ECLI:NL:RBZWB:2022:3915

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 juli 2022
Publicatiedatum
18 juli 2022
Zaaknummer
AWB-22_3298 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak betreffende exploitatievergunning met aanvullende voorschriften

In deze zaak heeft verzoekster, h.o.d.n. [naam bedrijf], uit [plaatsnaam], beroep ingesteld tegen het besluit van de burgemeester van de gemeente Breda van 23 juni 2022. Dit besluit betreft het verbinden van aanvullende voorschriften aan de exploitatievergunning van [naam bedrijf] op grond van artikel 3, zevende lid, van de Wet Bibob. Verzoekster heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, omdat de inwerkingtreding van de aanvullende voorschriften op 21 juli 2022 dreigde te plaatsvinden. De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geoordeeld dat er onverwijlde spoed vereist was, gelet op de betrokken belangen.

De burgemeester had de inwerkingtreding van de aanvullende voorschriften opgeschort tot vier weken na de beslissing op bezwaar, maar verzoekster diende haar verzoek om een voorlopige voorziening in op 1 juli 2022. Vanwege verhinderdagen van de gemachtigden was het niet mogelijk om een zitting te plannen voordat de voorschriften in werking zouden treden. De voorzieningenrechter heeft daarom besloten om de werking van het bestreden besluit te schorsen tot uiterlijk één week na de zitting waarop het verzoek om een voorlopige voorziening zal worden behandeld. Dit betekent dat de aanvullende voorschriften tot die tijd niet van kracht zijn.

De rechtbank heeft contact opgenomen met de burgemeester om te vragen of deze bereid was de uitspraak van de voorzieningenrechter af te wachten, maar de burgemeester was daar niet toe bereid. De voorzieningenrechter heeft de zaak behandeld op 14 juli 2022 en heeft de uitspraak openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/3298 HOREC VV

uitspraak van de voorzieningenrechter van 14 juli 2022 in de zaak tussen

[verzoekster] h.o.d.n. [naam bedrijf] , uit [plaatsnaam] , verzoekster

(gemachtigde: mr. I.A. Kamans),
en

De burgemeester van de gemeente Breda, verweerder

(gemachtigde: [naam gemachtigde] ).

Procesverloop

Verzoekster heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 23 juni 2022 (bestreden besluit) van de burgemeester over het op grond van artikel 3, zevende lid, van de Wet Bibob verbinden van aanvullende voorschriften aan de exploitatievergunning voor [naam bedrijf] . Deze voorschriften houden in:
  • De heer [naam] mag zich niet in het pand aan [adres] , althans de niet voor publiek toegankelijke delen daarvan, bevinden en hij mag geen bedrijfsmatige activiteiten op de werkvloer verrichten;
  • Tussen vergunninghouder en [naam] mag er geen dienstverband bestaan;
  • De heer [naam] mag op geen enkele manier bemoeienis hebben met de bedrijfsvoering; en
  • Vergunninghouder dient, gedurende vijf jaren, jaarlijks alle aangiften loonheffing van de onderneming te overleggen.
Verzoekster heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een zitting achterwege gebleven.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2. Uit de stukken blijkt dat de burgemeester de inwerkingtreding van de aanvullende voorschriften heeft opgeschort tot vier weken na de beslissing op bezwaar. De beslissing op bezwaar is gedateerd op 23 juni 2022 zodat de voorschriften gelden per 21 juli 2022. Verzoekster heeft het verzoek om een voorlopige voorziening op 1 juli 2022 ingediend bij de rechtbank.
De rechtbank heeft na ontvangst van het verzoek contact opgenomen met de burgemeester met de vraag of de burgemeester bereid is om de uitspraak van de voorzieningenrechter af te wachten. De burgemeester was daar niet toe bereid.
3. Het is gelet op de verhinderdagen van de gemachtigden van beide partijen niet mogelijk gebleken om een zitting te plannen voordat de aanvullende voorschriften op 21 juli 2022 in werking treden.
Onder deze omstandigheden is de voorzieningenrechter niet in staat om – voorafgaand aan de inwerkingtreding van de voorschriften – een weloverwogen oordeel te geven over het verzoek om een voorlopige voorziening. Gelet daarop zal de voorzieningenrechter de werking van het bestreden besluit bij ordemaatregel schorsen tot uiterlijk één week na de zitting waarop het verzoek zal worden behandeld. Dat betekent dat de voorschriften tot die tijd niet gaan gelden. Het verzoek zal, rekening houdend met de verhinderdagen van de gemachtigden, op 8 augustus 2022 op zitting worden behandeld. Deze ordemaatregel heeft een voorlopig karakter en de voorzieningenrechter is daar in de verdere procedure niet aan gebonden.

Beslissing

De voorzieningenrechter schorst de werking van het besluit van 23 juni 2022 tot uiterlijk één week na de zitting waarop het verzoek om een voorlopige voorziening zal worden behandeld.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.A. de Rooij, griffier, op 14 juli 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.