Op 22 juli 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een verzetzaak van een opposant tegen de onbevoegdheid van de rechtbank in een eerdere beroepszaak. De opposant had beroep ingesteld tegen de wijze van voorbereiding van de door de gemeenteraad van [plaatsnaam 2] vastgestelde Omgevingsvisie 2040. De rechtbank had zich in een eerdere uitspraak op 10 februari 2022 onbevoegd verklaard om van het beroep kennis te nemen, omdat de Omgevingsvisie 2040 volgens de rechtbank geen besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De opposant heeft verzet ingesteld tegen deze uitspraak, wat heeft geleid tot een zitting op 17 juni 2022.
Tijdens de zitting heeft de gemachtigde van de opposant, samen met twee vertegenwoordigers, de argumenten toegelicht. De rechtbank heeft overwogen dat de Omgevingsvisie 2040, die naar verwachting per 1 juli 2022 in werking treedt, op dat moment een structuurvisie is in de zin van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling en dat, volgens artikel 8:5 van de Awb, geen beroep kan worden ingesteld tegen een structuurvisie zoals de Omgevingsvisie 2040.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat de eerdere uitspraak van 10 februari 2022 terecht was en dat het verzet ongegrond is. De uitspraak blijft daarmee in stand. De beslissing is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.