ECLI:NL:RBZWB:2022:3767

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 juli 2022
Publicatiedatum
8 juli 2022
Zaaknummer
02-311783-21
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor seksueel binnendringen van minderjarig meisje door oudere man

Op 8 juli 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 53-jarige man die zich schuldig heeft gemaakt aan het seksueel binnendringen van een 13-jarig meisje, later 14 jaar, gedurende een lange periode. De verdachte was zich bewust van de jonge leeftijd en de psychische problemen van het slachtoffer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 4 december 2014 tot en met 1 december 2015 meermalen ontuchtige handelingen heeft gepleegd met het slachtoffer, dat op dat moment nog niet de leeftijd van zestien jaren had bereikt. De verdachte heeft een bekennende verklaring afgelegd en de rechtbank achtte het feit wettig en overtuigend bewezen. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 42 maanden geëist, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank heeft een gevangenisstraf van 24 maanden opgelegd, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht en behandelverplichting. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van € 10.000 aan het slachtoffer toegewezen voor immateriële schade, terwijl de vordering voor materiële schade niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de kwetsbaarheid van het slachtoffer, en dat de verdachte misbruik heeft gemaakt van deze kwetsbaarheid. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer en is openbaar gemaakt op 8 juli 2022.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/311783-21
vonnis van de meervoudige kamer van 8 juli 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1960 te [geboorteplaats]
wonende te [adres]
raadsman mr. P. Susijn, advocaat te Tilburg

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 24 juni 2022, waarbij de officier van justitie, mr. M.P. de Graaf, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat
verdachte in een periode van ongeveer een jaar meermalen bij een meisje van 13 dan wel 14 jaar zijn penis en vingers in haar vagina en/of mond heeft gebracht en zich door haar heeft laten aftrekken.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft gepleegd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is eveneens van mening dat de rechtbank tot een bewezenverklaring kan komen maar verzoekt de rechtbank de periode te beperken van 28 december 2014 tot en met 1 november 2015, nu is gebleken dat de eerste afspraak op eerstgenoemde datum was en de laatste op laatstgenoemde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Aangezien verdachte ten aanzien van het feit een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 24 juni 2022;
- het proces-verbaal van aangifte, opgenomen op pagina 53-57 van het eind proces-verbaal;
- het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot de chatberichten (inclusief deel van de chatgesprekken) opgenomen op pagina 88-121 van het eindproces-verbaal.
De stelling van de raadsman dat de periode dient te worden beperkt wordt niet gevolgd, nu de handelingen binnen de tenlastegelegde periode plaats hebben gevonden en er geen sprake is van een wezenlijk verschil in de door de verdediging genoemde periode en de tenlastegelegde periode. Nu onduidelijk is of de seksuele handelingen in de duinen van Bloemendaal of (ook in) Zandvoort hebben plaatsgevonden, zal de rechtbank hier “en/of” bewezen verklaren.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
in de periode van 4 december 2014 tot en met 1 december 2015 te Amsterdam en Hoofddorp en Bloemendaal en/of Zandvoort en Kaatsheuvel, telkens met [slachtoffer] , geboren op [geboortedag slachtoffer] 2001, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die
[slachtoffer] , hebbende verdachte
- een of meer vingers in de vagina van die [slachtoffer] gebracht/geduwd en/of
- aan/over de vagina van die [slachtoffer] gelikt en/of
- zijn penis in de mond en/of vagina van die [slachtoffer] gebracht en/of geduwd
en/of
- zich door die [slachtoffer] laten aftrekken;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar en als bijzondere voorwaarden een meldplicht en een ambulante behandelverplichting.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt dat er aanleiding is om aan verdachte geen lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen maar te volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest en daarnaast een lange voorwaardelijke gevangenisstraf met hieraan de bijzondere voorwaarden gekoppeld zoals voorgesteld door de reclassering en daarnaast een taakstraf. De verdediging ziet hiervoor aanleiding vanwege het tijdsverloop en de persoonlijke omstandigheden van verdachte die lijdt aan elektrohypersensitiviteit. Verdachte heeft bovendien een blanco strafblad en het recidiverisico wordt door de reclassering als laag ingeschat. Daarnaast heeft de verdediging gewezen op uitspraken waarbij ook dergelijke, lagere straffen zijn opgelegd als nu voorgesteld.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het seksueel binnendringen van een meisje van 13 jaar en later 14 jaar gedurende een langere periode. Hij heeft dit meermalen gedaan en op verschillende manieren. Verdachte was toentertijd 53 jaar oud en hij was ervan op de hoogte dat het meisje [slachtoffer] deze jonge leeftijd had. Ook was hij ervan op de hoogte dat zij psychische problemen had. Zij ontmoetten elkaar via een chatsite en bespraken hier haar problemen, waaronder de omstandigheid dat zij onder psychologische behandeling was, dat zij deed aan automutilatie en gedachten had over zelfmoord. Dat maakt dat [slachtoffer] niet alleen vanwege haar leeftijd maar ook vanwege haar psychische gesteldheid een kwetsbaar meisje was. In plaats van haar te beschermen, heeft verdachte van deze kwetsbaarheden misbruik gemaakt. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan omdat hij desondanks meermalen en op verschillende plekken in Nederland met haar heeft afgesproken om seks te hebben. Daarbij heeft hij haar bij verschillende gelegenheden alcohol laten drinken, wat zij nog nooit eerder gedaan had. Hij heeft haar ontmaagd en een veelheid aan seksuele handelingen met haar verricht. Het behoeft bijna geen uitleg dat dit tussen een man van 53 en een meisje van 13 zeer ongepast en zelfs verwerpelijk is. Niet alleen de minderjarigheid had verdachte daarvan moeten weerhouden. De kenbare kwetsbaarheid van zijn slachtoffer en het feit dat verdachte zijn slachtoffer alcohol heeft laten drinken, vergroten de ernst van het bewezenverklaarde aanzienlijk. Uit de chatgesprekken komt duidelijk naar voren dat verdachte op seks belust was en hij heeft zich om de gevolgen voor zijn slachtoffer geen moment bekommerd. Dat verdachte dacht dat er sprake was van een gelijkwaardige affectieve relatie, zoals hij ter zitting zegt, acht de rechtbank in het geheel niet geloofwaardig. Verdachte had haar moeten adviseren om op een andere wijze hulpverlening te zoeken of hier op een andere manier mee om moeten gaan en had het contact nooit lichamelijk mogen maken. Verdachte is met zijn gedragingen over zoveel grenzen gegaan en de rechtbank neemt dit verdachte zeer kwalijk.
Op dergelijke ernstige strafbare feiten staan hoge gevangenisstraffen. Niet alleen omwille van vergelding als strafdoel maar ook omdat hier een preventieve werking van uit moet gaan.
De rechtbank gaat niet mee in het verweer van de verdediging, dat hier kan worden volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan voorarrest en daarnaast een groot deel voorwaardelijk. Een dergelijke afdoening is voor deze feiten onder de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, niet passend. De rechtbank ziet echter wel aanleiding om de hoogte van zowel het onvoorwaardelijke als het voorwaardelijke deel van gevangenisstraf te matigen ten opzichte van de eis van de officier van justitie. Het betreft een ouder feit en verdachte is sindsdien niet meer in aanraking gekomen met justitie. Verdachte heeft ook overigens een blanco strafblad. Daarnaast ziet de rechtbank de houding van verdachte thans als positief. Hij heeft het feit bekend en daarmee verantwoordelijkheid genomen en erkend dat hij fout zat. Verdachte lijkt de ernst van zijn handelen, zij het nog beperkt, in te zien en heeft spijt betuigd naar [slachtoffer] . Ook ziet de rechtbank de meerwaarde in van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden, zoals voorgesteld door de reclassering. Verdachte heeft zelf ook aangegeven behandeling wenselijk te vinden. De rechtbank zal gelet op het voorgaande een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en een behandelverplichting. Voor het opleggen van een proeftijd die de twee jaar overstijgt, ziet de rechtbank geen aanleiding.
In de aangevoerde persoonlijke omstandigheden zit de rechtbank overigens geen reden om geen gevangenisstraf op te leggen. Bij de executie kan waar nodig rekening met verdachte zijn omstandigheden gehouden worden.

