ECLI:NL:RBZWB:2022:4007

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 juni 2022
Publicatiedatum
21 juli 2022
Zaaknummer
02-029056-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstekvonnis inzake rijden onder invloed van amfetamine met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, is op 30 juni 2022 een verstekvonnis uitgesproken tegen een verdachte die op 29 juli 2021 een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, geboren in 1981 en zonder vaste woon- en verblijfplaats, werd beschuldigd van het rijden onder invloed van amfetamine, wat resulteerde in zwaar lichamelijk letsel voor het slachtoffer. De officier van justitie, mr. M. van Leeuwen, heeft tijdens de zitting op 16 juni 2022 zijn standpunt kenbaar gemaakt, waarbij hij de feiten als wettig en overtuigend bewezen achtte.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was om de zaak te behandelen. De verdachte heeft zich roekeloos gedragen door onder invloed van amfetamine te rijden, wat leidde tot een aanrijding met het slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden, maar sprak hem vrij van roekeloosheid zoals door de officier van justitie was verzocht. De rechtbank achtte de feiten bewezen en legde een gevangenisstraf van drie maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid van 36 maanden op.

De rechtbank baseerde haar beslissing op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Wegenverkeerswet, en weegt de ernst van de feiten en de gevolgen voor het slachtoffer mee in de strafoplegging. Het slachtoffer heeft zwaar lichamelijk letsel opgelopen, waarvoor zij meerdere operaties heeft ondergaan en een lange revalidatietijd tegemoet gaat. De rechtbank concludeert dat de verdachte strafbaar is en legt de straf op, waarbij de oriëntatiepunten voor de strafmaat in acht zijn genomen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT GN 26/6 ASB 28/6
Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02/029056-22
vonnis van de meervoudige kamer van 30 juni 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte]geboren op [geboortedag] 1981 te [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- en verblijfplaats.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 16 juni 2022. Tegen verdachte is verstek verleend. De officier van justitie, mr. M. van Leeuwen, heeft zijn standpunt kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
op 29 juli 2021 een verkeersongeval heeft veroorzaakt waardoor [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, terwijl verdachte onder invloed van amfetamine was, dan wel dat verdachte gevaar op de weg heeft veroorzaakt en dat hij op 29 juli 2021 onder invloed van amfetamine een motorvoertuig heeft bestuurd.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de aan verdachte ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen. Voor feit 1 heeft de officier van justitie gevorderd om tot een bewezenverklaring te komen van het primair aan verdachte tenlastegelegde feit. Hij heeft verzocht om het gedrag van verdachte als roekeloos te kwalificeren als bedoeld in artikel 175, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW) en het toetsingskader
dat – sinds 1 januari 2020 – in artikel 5a van de WVW is neergelegd. Tevens is gebleken dat bij het slachtoffer sprake is van zwaar lichamelijk letsel nu zij meerdere keren is geopereerd en het herstel nog geruime tijd in beslag lijkt te nemen.
4.2
Het oordeel van de rechtbank
4.2.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.2.2.
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat op 29 juli 2021 op de Postweg te Tholen een verkeersongeval heeft plaatsgevonden. Verdachte is met zijn auto op de andere weghelft terecht gekomen. Hij is hierdoor in aanrijding met de auto bestuurd door [slachtoffer] gekomen waardoor zij zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Verdachte verkeerde ten tijde van het ongeval onder invloed van amfetamine, te weten vijf keer de toegestane waarde.
De rechtbank overweegt over de mate van schuld het volgende.
Roekeloosheid
Om tot het oordeel te komen dat in een concreet geval sprake is van roekeloosheid als bedoeld in artikel 6 van de WVW in verbinding met artikel 175, tweede lid, van de WVW dienen zodanige feiten en omstandigheden te kunnen worden vastgesteld dat daaruit is af te leiden dat door buitengewoon onvoorzichtige gedragingen van verdachte welbewust een zeer ernstig gevaar in het leven is geroepen voor andere weggebruikers. Of sprake is van roekeloosheid zal afhangen van de specifieke omstandigheden van het geval. Met het oog op het strafverzwarende effect van dit bestanddeel worden aan de vaststelling dat sprake is van roekeloosheid, als zwaarste vorm van culpa, hoge eisen gesteld. Voorbeelden van zaken waarin roekeloosheid is aangenomen zijn snelheidswedstrijden, straatraces of een kat- en muisspel.
De hiervoor vastgestelde gedragingen van verdachte – op de andere weghelft terecht komen en het onder invloed zijn van amfetamine – zijn, naar het oordeel van de rechtbank niet toereikend voor het oordeel dat verdachte roekeloos heeft gereden. Reeds hierdoor ziet de rechtbank geen reden om het handelen van verdachte te toetsen aan artikel 5a van de WVW, zoals door de officier van justitie is verzocht. Aldus zal de rechtbank verdachte van de tenlastegelegde roekeloosheid vrijspreken.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de hem onder feit 1 primair en feit 2 tenlastegelegde feiten. Voor de mate van schuld is de rechtbank van oordeel dat verdachte aanmerkelijk, onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden.
