ECLI:NL:RBZWB:2022:3802
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om veroordeling in proceskosten na intrekking beroep tegen verkeersbesluit
In deze zaak hebben verzoekers beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Boxmeer, dat hun bezwaren tegen een verkeersbesluit ongegrond verklaarde. Dit verkeersbesluit, genomen op 6 december 2019, hield in dat wegen in het bosgebied [naam bosgebied] te [plaatsnaam] voor alle verkeer, met uitzondering van landbouwvoertuigen, zouden worden afgesloten en dat het verplichte fietspad zou vervallen. De rechtbank Oost-Brabant heeft de zaak ambtshalve verwezen naar de rechtbank Zeeland-West-Brabant.
Op 20 januari 2022 heeft het college van burgemeester en wethouders aan verzoekers bericht dat het verkeersbesluit van 6 december 2019 is ingetrokken, evenals het bestreden besluit. Het college heeft aangekondigd een nieuw verkeersbesluit te nemen dat volledig tegemoetkomt aan de bezwaren van verzoekers. Hierop hebben verzoekers hun beroep ingetrokken en verzocht om veroordeling van het college in de proceskosten.
De rechtbank heeft, op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), besloten om de behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten. De rechtbank oordeelt dat het college aan verzoekers is tegemoetgekomen, zoals blijkt uit het besluit van 20 januari 2022. Daarom heeft de rechtbank het college veroordeeld in de door verzoekers gemaakte proceskosten, vastgesteld op € 759,00 voor de beroepsmatige rechtsbijstand. Daarnaast overweegt de rechtbank dat het college op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het griffierecht van € 181,00 aan verzoekers dient te vergoeden, zodat een veroordeling daartoe niet nodig is.
De uitspraak is gedaan door mr. G.M.J. Kok, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A. de Rooij, griffier, op 5 juli 2022. De beslissing is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.