7.De benadeelde partij

[slachtoffer] heeft als benadeelde partij een verzoek tot schadevergoeding ingediend. [slachtoffer] vordert € 11.000,= aan smartengeld en € 12.434,88 aan materiele schadevergoeding.
Immaterieel
Naar het oordeel van de rechtbank heeft [slachtoffer] voldoende met concrete gegevens onderbouwd dat zij ernstige nadelige geestelijke gevolgen heeft ondervonden van het bewezenverklaarde handelen van verdachte. Gelet op de aard en de ernst van de normschending en de aard en de ernst van de gevolgen daarvan voor [slachtoffer] is sprake van een aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting in eer of goede naam. Dit betekent dat de immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt.
Gelet op alle omstandigheden en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, acht de rechtbank vergoeding van een bedrag van € 10.000,= billijk. De rechtbank zal [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk verklaren. De vordering kan voor dat deel bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Materieel
Ten aanzien van het gevorderde bedrag van € 12.434,88 terzake van materiele schade is de rechtbank van oordeel dat de behandeling van dit gedeelte van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, gelet op de complexiteit van het vaststellen van de (omvang van de) aansprakelijkheid. Met name zal nog nader debat moeten plaatsvinden over de vraag welke gevolgen nu precies aan verdachte als gevolg van het bewezenverklaarde kunnen worden toegerekend. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in dit gedeelte van de vordering. De vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Wettelijke rente
Nu niet is onderbouwd vanaf welke datum de wettelijke rente wordt gevorderd, zal de rechtbank de wettelijke rente toewijzen vanaf de datum van indiening van de vordering, te weten 17 juni 2022.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet-betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f en 245 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Met iemand, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van vierentwintig (24) maanden, waarvan zes (6) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich uiterlijk vijf dagen na het uitzitten van het onvoorwaardelijke deel van zijn gevangenisstraf zal melden bij de reclassering van zijn woonplaats en zich daarna gedurende een door de reclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) zal blijven melden, zo lang en zo frequent als de reclassering noodzakelijk acht;
* dat verdachte zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van Ggz Breburg of een soortgelijke zorgverlener te bepalen door de reclassering op de tijden en plaatsen als door of namens die Ggz Breburg aan te geven, teneinde zich te laten behandelen in verband met zijn seksualiteit en psychosociaal functioneren;
De behandeling start zo snel mogelijk na het ingaan van de proeftijd. De behandeling
duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 10.000,=, aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 17 juni 2022 tot aan de dag der voldoening.
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] , € 10.000,= te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 juni 2022 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 85 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.L.J. Martens, voorzitter, mr. M.E.I. Beudeker en mr. M.A.H. Kempen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G.P.A.J. Joosen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 8 juli 2022.
Mr. M.A.H. Kempen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.