ECLI:NL:RBZWB:2022:3761

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 juli 2022
Publicatiedatum
8 juli 2022
Zaaknummer
C/02/396882 / FA RK 22-1796
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vervangende toestemming voor reisdocument en gezagsvoorziening in het kader van Syrisch recht en Nederlands recht

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 juli 2022 uitspraak gedaan in een verzoek van een vrouw om vervangende toestemming voor het aanvragen van een reisdocument voor haar minderjarige kind, geboren in Syrië. De vrouw, die opnieuw is gehuwd, verzoekt de rechtbank om toestemming op grond van de Paspoortwet, maar de rechtbank oordeelt dat zij niet met het ouderlijk gezag over het kind is belast volgens Syrisch recht. De rechtbank stelt vast dat de vrouw door haar hertrouwen het gezag over het kind heeft verloren. De man, die geen bekende woon- of verblijfplaats heeft, is niet verschenen op de zitting. De rechtbank concludeert dat het gezag van de man over het kind van rechtswege is geschorst, omdat de vrouw al jarenlang geen contact met hem kan krijgen. De Raad voor de Kinderbescherming heeft positief geadviseerd over het toekennen van het gezag aan de vrouw, die de dagelijkse zorg voor het kind op zich neemt. De rechtbank besluit de vrouw ambtshalve met het ouderlijk gezag over het kind te belasten, nu het belang van het kind zich hier niet tegen verzet. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de vrouw onmiddellijk kan handelen in het belang van het kind.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Zaaknummer: C/02/396882/ FA RK 22-1796
datum uitspraak: 5 juli 2022
beschikking betreffende vervangende toestemming reisdocument en bepaling gezagsvoorziening
in de zaak van
[naam] ,
hierna te noemen: de vrouw,
wonende te [plaats] ,
advocaat: mr. J.D. Nijenhuis te Leeuwarden,
tegen
[naam]
hierna te noemen: de man,
zonder bekende woon- en/of verblijfplaats in of buiten Nederland.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

1.Het procesverloop

1.1
De rechtbank oordeelt op grond van het navolgende stuk:
- het op 20 april 2022 ontvangen verzoekschrift vervangende toestemming reisdocument met bijlagen;
- de oproeping van de man in de Staatscourant.
1.2
Het verzoek is mondeling behandeld op 19 mei 2022. Bij die gelegenheid is verschenen de vrouw, bijgestaan door haar advocaat, alsmede de heer [naam] , tolk in de Syrische taal. Tevens was aanwezig een zittingsvertegenwoordigster namens de Raad.
Alhoewel correct opgeroepen is de man niet verschenen.
1.3
Voorafgaand aan voornoemde mondelinge behandeling is de hierna te noemen [minderjarige] gehoord.

2.De feiten

2.1
Partijen zijn gehuwd geweest. Bij beschikking van de Syrische rechtbank d.d. 4 december 2012 is in het huwelijk van partijen de echtscheiding uitgesproken.
2.2
Uit het huwelijk van partijen is het navolgende minderjarige kind geboren:
-
[naam], geboren te [geboorteplaats] , Syrië, op [geboortedag] 2006.
2.3
De vrouw is opnieuw gehuwd met [naam] . In dit huwelijk is de echtscheiding uitgesproken, welke echtscheiding op 31 mei 2017 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand van de [gemeente] .
2.4
De minderjarige verblijft bij de vrouw.
2.5
Partijen hebben de Syrische nationaliteit.

3.Het verzoek

3.1
De vrouw verzoekt om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, op grond van artikel 34 lid 2 Paspoortwet aan haar vervangende toestemming te verlenen voor het aanvragen van een reisdocument voor [minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2006 te [geboorteplaats] in Syrië.
3.2
Door de rechtbank is geen verweerschrift ontvangen. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat de man geen verweer voert.
3.3
Op de standpunten van partijen wordt, voor zover van belang voor de beoordeling van het verzoek, hierna ingegaan.

