ECLI:NL:RBZWB:2022:3766

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 juli 2022
Publicatiedatum
8 juli 2022
Zaaknummer
02/307992-20
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met motorrijder en fietsers met letsel als gevolg

Op 4 september 2020 vond er een verkeersongeval plaats op de Wilhelminalaan te 's Gravenmoer, waarbij een motorrijder in aanrijding kwam met twee fietsers. De motorrijder, die achter een busje reed, probeerde het busje in te halen zonder zich voldoende te vergewissen van de verkeerssituatie. Hierdoor kwam hij in botsing met de fietsers, waarbij één van hen, de fietsster, zwaar lichamelijk letsel opliep, waaronder drie gebroken ribben en een gebroken ruggenwervel. De rechtbank oordeelde dat de snelheid van de motor en de afstand tot het busje niet konden worden vastgesteld, en dat er sprake was van een kort moment van onoplettendheid van de motorrijder. De rechtbank sprak de motorrijder vrij van het primair tenlastegelegde feit, namelijk het veroorzaken van een verkeersongeval door schuld, maar achtte hem wel schuldig aan het veroorzaken van gevaar op de weg, wat resulteerde in een geldboete van € 500,00. De rechtbank hield rekening met het blanco strafblad van de verdachte en de omstandigheden rondom het ongeval, waaronder het feit dat de verdachte zelf ook schade had ondervonden van het voorval.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT MK 2/7
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/307992-20
vonnis van de meervoudige kamer van 8 juli 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1987 te [geboorteplaats]
wonende te [adres verdachte]
raadsman mr. A.R. Mes, advocaat te Zoetermeer

