ECLI:NL:RBZWB:2022:3807

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 juli 2022
Publicatiedatum
11 juli 2022
Zaaknummer
AWB- 21_4193
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de beëindiging van de Ziektewet-uitkering van eiser door het UWV

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiser tegen de beëindiging van zijn Ziektewet (ZW)-uitkering door het UWV. Het UWV had op 19 oktober 2020 besloten de uitkering van eiser te beëindigen per 28 december 2020, maar na bezwaar is dit besluit aangepast naar 22 augustus 2021. Eiser was niet aanwezig bij de zitting op 1 juni 2022, waar mr. M. Reitsma als gemachtigde van het UWV optrad. De rechtbank onderzoekt of het UWV terecht heeft vastgesteld dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is, wat betekent dat hij geen recht meer heeft op een ZW-uitkering.

De rechtbank concludeert dat het UWV de ZW-uitkering terecht heeft beëindigd. Eiser had eerder een WW-uitkering en meldde zich ziek in mei 2018. Het UWV heeft zijn medische situatie beoordeeld aan de hand van rapporten van verzekeringsartsen, die concludeerden dat eiser in staat was om met algemeen geaccepteerde arbeid meer dan 65% van zijn maatmaninkomen te verdienen. De rechtbank oordeelt dat het medisch onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd en dat de beperkingen van eiser correct zijn vastgesteld in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML).

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst erop dat eiser geen proceskostenvergoeding of griffierecht krijgt. De uitspraak is gedaan door mr. V.M. Schotanus en openbaar gemaakt op 7 juli 2022. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep aantekenen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/4193 ZW

uitspraak van 7 juli 2022 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de
beëindiging van zijn uitkering op grond van de Ziektewet (ZW).
1.1
Het UWV heeft met het besluit van 19 oktober 2020 (primair besluit) de ZW-uitkering van eiser beëindigd met ingang van 28 december 2020.
Met het bestreden besluit van 21 juli 2021 op het bezwaar van eiser is het UWV bij de beëindiging van de Zw-uitkering gebleven, echter niet per 28 december 2020, maar per 22 augustus 2021.
1.2
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 1 juni 2022 ter zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen mr. M. Reitsma als gemachtigde van het UWV. Eiser was niet aanwezig.

