ECLI:NL:RBZWB:2022:3874
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een ecologische terpwoning in Breda
Op 14 juli 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een belanghebbende en de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking West-Brabant. De zaak betreft een beroep tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar, die op 26 februari 2021 het bezwaar van de belanghebbende tegen een waarde-beschikking en een aanslag onroerendezaakbelastingen ongegrond had verklaard. De waarde van de woning van de belanghebbende, een ecologische terpwoning, was vastgesteld op € 732.000 per 1 januari 2019. De belanghebbende betwistte deze waarde en stelde dat de woning slechts € 600.000 waard was. De rechtbank heeft de zaak op 23 juni 2022 behandeld, waarbij de belanghebbende en de gemachtigde van de heffingsambtenaar aanwezig waren.
De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar voldoende aannemelijk had gemaakt dat de vastgestelde waarde niet te hoog was. De taxateur had de woning getaxeerd door vergelijkingen te maken met andere woningen die rond de waardepeildatum waren verkocht. De rechtbank vond de onderbouwing van de waarde door de heffingsambtenaar adequaat en concludeerde dat de beroepsgronden van de belanghebbende niet slagen. De rechtbank erkende dat de handelwijze van de gemeente in de bezwaarfase kritiek verdient, maar dit had geen invloed op de vastgestelde waarde. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, maar bepaalde wel dat de heffingsambtenaar het griffierecht van € 49,- aan de belanghebbende moest vergoeden.