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 24 juni 2022, waarbij de officier van justitie, mr. M.P. de Graaf, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat
verdachte met de motor een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt waardoor fietsster [slachtoffer] (zwaar) lichamelijk letsel heeft opgelopen. Als dat niet kan worden bewezen, wordt verdachte verweten dat hij door zijn rijgedrag gevaar op de weg heeft veroorzaakt.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het overtreden van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW) en baseert zich daarbij op de omstandigheden dat verdachte achter een busje reed, slecht zicht had en na de wegversmalling meteen met de inhaalmanoeuvre is begonnen zonder zich ervan te vergewissen dat de weg vrij was. De officier van justitie stelt dat verdachte hiermee aanmerkelijk onvoorzichtig rijgedrag heeft vertoond. Fietsster [slachtoffer] heeft hierbij zwaar lichamelijk letsel opgelopen doordat zij drie ribben en een ruggenwervel heeft gebroken, dan wel was er tenminste sprake van tijdelijke verhindering in de uitoefening van haar normale bezigheden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het primair tenlastegelegde artikel 6 WVW en wijst er daarbij op dat verdachte zich nog achter de bus bevond toen hij in aanraking kwam met de fietsers en dat er dus nog geen sprake was van inhalen. De snelheid die verdachte had, staat niet vast. Hij heeft vanwege de inzet van de inhaalmanoeuvre weliswaar meer snelheid gemaakt dan de 30 km/u die er al werd gereden, maar dit kan niet meer zijn geweest dan 40 à 50 km/uur gelet op het korte tijdsbestek en de korte afstand die afgelegd is. Bovendien is niet verdachte tegen fietsster [slachtoffer] aangereden, maar gleed zijn motor na de val zonder hem door, tegen haar aan. Alle onderdelen zijn vatbaar voor een technische vrijspraak. Er is onvoldoende om te spreken van schuld in de zin van artikel 6 WVW. Wat betreft een bewezenverklaring van artikel 5 WVW refereert de verdediging aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
Vaststaat dat verdachte op 4 september 2020 op zijn motor op de Wilhelminalaan de bebouwde kom van ’s Gravenmoer inreed, komende uit de richting van Dongen. Hij reed achter een bestelbusje. Het bestelbusje en verdachte waren net het bord dat een 30 kilometer zone aangeeft gepasseerd en vlak daarna bevindt zich een wegversmalling, rechter zijde van de weg. Vanaf de andere kant op dezelfde rechte weg, tegemoetkomend, kwam een echtpaar aan fietsen. De vrouw reed voorop en de man daar iets achter.
Verdachte zegt dat hij dacht dat hij na de wegversmalling het busje, waar hij al langere tijd rustig achter reed, in kon halen. Hij is aldaar bekend en dit was de laatste wegversmalling in een rij. Verdachte zegt na de wegversmalling iets naar links gestuurd te hebben om te gaan inhalen, terwijl het bestelbusje al terug naar de rechterzijde van de weg ging. In zijn beleving trof hij toen meteen de twee fietsers al. Dit was voordat hij het bestelbusje ingehaald had of er zelfs maar naast zat. Hij remde meteen hard, viel met de motor en de motorfiets schoof zonder hem door en raakte de fietsers. De man had geen lichamelijk letsel, de vrouw, die dus voorop reed, raakte gewond. Zij heeft drie ribben gebroken, een gebroken ruggenwervel en heeft letsel aan duim en vinger opgelopen. De bestuurder van het bestelbusje is doorgereden en heeft geen verklaring afgelegd en andere getuigen zijn er niet.
De rechtbank kan niet vaststellen wat de snelheid van de motor van verdachte is geweest op het moment van de aanrijding en wat de afstand was tussen hem en het busje dat voor hem reed. Gelet op de stukken in het dossier en ook gelet op de plaats waar de fietsen, blijkens de foto’s in het dossier, terechtkwamen, heeft de rechtbank geen reden om te twijfelen aan hetgeen verdachte heeft gesteld over de toedracht. Duidelijk is dat het ongeluk in een zeer kort tijdsbestek moet zijn gebeurd. Op het moment waarop verdachte extra gas gaf en naar links ging om het busje voor hem te gaan passeren, kwamen voor hem direct al de fietsers in beeld. Verdachte is daarop meteen vol in de remmen gegaan. Vermoedelijk is door het krachtig remmen het voorwiel van de motor geblokkeerd en is verdachte met de motor gevallen. Verdachte is vervolgens van zijn motor gevallen en de motor is tegen de fietsers aangeschoven. Verdachte is dus al naar links gegaan terwijl hij zich er nog onvoldoende van had vergewist dat de weg vrij was. Dit valt verdachte te verwijten. De beslissing om in te gaan halen en de directe confrontatie met de fietsers is in een kort moment gebeurd. Niet vast te stellen is dat verdachte andere feitelijkheden te verwijten zijn. In deze situatie is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een onvoldoende mate van schuld in de zin van artikel 6 WVW en zal zij verdachte vrijspreken van dit primair tenlastegelegde feit.
Verdachte heeft met zijn handelen daarentegen wel gevaar op de weg veroorzaakt. De rechtbank acht het subsidiaire aan verdachte tenlastegelegde feit, overtreding van artikel 5 WVW, dan ook wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 4 september 2020 te ‘s Gravenmoer, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (motor), daarmede rijdende over de weg, de Wilhelminalaan, zich zodanig heeft gedragen dat door zijn gedraging gevaar op die weg werd veroorzaakt, immers is hij, verdachte, een voor hem, verdachte, rijdend motorrijtuig (busje) zonder zich er
voldoende van te vergewissen dat de weg welke verdachte wilde afleggen vrij was en hij daar voldoende ruimte voor had, gaan inhalen;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een taakstraf voor de duur van
90 uur, te vervangen door 45 dagen hechtenis bij het niet uitvoeren en daarnaast een geheel voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van twee jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak voor het primair tenlastegelegde feit bepleit en stelt dat een milde straf dient te worden opgelegd gelet op het blanco strafblad van verdachte, de omstandigheid dat verdachte zelf nog altijd onder het ongeval lijdt, dat het al een wat ouder feit is en dat verdachte zelf contact heeft gezocht met de fietsers.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het veroorzaken van gevaar op de weg. Dit gevaar heeft zich ook daadwerkelijk gemanifesteerd en geleid tot een ongeval, waardoor fietsster [slachtoffer] letsel heeft opgelopen, namelijk drie gebroken ribben en een gebroken ruggenwervel. Uit het dossier is gebleken dat zij eveneens blijvende klachten heeft overgehouden aan een vinger. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
De rechtbank houdt er rekening mee dat verdachte niet eerder in aanraking is geweest met justitie, dat hij meermalen contact heeft gezocht met de fietsers en begaan is met hen en dat hij zelf ook last heeft ondervonden van het ongeval en nog verdere psychologische behandeling zal ondergaan om het ongeval te verwerken.
De rechtbank spreekt verdachte vrij van het primair ten laste gelegde en zal om die reden een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank houdt bij het bepalen van de hoogte van de straf rekening met de straffen zoals die in vergelijkbare zaken worden opgelegd. De rechtbank acht, alles afwegende, een geldboete van € 500,00, subsidiair 10 dagen vervangende hechtenis, passend en geboden.
De rechtbank ziet geen aanleiding om hiernaast nog een (voorwaardelijke) ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen, omdat de overtreding langere tijd geleden heeft plaatsgevonden en niet is gebleken dat verdachte in de geruime tijd daarna nog andere verkeersfouten heeft begaan.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 23 en 24c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994 zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het primair tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het subsidiair tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
betaling van een geldboete van € 500,00;
- beveelt dat bij niet betaling van de geldboete,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
10 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E.I. Beudeker, voorzitter, mr. D.L.J. Martens en mr. M.A.H. Kempen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G.P.A.J. Joosen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 8 juli 2022.
Mr. Kempen is buiten staat dit vonnis mee te ondertekenen.