Beoordeling door de rechtbank

2. Aan het bestreden besluit heeft het UWV ten grondslag gelegd dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank zal beoordelen of dit juist is aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
Bij deze beoordeling is van belang of eiser medische beperkingen heeft en of hij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
3. De rechtbank is van oordeel dat het UWV terecht de ZW-uitkering heeft beëindigd per 22 augustus 2021.
Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1
Eiser is werkzaam geweest als productiemedewerker. Daarna heeft het UWV eiser met ingang van 12 februari 2018 een uitkering ingevolge de WW toegekend. Vanuit die situatie heeft eiser zich ziek gemeld per 1 mei 2018 en het UWV heeft hem daarvoor een ZW-uitkering toegekend en die vervolgens per 14 september 2019 beëindigd, omdat eiser per die datum werd geacht meer dan 65% te kunnen verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd. In het vervolg daarop heeft het UWV eiser wederom een WW-uitkering toegekend per 16 september 2019. Bij besluiten van 26 en 30 september 2019 heeft het UWV die beide data gewijzigd in 14 oktober 2019. Vanuit die situatie heeft eiser zich per 29 november 2019 ziek gemeld bij het UWV vanwege pijnklachten aan de benen. Bij besluit van 14 februari 2020 heeft het UWV eiser met ingang van 28 februari 2020 een ZW-uitkering toegekend. Na een zogeheten eerstejaarsbeoordeling heeft het UWV gesteld dat eiser in staat is passende arbeid te verrichten.
3.2
Niet in geschil is dat eiser 52 weken arbeidsongeschikt is geweest. Dit betekent dat het UWV terecht heeft beoordeeld of eiser in staat is met algemeen geaccepteerde arbeid meer dan 65% van zijn maatmaninkomen te verdienen. Bij een arbeidsongeschiktheid van minder dan 35% bestaat er geen recht meer op een ZW-uitkering.
4. Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapporten van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1
Verzekeringsarts [naam verzekeringsarts 1] heeft eiser gesproken op het telefonisch spreekuur van 7 augustus 2020, het dossier bestudeerd en desgevraagd informatie verkregen van de behandelend reumatologe [naam reumatologe] van 28 augustus 2020. De verzekeringsarts heeft gerapporteerd dat eiser last heeft van jichtklachten (bevestigd door de huisarts), voornamelijk van de tenen aan de rechter voet, waardoor hij geen schoenen aan kan. Na een half uur lopen worden de tenen dik en rood. Tevens bestaat een vermoeden van polymialgia rheumatica waarvoor doorverwijzing naar een reumatoloog aan de orde is. Uit diverse echo’s en röntgenfoto’s bleken x-voeten, vooral degeneratieve afwijkingen. Op röntgenfoto’s van de thorax en een echo van het abdomen zijn geen bijzonderheden waargenomen. Nader onderzoek volgt maar de verzekeringsarts houdt het vooralsnog op een inflammatoire reumatische aandoening. De bevindingen in anamnese en de informatie van de huisarts en de reumatologe zijn volgens haar consistent en plausibel en zij acht eiser gebaat bij fysiek licht werk en werk waarbij hij energetisch niet wordt overbelast, gezien de geconstateerde anemie.
Grove trillingen op de gewrichten zijn volgens de verzekeringsarts niet wenselijk en zij acht eiser gebaat bij werk waarbij hij niet veel hoeft lopen, staan, hurken, traplopen, bukken en dergelijke. Verder ziet zij matige energetische beperkingen waarmee rekening moet worden gehouden voor frequente handelingen als reiken en hurken en dergelijke.
De beperkingen en de belastbaarheid van eiser heeft de verzekeringsarts neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 7 september 2020.
4.2
Verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts b&b] heeft de beschikbare medische gegevens bestudeerd, heeft desgevraagd informatie ontvangen van de eiser behandelend reumatologe [naam reumatologe] gedateerd 7 juni 2021 en heeft deelgenomen aan de telefonische hoorzitting van 18 mei 2021.
[naam verzekeringsarts b&b] is van mening dat uit de in bezwaar verkregen informatie van de reumatologe blijkt dat de werkdiagnose is gewijzigd naar artritis psoriatica en dat is gestart met methotrexaat. Na een opvlamming in januari 2021 acht de verzekeringsarts b&b eiser op de datum in geding meer beperkt voor lopen. Hij kan tot 10 minuten lopen en zware en knellende werkschoenen zijn niet geschikt voor hem. Door de ontstekingen in voeten en enkel is het lang bedienen van voetpedalen, zoals van voertuigen en machines beperkt.
De andere beperkingen van de primaire verzekeringsarts neemt zij over omdat al was uitgegaan van licht fysiek werk, waarbij de gewrichten niet te zwaar worden belast en ook al rekening was gehouden met een licht verminderde energetische belastbaarheid door een milde anemie. De door de primaire verzekeringsarts al genoemde beperking voor frequent reiken wordt door [naam verzekeringsarts b&b] ook in de FML opgenomen.
De beperkingen en de belastbaarheid van eiser heeft de verzekeringsarts b&b gewijzigd als in haar rapportage aangegeven en neergelegd in de FML van 16 juli 2021, geldig vanaf 28 december 2020.
4.3
Eiser heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat hij het daarmee niet eens is omdat hij nog elke maand voor controle in verband met zijn jicht naar het ziekenhuis moet en elke 3 weken bloed moet laten prikken. Ook wijst hij er op dat zijn medicatie is toegenomen tot in totaal 15 tabletten per dag en geeft hij de rechtbank in overweging medische informatie over hem op te vragen bij zijn huisarts en behandelend reumatologe.
4.4
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapporten van de verzekeringsartsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiser gestelde klachten, waaronder niet alleen zijn problemen met de voeten en benen, maar ook zijn energetische problemen. Bij de opstelling van de FML is met het geobjectiveerde deel van de klachten rekening gehouden.
Eiser heeft in beroep geen medische informatie overgelegd die de rechtbank aanleiding zou kunnen geven te twijfelen aan de belastbaarheid die de verzekeringsartsen hebben aangenomen. Daarbij is in aanmerking genomen dat de verzekeringsarts b&b zorgvuldigheidshalve nog medische informatie heeft opgevraagd en verkregen en die informatie nadrukkelijk in haar overwegingen en conclusies heeft betrokken. Ook overigens is de rechtbank niet gebleken dat in de FML van 16 juli 2021 de beperkingen van eiser zijn onderschat. De beroepsgrond dat eiser meer beperkt moet worden, slaagt daarom niet. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
5.1
Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: administratief medewerker (documenten scannen) (Sbc-code 315133), monteur printplaten (Sbc-code 267051) en productiemedewerker industrie (samenstellen van producten) (Sbc-code 111180).
5.2
De rechtbank ziet geen reden te oordelen dat de voor eiser geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. De rechtbank verwijst naar het rapport van de arbeidsdeskundige b&b van 20 juli 2021
.Daarin is inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiser de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies.
De hiervoor genoemde functies mochten worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
6. Op basis van de inkomsten die eiser met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Omdat eiser tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Omdat pas recht bestaat op een ZW-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de ZW-uitkering terecht beëindigd per 22 augustus 2021.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard krijgt eiser geen proceskostenvergoeding. Ook krijgt eiser het griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.M. Schotanus, rechter, in aanwezigheid van R.V. van Vliet, griffier, op 7 juli 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Bijlage wettelijk kader
De verzekerde die ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek heeft recht op ziekengeld (artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW).
Naar vaste rechtspraak wordt onder het begrip ‘zijn arbeid’ verstaan de arbeid die de verzekerde het laatst voor het intreden van de arbeidsongeschiktheid heeft verricht.
Als een verzekerde geen werkgever (meer) heeft en 52 weken arbeidsongeschikt is geweest heeft deze recht op ziekengeld als hij:
- ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid, als bedoeld in artikel 19 én
- slechts in staat is ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur met algemeen geaccepteerde arbeid waartoe hij met zijn krachten en bekwaamheden in staat is (artikel 19aa, eerste lid, en artikel 19ab, derde lid, van de ZW).
De mate van arbeidsongeschiktheid wordt vastgesteld op basis van een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek (artikel 19ab, eerste lid, van de ZW).