4.3
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Feit 1 primair
op 29 juli 2021 te Tholen, als
verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede
rijdende over de weg (de Postweg), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn
schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend, na het gebruik van
amfetamine is gaan rijden en
niet het door verdachte bestuurde motorrijtuig op de
voor verdachte bestemde weghelft/rijbaan te houden, en
niet met het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig uit te
wijken, althans geen maatregelen te treffen teneinde een
aanrijding te voorkomen met een op de weghelft/rijbaan bestemd voor het
tegemoetkomende verkeer rijdend motorrijtuig (personenauto),
(mede) ten gevolge waarvan hij, verdachte, met het door hem bestuurde
motorrijtuig in aanrijding is gekomen met een op de weghelft/rijbaan
bestemd voor het tegemoetkomende verkeer rijdend motorrijtuig (personenauto),
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een
breuk in het linker bovenbeen en een breuk in de linker middenvoet en
breuken in meerdere tenen, terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in
artikel 8, eerste of tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994.
Feit 2
op 29 juli 2021 te Tholen als bestuurder van een voertuig
(bestelauto), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige
invloed van een stof, te weten amfetamine, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest
weten, dat het gebruik daarvan de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte voor feit 1 op te leggen een gevangenisstraf van 10 maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid van 3 jaar. Voor feit 2 vordert de officier van justitie een ontzegging van de rijbevoegdheid van 6 maanden.
6.2
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft als bestuurder van een auto een aanrijding veroorzaakt terwijl hij onder invloed was van een forse hoeveelheid amfetamine. Hij heeft de verkeersveiligheid ernstig in gevaar gebracht door onder invloed van amfetamine achter het stuur te gaan zitten. Verdachte is niet op zijn eigen weghelft gebleven waardoor hij in aanrijding is gekomen met het voertuig van het slachtoffer.
Door het ongeval dat verdachte heeft veroorzaakt heeft het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Zij is na het ongeval naar het ziekenhuis gebracht waar zij aan haar verwondingen is geholpen. De ochtend na het ongeval is zij geopereerd aan een bovenbeenbreuk in haar linkerbeen. Verder bleek dat zij een breuk had in haar linker middenvoet en breuken in meerdere tenen. De artsen spraken van een revalidatietermijn van negen maanden. Reeds is duidelijk geworden dat deze termijn niet is gehaald. Ter zitting heeft het slachtoffer aangegeven dat ze nog steeds bezig is met revalideren en dat het niet goed met haar gaat. Ze is in januari jl. geopereerd en heeft nog steeds heel erg veel pijn. Het lijkt erop dat het herstel nog geruime tijd in beslag zal nemen.
Verdachte heeft vanaf de dag van het verkeersongeval zowel in woorden (op een excuus aan het slachtoffer tijdens zijn politieverhoor na) als in daden laten blijken dat hij de ernst van zijn handelen onvoldoende inziet. Gelet op het zeer onvoorzichtige en onoplettende rijgedrag van verdachte en de strafverzwarende omstandigheid dat het ongeval mede is veroorzaakt doordat verdachte onder invloed van amfetamine verkeerde, alsook het gegeven dat verdachte geen verantwoordelijkheid heeft genomen, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf.
De rechtbank heeft bij haar beslissing over de zwaarte van de straf aansluiting gezocht bij de door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht opgestelde oriëntatiepunten voor de Straftoemeting (LOVS oriëntatiepunten). Bij ernstige schuld aan een ongeval met als gevolg zwaar lichamelijk letsel, ingevolge artikel 6 van de WVW, wordt volgens de LOVS-oriëntatiepunten, bij een forse overschrijding van alcoholgebruik, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden en een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van twee jaar opgelegd. Gelet op de amfetaminewaarde die bij verdachte is gemeten en de forse overschrijding van de daarvoor geldende grenswaarde (vijf keer zoveel), ziet de rechtbank aanleiding hierbij aansluiting te zoeken. De rechtbank weegt alle feiten en omstandigheden mee in de straf. Ook het gegeven dat feit 1 is begaan in eendaadse samenloop met feit 2.
Alles afwegende acht de rechtbank – overeenkomstig de oriëntatiepunten – een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden passend en geboden. Daarnaast zal de rechtbank een ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen voor de duur van 36 maanden.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 55 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 8, 175, 176, 179 van de Wegenverkeerswet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
De eendaadse samenloop van:
Feit 1 primair:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een
ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht en
terwijl de schuldige verkeerde in de toestand bedoeld in artikel 8, eerste lid van deze
wet;
Feit 2:
Overtreding van artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 3 maanden;
- veroordeelt verdachte tot
een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van 36 maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.B. Scheltema Beduin, voorzitter, mr. G.H. Nomes en mr. S.H. van Nieuwkerk, rechters, in tegenwoordigheid van K. de Klerk-Van Rijs, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 30 juni 2022.
K. de Klerk-Van Rijs is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te onderteken.