9.Bijlage I

De tenlastelegging
hij op of omstreeks 4 september 2020 te ‘s Gravenmoer, althans in Nederland, als
verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (motor),
daarmede rijdende over de weg, de Wilhelminalaan, zich zodanig heeft gedragen
dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden,
immers heeft hij, verdachte, roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk,
onvoorzichtig en/of onoplettend,
een voor hem, verdachte, rijdend motorrijtuig (busje) zonder zich er
voortdurend/voldoende van te vergewissen dat de weg welke verdachte wilde
afleggen vrij was en/of hij daar voldoende ruimte voor had ingehaald en/of
(tijdens deze inhaalmanoeuvre) met een hogere snelheid dan de aldaar voor
motorrijgen/motoren toegestane maximum snelheid opgetrokken en/of gereden
met een hogere snelheid dan ter plaatse (voor die situatie) verantwoord was,
waardoor hij, verdachte, met de door hem bestuurde motorrijtuig (motor) tegen een
of meerdere fietser(s) waaronder [slachtoffer] , is aangereden, althans in
botsing is gekomen waardoor die [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten 3
gebroken ribben en een gebroken ruggenwervel, althans zodanig lichamelijk letsel
werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van
de normale bezigheden is ontstaan;
( art 6 Wegenverkeerswet 1994 )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 4 september 2020 te ‘s Gravenmoer, althans in Nederland, als
verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (motor),
daarmede rijdende over de weg, de Wilhelminalaan, zich zodanig heeft gedragen
dat door zijn gedraging(en) gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon
worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon
worden gehinderd, immers heeft hij, verdachte,
een voor hem, verdachte, rijdend motorrijtuig (busje) zonder zich er
voortdurend/voldoende van te vergewissen dat de weg welke verdachte wilde
afleggen vrij was en/of hij daar voldoende ruimte voor had ingehaald en/of
(tijdens deze inhaalmanoeuvre) met een hogere snelheid dan de aldaar voor
motorrijgen/motoren toegestane maximum snelheid opgetrokken en/of gereden
met een hogere snelheid dan ter plaatse (voor die situatie) verantwoord was;