In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiser tegen de beëindiging van zijn Ziektewet (ZW)-uitkering door het UWV. Het UWV had op 19 oktober 2020 besloten de uitkering van eiser te beëindigen per 28 december 2020, maar na bezwaar is dit besluit aangepast naar 22 augustus 2021. Eiser was niet aanwezig bij de zitting op 1 juni 2022, waar mr. M. Reitsma als gemachtigde van het UWV optrad. De rechtbank onderzoekt of het UWV terecht heeft vastgesteld dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is, wat betekent dat hij geen recht meer heeft op een ZW-uitkering.
De rechtbank concludeert dat het UWV de ZW-uitkering terecht heeft beëindigd. Eiser had eerder een WW-uitkering en meldde zich ziek in mei 2018. Het UWV heeft zijn medische situatie beoordeeld aan de hand van rapporten van verzekeringsartsen, die concludeerden dat eiser in staat was om met algemeen geaccepteerde arbeid meer dan 65% van zijn maatmaninkomen te verdienen. De rechtbank oordeelt dat het medisch onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd en dat de beperkingen van eiser correct zijn vastgesteld in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML).
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst erop dat eiser geen proceskostenvergoeding of griffierecht krijgt. De uitspraak is gedaan door mr. V.M. Schotanus en openbaar gemaakt op 7 juli 2022. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep aantekenen bij de Centrale Raad van Beroep.