4.De beoordeling

4.1
Bevoegdheid en toepasselijk recht
4.1.1
De Nederlandse rechter is bevoegd van het verzoek kennis te nemen aangezien de minderjarige zijn gewone verblijfplaats in Nederland heeft. Op dezelfde grond is op de gezagsvoorziening Nederlands recht van toepassing.
4.2
Vervangende toestemming voor aanvraag reisdocument
4.2.1
Ingevolge artikel 34, eerste lid, van de Paspoortwet wordt bij een aanvraag van een reisdocument door of ten behoeve van een minderjarige een verklaring van toestemming overgelegd van iedere persoon die het gezag over die minderjarige uitoefent.
Ingevolge lid 2 kan, indien bij gezamenlijke gezagsuitoefening een van de personen die het gezag uitoefenen weigert een verklaring van toestemming als bedoeld in het eerste lid af te geven, deze op verzoek van de andere persoon die het gezag uitoefent worden vervangen door een verklaring van de bevoegde rechter, die alvorens te beslissen een vergelijk tussen de beide personen beproeft.
4.2.2
De vrouw stelt dat zij tezamen met de man met het ouderlijk gezag over [minderjarige] is belast. De rechtbank zal eerst de vraag moeten beantwoorden of de vrouw gezamenlijk met de man is belast met het gezag over [minderjarige] , nu [minderjarige] in Syrië is geboren en de vrouw daar samen met de man haar gewone verblijfplaats had ten tijde van de geboorte van [minderjarige] . De rechtbank verwijst naar de uitspraak van deze rechtbank van 10 april 2020, ECLI:NL:RBZWB:2020:2149. Nu de minderjarige [minderjarige] voor 1 mei 2011 is geboren, dient per die datum te worden onderzocht of van rechtswege een gezagsverhouding tussen partijen en [minderjarige] is ontstaan. Voor de beoordeling van deze vraag dient het Verdrag betreffende de bevoegdheid der autoriteiten en de toepasselijke wet inzake de bescherming van minderjarigen van 5 oktober 1961, Trb. 1968, 101 (hierna: HKBV 1961) te worden gehanteerd. Op grond van artikel 3 van het HKBV 1961 moet naar Syrisch recht worden beoordeeld welke gezagsverhoudingen zijn ontstaan over [minderjarige] na de echtscheiding van zijn ouders in Syrië. Volgens het Islamitische recht, dat in Syrië wordt gevolgd, hebben zowel de vader als de moeder van rechtswege het gezag over hun minderjarige kinderen waarbij iedere ouder een specifieke vorm van gezag heeft. Het begrip gezag valt in twee sub-begrippen uiteen. De
hadanakomt aan de moeder toe en betreft de dagelijkse materiele zorg over het kind, zoals het verschaffen van kleding en voedsel, fysieke en geestelijke ontwikkeling, opvoeding in het geloof van de vader. De vader heeft de
wilaya,waarmee een soort ‘vaderlijke macht’ wordt bedoeld. De vader is de wettelijk vertegenwoordiger van het kind, beheert het vermogen van het kind, heeft de zorg voor de persoon van het kind, de zorg voor diens opvoeding, dient altijd het kind te kunnen bezoeken (als hij niet bij het kind woont) en heeft in de regel een beslissende stem waar het gaat om het bepalen van de gewone verblijfplaats van het kind. De hier genoemde vormen van gezag staan in verband met elkaar en vullen elkaar aan. Uit de literatuur volgt verder dat, tenzij de rechter anders beslist, de gezagsverhouding na ontbinding van het huwelijk doorloopt.
4.2.3
Uit de door de vrouw overgelegde stukken blijkt niet dat bij de ontbinding van hun huwelijk in Syrië wijzigingen in het gezamenlijk gezag zijn aangebracht. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat zowel de man als de vrouw na hun echtscheiding in Syrië gezamenlijk het gezag over [minderjarige] zijn blijven uitoefenen.
4.2.4
De vrouw is op [huwelijksdag] 2014 in Syrië opnieuw getrouwd. Op grond van het Syrische recht (artikel 138 van de Wet op het Personeel Statuut) verliest een moeder het verzorgingsrecht over het kind als zij hertrouwt met iemand buiten de directe familie van het kind. De rechtbank stelt vast dat de vrouw, doordat zij in Syrië opnieuw in het huwelijk is getreden, het gezag over [minderjarige] is verloren.
4.2.5
Verder heeft de vrouw nog gesteld dat zij, mocht zij op grond van Syrisch recht niet met het gezag over [minderjarige] zijn belast, op grond van artikel 16 lid 4 Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 door haar verhuizing met [minderjarige] naar Nederland, alsnog met het gezag over [minderjarige] is belast. De vrouw voert aan dat artikel 16 lid 4 Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 meebrengt dat de vrouw op grond van artikel 1:251 lid 1 BW samen met de man het ouderlijk gezag over [minderjarige] heeft verkregen.
4.2.6
De rechtbank gaat aan deze stelling van de vrouw voorbij. Naar Nederlands recht oefenen ouders gedurende hun huwelijk gezamenlijk het gezag uit over hun minderjarige kinderen. De vrouw is echter niet meer met de man gehuwd. Al in Syrië is in het huwelijk van de vrouw met de man de echtscheiding uitgesproken. Evenmin is er op enige andere grond naar Nederlands recht alsnog (opnieuw) een gezagsverhouding tussen de vrouw en [minderjarige] ontstaan. De rechtbank is van oordeel dat de man naar Syrisch recht belast is met het eenhoofdig gezag over [minderjarige] .
