In deze zaak heeft verzoekster, h.o.d.n. [naam bedrijf], uit [plaatsnaam], beroep ingesteld tegen het besluit van de burgemeester van de gemeente Breda van 23 juni 2022. Dit besluit betreft het verbinden van aanvullende voorschriften aan de exploitatievergunning van [naam bedrijf] op grond van artikel 3, zevende lid, van de Wet Bibob. Verzoekster heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, omdat de inwerkingtreding van de aanvullende voorschriften op 21 juli 2022 dreigde te plaatsvinden. De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geoordeeld dat er onverwijlde spoed vereist was, gelet op de betrokken belangen.
De burgemeester had de inwerkingtreding van de aanvullende voorschriften opgeschort tot vier weken na de beslissing op bezwaar, maar verzoekster diende haar verzoek om een voorlopige voorziening in op 1 juli 2022. Vanwege verhinderdagen van de gemachtigden was het niet mogelijk om een zitting te plannen voordat de voorschriften in werking zouden treden. De voorzieningenrechter heeft daarom besloten om de werking van het bestreden besluit te schorsen tot uiterlijk één week na de zitting waarop het verzoek om een voorlopige voorziening zal worden behandeld. Dit betekent dat de aanvullende voorschriften tot die tijd niet van kracht zijn.
De rechtbank heeft contact opgenomen met de burgemeester om te vragen of deze bereid was de uitspraak van de voorzieningenrechter af te wachten, maar de burgemeester was daar niet toe bereid. De voorzieningenrechter heeft de zaak behandeld op 14 juli 2022 en heeft de uitspraak openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.