ECLI:NL:RBZWB:2022:392

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 januari 2022
Publicatiedatum
28 januari 2022
Zaaknummer
AWB- 20 _ 10331
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure inzake omgevingsvergunning voor antenne-installatie in Breda

Op 28 januari 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak betreffende de omgevingsvergunning voor de bouw van een antenne-installatie in Breda. Het college van burgemeester en wethouders van Breda had op 10 april 2020 een omgevingsvergunning verleend voor de bouw van een zendmast op een appartementencomplex. Dit besluit werd bestreden door een groep eisers die bezwaar maakten tegen de vergunning, omdat zij van mening waren dat de procedure onzorgvuldig was verlopen en dat de noodzaak voor de zendmast niet was aangetoond. De rechtbank heeft de zaak op 17 december 2021 behandeld, waarbij zowel eisers als vertegenwoordigers van het college en de vergunninghoudster aanwezig waren.

De rechtbank oordeelde dat de procedure zorgvuldig was verlopen en dat de bezwaren van eisers niet gegrond waren. De rechtbank stelde vast dat de vergunninghoudster voldoende had aangetoond dat de zendmast noodzakelijk was voor een kwalitatief netwerk met voldoende capaciteit, vooral gezien de toenemende vraag naar mobiele diensten. De rechtbank weegt de belangen van de eisers, die vreesden voor visuele hinder en waardevermindering van hun woningen, af tegen het algemeen belang van voldoende dekking in de wijk. De rechtbank concludeerde dat de belangen van eisers niet zwaarder wogen dan het algemeen belang en dat de vergunning in overeenstemming was met het Afwegingskader antenneplaatsing.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eisers ongegrond en bevestigde de verleende omgevingsvergunning. De uitspraak werd gedaan door rechter G.M.J. Kok, in aanwezigheid van griffier M.H.C. van Spreuwel, en is openbaar gemaakt op 28 januari 2022.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/10331 WABOA

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 januari 2022 in de zaak tussen

[naam eiser 1] , [naam eiser 2] , [naam eiser 3] , [naam eiser 4] , [naam eiser 5] , [naam eiser 6] , [naam eiser 7]en
[naam eiser 8], te [plaatsnaam] , eisers
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda, verweerder.

Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[naam derde partij], te [plaatsnaam 2] (vergunninghoudster)
gemachtigde: [naam gemachtigde derde partij]

Procesverloop

In het besluit van 10 april 2020 (primaire besluit) heeft het college een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een antenne-installatie aan de [straatnaam] [huisnummer] te [plaatsnaam] .
In het besluit van 16 november 2020 (bestreden besluit) heeft het college de bezwaren van eisers tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 17 december 2021.
Hierbij waren aanwezig eisers [naam eiser 1] en [naam eiser 2] , bijgestaan door [naam deskundige eisers] , deskundige van eisers. Verder waren aanwezig [naam vertegenwoordiger verweerder 1] , [naam vertegenwoordiger verweerder 2] en [naam vertegenwoordiger verweerder 3] namens het college en de gemachtigde van vergunninghoudster.