4.2.7
Nu de vrouw niet met het ouderlijk gezag over [minderjarige] is belast, is zij niet bevoegd om ten behoeve van hem een reisdocument aan te vragen. Evenmin kan zij de rechtbank op grond van artikel 34 Paspoortwet verzoeken haar vervangende toestemming te verlenen voor de aanvraag van een reisdocument. De rechtbank zal het verzoek van de vrouw dan ook afwijzen.
4.2.8
Ambtshalve overweegt en beslist de rechtbank echter nog het volgende.
Schorsing ouderlijk gezag van de man en belasting met ouderlijk gezag van de vrouw
4.2.9
In artikel 1:253r, aanhef en sub b, BW is bepaald dat artikel 253q van overeenkomstige toepassing is, indien het bestaan of de verblijfplaats van de ouders of één van hen die het gezag uitoefenen, onbekend is. Op grond van het tweede lid van dit artikel is, in het geval een der ouders het gezag alleen uitoefent overeenkomstig artikel 253q, eerste lid, gedurende de tijd waarin een van de in het eerste lid bedoelde omstandigheden zich voordoet het gezag van de andere ouder geschorst.
4.2.10
In artikel 1:253q, derde lid, BW is bepaald dat wanneer een ouder die alleen het gezag uitoefent, op een der in artikel 246 genoemde gronden daartoe onbevoegd is, de rechtbank de andere ouder met het gezag belast, tenzij de rechter oordeelt dat het belang van de minderjarige zich hiertegen verzet. Alsdan benoemt zij een voogd.
In het vierde lid van dit artikel is, voor zover hier van belang, bepaald dat de hiervoor bedoelde beslissing ambtshalve kan worden gegeven.
4.2.11
De vrouw heeft onbetwist gesteld dat zij al jarenlang geen contact kan krijgen met de man. Zij weet niet waar de man verblijft en is niet bekend met zijn verblijfplaats. Op grond van artikel 1:253q juncto artikel 1:253r BW leidt dit tot de conclusie dat het gezag van de man over [minderjarige] van rechtswege is geschorst. De rechtbank zal -ambtshalve- voor recht verklaren dat het gezag van de man over [minderjarige] van rechtswege is geschorst.
4.2.12
Nu de vrouw niet met het gezag over [minderjarige] is belast en het gezag van de man van rechtswege is geschorst, is er sprake van een gezagsvacuüm. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling is de Raad verzocht in het kader van het bepaalde in artikel 1:253q, derde lid, BW te adviseren over de vraag of het in het belang van [minderjarige] is dat de vrouw met het ouderlijk gezag over hem wordt belast. De Raad heeft mondeling advies gegeven en aangegeven geen contra-indicaties te zien voor belasting van de vrouw met het ouderlijk gezag over [minderjarige] . De Raad geeft aan dat de vrouw al jarenlang voor [minderjarige] zorgt en dat er hierbij geen problemen zijn ontstaan. De Raad is van mening dat het in het belang is van [minderjarige] dat de vrouw met het gezag over hem wordt belast. De vrouw draagt de feitelijke verzorging en opvoeding van [minderjarige] en wordt nu geconfronteerd met de situatie dat zij geen beslissingen kan nemen in het kader van zijn verzorging en opvoeding. De situatie dat er niemand is die de dagelijkse beslissingen over [minderjarige] kan nemen moet zo snel mogelijk worden hersteld.
4.2.13
De rechtbank zal, gelet op het positieve advies van de Raad, de verklaring van de vrouw en de verklaring van [minderjarige] zelf dat hij graag ziet dat zijn moeder met het gezag over hem zal worden belast, de vrouw op grond van artikelen 1:253q lid 4 juncto 1:253r BW ambtshalve met het ouderlijk gezag over [minderjarige] belasten nu het belang van [minderjarige] zich hier niet tegen verzet.
4.3
Uitvoerbaar bij voorraad
4.3.1
De rechtbank zal de beslissing tot belasting van de vrouw met het gezag over [minderjarige] uitvoerbaar bij voorraad verklaren omdat het voor de ontwikkeling van de minderjarige [minderjarige] noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.

5.De beslissing

De rechtbank
verklaart voor recht dat het gezag van de man over de [minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] , Syrië, op [geboortedag] 2006 is geschorst;
belast de vrouw met het ouderlijk gezag over de [minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] , Syrië, op [geboortedag] 2006;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het verzoek van de vrouw af.
Deze beschikking is gegeven door I. Dijkman en in het openbaar uitgesproken op 5 juli 2022 in tegenwoordigheid van mr. A.N.E. Duerink-Bottinga, griffier.
AD
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.
verzonden op:

Voetnoten

1.In verband met deze procedure/ten behoeve van een juiste procesvoering worden uw persoonsgegevens, voor zover nodig, verwerkt in een systeem van het gerecht.