is de reactie van het college daarop geen besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb, zodat daartegen geen bezwaar open staat.
Conclusie:
7. De rechtbank is van oordeel dat het college de bezwaren van eiser terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het beroep van eiser dient dan ook ongegrond te worden verklaard.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep, voor zover gericht tegen het niet tijdig beslissen, niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep, voor zover gericht tegen het besluit 14 oktober 2021, ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van
B.C. van Sprundel-Thelosen, griffier, op 22 juli 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Wettelijk kader

Algemene wet bestuursrecht (Awb)
In artikel 1:3, eerste lid, van de Awb is bepaald dat onder besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. Een rechtshandeling is een handeling die naar zijn aard op rechtsgevolg is gericht.
Op grond van artikel 1:3, derde lid, van de Awb wordt onder een aanvraag verstaan: een verzoek van een belanghebbende een besluit te nemen.
Op grond van artikel 7:1 in samenhang met artikel 8:1 van de Awb kan alleen bezwaar worden gemaakt tegen een besluit.
Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994)
Artikel 15 van de WVW 1994 luidt:
1. De plaatsing of verwijdering van de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen
verkeerstekens, en onderborden voor zover daardoor een gebod of verbod ontstaat of wordt
gewijzigd, geschiedt krachtens een verkeersbesluit.
2. Maatregelen op of aan de weg tot wijziging van de inrichting van de weg of tot het
aanbrengen of verwijderen van voorzieningen ter regeling van het verkeer geschieden
krachtens een verkeersbesluit, indien de maatregelen leiden tot een beperking of uitbreiding
van het aantal categorieën weggebruikers dat van een weg of weggedeelte gebruik kan
maken.