Overwegingen

Feiten
1. Op 18 februari 2020 heeft T-Mobile een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend voor het bouwen van een antenne-installatie aan de [straatnaam] [huisnummer] . De antenne-installatie (hierna ook: zendmast) wordt geplaatst op een appartementencomplex met drie woonlagen. De hoogte van het hoofdgebouw bedraagt 8 meter. De hoogte van de zendmast bedraagt vanaf het plat dak gemeten 6,97 meter. Vanaf het peil gemeten (de begane grond) bedraagt de totale hoogte inclusief het hoofdgebouw circa 15 meter. Naast de antenne-installatie wordt een kooiladder aan de zijkant van het hoofdgebouw gerealiseerd.
Op 10 april 2020 heeft het college de omgevingsvergunning verleend.
Eisers hebben op 19 mei 2020 bezwaar gemaakt.
Op 10 augustus 2020 heeft het college eisers de onderbouwing van de locatiekeuze door vergunninghoudster toegestuurd. Hierop heeft de deskundige van eisers gereageerd op 10 augustus 2020. Op 11 augustus 2020 heeft een hoorzitting plaatsgevonden ten overstaan van de Adviescommissie bezwaarschriften (commissie). Bij deze hoorzitting waren het college, vergunninghoudster, eisers en hun deskundige aanwezig. Tijdens de hoorzitting is besproken dat vergunninghoudster nog een nader stuk zou indienen. Dit stuk is op 26 augustus 2020 aan eisers gezonden. Op dit stuk heeft de deskundige van eisers op 31 augustus 2020 gereageerd.
Bij het bestreden besluit van 16 november 2020 heeft het college het bezwaarschrift van eisers onder verwijzing naar en overneming van het advies van de commissie ongegrond verklaard.
Wettelijk kader
2.1
Artikel 2.1, eerste lid, onder a en c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) bepaalt dat het verboden is zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
a. het bouwen van een bouwwerk
c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan.
Artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de Wabo bepaalt dat voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wabo, de omgevingsvergunning slechts mag worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en:
a. indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan (…):
2° in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen.
2.2
Deze algemene maatregel van bestuur is het Besluit omgevingsrecht (Bor).
Op grond van artikel 4, onderdeel 5, van bijlage II van het Bor komt in aanmerking voor verlening van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de wet van het bestemmingsplan (…) wordt afgeweken, een antenne-installatie, mits niet hoger dan 40 meter.
2.3
Op grond van het bestemmingsplan ‘ [naam bestemmingsplan] ’ (2014) geldt ter plaatse van het perceel de bestemming ‘Wonen’.
Artikel 17.1 van de planregels – voor zover hier van belang – bepaalt dat de voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. wonen (…)
met daarbij behorend(e):
k. nutsvoorzieningen.
In artikel 17.2.4, onder e, van de planregels staat beschreven dat de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 3 meter mag bedragen.
Is de procedure zorgvuldig verlopen?
3. Eisers voeren aan dat de procedure onzorgvuldig is verlopen doordat het college de vertrouwelijke notitie één dag voor de hoorzitting aan eisers heeft verstrekt, waardoor zij niet in de gelegenheid zijn gesteld om het advies van hun deskundige in te brengen. De rechtbank stelt vast dat er een fysieke hoorzitting heeft plaatsgevonden waarbij de deskundige van eisers het woord heeft kunnen voeren. Daarnaast zijn partijen na de hoorzitting in de gelegenheid gesteld om op de aanvullende stukken te reageren. De rechtbank overweegt dat de heroverweging in bezwaar mede is gebaseerd op de door eisers ingediende aanvullende stukken. Eisers zijn door de late verstrekking van het stuk niet benadeeld, nu is geregeld dat zij alsnog op het stuk konden reageren.
Het betoog dat de procedure onzorgvuldig is verlopen slaagt dus niet.
Is het beleid gevolgd?
4. Het college heeft de omgevingsvergunning voor de zendmast verleend met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de Wabo en artikel 4, onder 5, van bijlage II van het Bor. Daarbij heeft het college gebruik gemaakt van het Afwegingskader antenneplaatsing [plaatsnaam] 2018 (Afwegingskader).
In het Afwegingskader is bepaald dat de operator allereerst moet onderbouwen dat een nieuw opstelpunt voor de antenne-installatie noodzakelijk is om een kwalitatief netwerk met voldoende dekking en/of capaciteit te waarborgen om ruimtelijk-visueel storende plaatsing zoveel mogelijk tegen te gaan.
5. Eisers hebben in beroep primair aangevoerd dat de noodzaak voor een nieuwe zendmast niet is aangetoond, omdat de dekking in de wijk voldoende is. Eisers stellen dat er meer providers en GSM-netwerken in de buurt zijn. Subsidiair betogen eisers dat in de onderbouwing van de locatiekeuze onvoldoende alternatieve locaties zijn bekeken.
De deskundige van eisers voert onder meer aan dat uit de dekkingsoverzichten die vergunninghoudster op haar website publiceert blijkt dat in de omgeving van de beoogde locatie zowel binnen als buiten de classificatie ‘zeer goed bereik’ is gegeven. Ook heeft de deskundige metingen verricht in de omgeving, waaruit blijkt dat er voldoende dekking is.
Desgevraagd heeft vergunninghoudster op zitting benadrukt dat dekking bestaat uit bereik en capaciteit. Vergunninghoudster is het eens met het standpunt van eisers dat het bereik in de omgeving van de beoogde locatie op zich voldoende is, mede omdat het signaal van 5G ver reikt. Daarnaast is echter ook de capaciteit belangrijk. De capaciteit is niet goed in een dekkingskaart uit te drukken. Wanneer veel personen tegelijkertijd data gebruiken kan de capaciteit onvoldoende worden, aldus vergunninghoudster. Met name vanwege het voorzien in voldoende capaciteit – ook bij een steeds verder stijgend gebruik van mobiele diensten – is de bouw van deze zendmast noodzakelijk
