ECLI:NL:RBZWB:2022:3802

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 juli 2022
Publicatiedatum
11 juli 2022
Zaaknummer
AWB- 21_1501
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om veroordeling in proceskosten na intrekking beroep tegen verkeersbesluit

In deze zaak hebben verzoekers beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Boxmeer, dat hun bezwaren tegen een verkeersbesluit ongegrond verklaarde. Dit verkeersbesluit, genomen op 6 december 2019, hield in dat wegen in het bosgebied [naam bosgebied] te [plaatsnaam] voor alle verkeer, met uitzondering van landbouwvoertuigen, zouden worden afgesloten en dat het verplichte fietspad zou vervallen. De rechtbank Oost-Brabant heeft de zaak ambtshalve verwezen naar de rechtbank Zeeland-West-Brabant.

Op 20 januari 2022 heeft het college van burgemeester en wethouders aan verzoekers bericht dat het verkeersbesluit van 6 december 2019 is ingetrokken, evenals het bestreden besluit. Het college heeft aangekondigd een nieuw verkeersbesluit te nemen dat volledig tegemoetkomt aan de bezwaren van verzoekers. Hierop hebben verzoekers hun beroep ingetrokken en verzocht om veroordeling van het college in de proceskosten.

De rechtbank heeft, op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), besloten om de behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten. De rechtbank oordeelt dat het college aan verzoekers is tegemoetgekomen, zoals blijkt uit het besluit van 20 januari 2022. Daarom heeft de rechtbank het college veroordeeld in de door verzoekers gemaakte proceskosten, vastgesteld op € 759,00 voor de beroepsmatige rechtsbijstand. Daarnaast overweegt de rechtbank dat het college op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het griffierecht van € 181,00 aan verzoekers dient te vergoeden, zodat een veroordeling daartoe niet nodig is.

De uitspraak is gedaan door mr. G.M.J. Kok, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A. de Rooij, griffier, op 5 juli 2022. De beslissing is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/1501 WET
uitspraak van 5 juli 2022 van de enkelvoudige kamer op het verzoek om veroordeling in de proceskosten in de zaak tussen

[naam verzoeker 1] en [naam verzoeker 2] , te [plaatsnaam] , verzoekers,

gemachtigde: mr. W.P.N. Remie,
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Boxmeer, verweerder.

Procesverloop

Verzoekers hebben bij de rechtbank Oost-Brabant beroep ingesteld tegen het besluit van 25 februari 2021 (bestreden besluit) van het college over de ongegrondverklaring van hun bezwaren tegen het verkeersbesluit van 6 december 2019 om wegen in het bosgebied [naam bosgebied] te [plaatsnaam] af te sluiten voor alle verkeer (uitgezonderd landbouwvoertuigen) en het laten vervallen van het verplichte fietspad.
De rechtbank Oost-Brabant heeft de zaak voor behandeling ambtshalve verwezen naar de rechtbank Zeeland-West-Brabant.
Bij besluit van 20 januari 2022 heeft het college bericht dat het verkeersbesluit van 6 december 2019 is ingetrokken en dat ook het bestreden besluit wordt ingetrokken.
Het college zal een nieuw verkeersbesluit nemen waarmee volledig tegemoet gekomen zal worden aan de bezwaren van verzoekers.
Vervolgens hebben verzoekers het beroep ingetrokken, met het verzoek het college te veroordelen in de proceskosten. Het college heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid hierop te reageren.
De rechtbank heeft, met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een behandeling van het verzoek ter zitting achterwege gelaten.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank, indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten.
2. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het besluit van 20 januari 2022 dat het college aan verzoekers is tegemoetgekomen. Hierin ziet de rechtbank aanleiding het college te veroordelen in de door verzoekers gemaakte proceskosten.
Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 759,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 759,00 en een wegingsfactor 1). In de bezwaarprocedure is niet gebleken van door verzoekers gemaakte proceskosten.
3. De rechtbank overweegt ten overvloede dat het college op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het griffierecht van € 181,00 aan verzoekers dient te vergoeden, zodat een veroordeling daartoe niet nodig is.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt het college in de proceskosten van verzoekers tot een bedrag van € 759,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.M.J. Kok, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A. de Rooij, griffier, op 5 juli 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij de rechtbank.