Met de nadere toelichting ter zitting heeft vergunninghoudster naar het oordeel van de rechtbank genoegzaam onderbouwd dat de zendmast noodzakelijk is om een kwalitatief netwerk met voldoende capaciteit te waarborgen. De rechtbank acht het zeer aannemelijk dat het datagebruik verder zal toenemen. Uit de toelichting van vergunninghoudster blijkt dat, wanneer meer mensen tegelijkertijd van de capaciteit gebruik gaan maken, op kortere afstand van elkaar opstelpunten nodig zijn om de benodigde capaciteit te kunnen leveren.
De rechtbank stelt daarnaast vast dat uit de dekkingsoverzichten blijkt dat rondom de beoogde locatie een lichte vlek te zien is, wat betekent dat er minder dekking is. Eisers hebben dit niet betwist. Dat de service niet onder een aanvaardbaar niveau komt, wil naar het oordeel van de rechtbank niet zeggen dat er geen noodzaak is om een antenne-installatie te plaatsen. Daarbij weegt ook mee dat de beoogde installatie de vervanging is van de zendmast op een schoorsteen in de [straatnaam 2] , die verwijderd is omdat de eigenaar van de schoorsteen het contract heeft beëindigd. Weliswaar heeft de afwezigheid van die zendmast niet tot een (geregistreerde) toename van klachten over de kwaliteit van de diensten van vergunninghoudster geleid, maar hieruit kan wel worden afgeleid dat het college een zendmast in de omgeving van de woningen van eisers kennelijk al eerder noodzakelijk heeft geacht.
6. Voor zover eisers hebben aangevoerd dat onderzoek moest worden gedaan door een onafhankelijke deskundige, ziet de rechtbank niet in waarom het college zich niet heeft mogen conformeren aan de radiotechnische onderbouwing van vergunninghoudster, zeker nu niet is gebleken dat dit onderzoek ondeugdelijk of onzorgvuldig heeft plaatsgevonden. De door eisers ingebrachte analyse van deskundige [naam deskundige eisers] en de toelichting daarop ter zitting is voor de rechtbank onvoldoende om hieraan te twijfelen en een onafhankelijke deskundige in te schakelen.
7. De rechtbank volgt eisers niet in hun betoog dat wanneer de dekking van vergunninghoudster onvoldoende is, de afnemers van data bij vergunninghoudster automatisch dekking ontvangen van andere telecomaanbieders. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat personen met een contract bij een bepaalde aanbieder niet zomaar kunnen overstappen naar een andere aanbieder. Daarnaast heeft het college ook van belang kunnen achten dat er voldoende concurrentie bij de telecomaanbieders moet zijn.
8. Vervolgens wordt volgens het Afwegingskader bezien welke plek zich het beste leent voor plaatsing van een antenne-installatie. In het Afwegingskader staat uitgebreid beschreven aan welke uitgangspunten de gekozen locatie wordt getoetst ten behoeve van een zorgvuldige inpassing in de omgeving. In het primaire besluit heeft het college toegelicht dat vergunninghoudster diverse andere gebouwen in de omgeving heeft onderzocht op beschikbaarheid en op geschiktheid, maar dat er geen alternatief naar voren is gekomen. In hetgeen door eisers is aangevoerd met betrekking tot de locatiekeuze ziet de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de beoordeling van het college. De plaatsing in een woongebied op een gebouw met een woonfunctie heeft weliswaar geen hoge voorkeur, maar is wel als mogelijkheid opgenomen in het Afwegingskader. Daarbij heeft het college er terecht op gewezen dat vergunninghoudster ook beperkt is in het kiezen van een locatie door de feitelijke mogelijkheden en medewerking van de eigenaar van het betreffende gebouw.
9. De rechtbank concludeert dan ook dat het besteden besluit in overeenstemming is met het Afwegingskader.
Zijn de belangen van eisers voldoende afgewogen?
10. Eisers stellen dat de gezondheidsrisico’s van straling onvoldoende zijn meegewogen bij het verlenen van de omgevingsvergunning. De rechtbank overweegt dat bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor een zendmast het college mag uitgaan van de blootstellingslimieten van de ICNIRP, aangezien de Gezondheidsraad deze tot op heden nog steeds onderschrijft. Het college hoefde daarom geen andere limieten te hanteren (zie onder andere ECLI:NL:RVS:2021:627 en ECLI:NL:RVS:2021:504). In wat eisers hebben aangevoerd, ziet de rechtbank dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat gevreesd moet worden voor nadelige gezondheidsgevolgen.
11. Met betrekking tot de ruimtelijke onderbouwing overweegt de rechtbank dat de locatie stedenbouwkundig is afgewogen. Het college heeft in de beoordeling de verhouding van het pand en de antennemast betrokken. Voorts zijn de belangen afgewogen. Het belang van eisers is gelegen in het voorkomen van visuele hinder en waardevermindering van hun woningen. Zij vinden een zendmast ontsierend en vinden het storend om tegen een zendmast aan te kijken, zeker nu zij wonen in een klassieke woonwijk – een wijk met een laat 19de eeuws/ begin 20ste eeuwse karakteristiek – met beeldbepalende stadgezichten De rechtbank ziet geen aanleiding om te oordelen dat het college het belang van eisers zwaarder had moeten laten wegen dan het algemeen belang om ook in deze (karakteristieke) woonwijk voldoende dekking te hebben. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat de zendmast zodanig is geplaatst dat deze vanaf ooghoogte in de openbare ruimte zo weinig als mogelijk opvalt en dat zelfs het plaatsen van een zendmast in een beschermd stadsgezicht of aan/op/bij een monument niet is uitgesloten. Het betoog van eisers slaagt niet.
Conclusie
12. Het beroep is ongegrond
13. Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.M.J. Kok, rechter, in aanwezigheid van mr. M.H.C. van Spreuwel, griffier, op 28 januari 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te ondertekenen.
M.H.C. van Spreuwel, griffier G.M.J. Kok, rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.