ECLI:NL:RBZWB:2022:3710

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 juli 2022
Publicatiedatum
5 juli 2022
Zaaknummer
AWB- 21_80
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het besluit van de burgemeester inzake de exploitatievergunning voor een autoverhuurbedrijf

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 1 juli 2022, wordt het beroep van eiseres tegen het besluit van de burgemeester van Roosendaal beoordeeld. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een exploitatievergunning voor haar autoverhuurbedrijf, maar deze aanvraag werd op 18 november 2019 buiten behandeling gesteld. De burgemeester stelde dat er onvoldoende gegevens waren ontvangen om de aanvraag te kunnen behandelen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar de burgemeester handhaafde zijn beslissing in een besluit van 25 november 2020.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de burgemeester in zijn besluit niet zorgvuldig heeft gehandeld. Eiseres had de burgemeester verzocht om uitstel voor het aanleveren van aanvullende gegevens, en de rechtbank oordeelt dat de burgemeester niet duidelijk genoeg heeft gecommuniceerd welke informatie nog ontbrak. Eiseres heeft op 21 oktober 2019 aanvullende informatie verstrekt, maar de burgemeester heeft de aanvraag desondanks niet in behandeling genomen. De rechtbank concludeert dat de burgemeester in strijd heeft gehandeld met het zorgvuldigheidsbeginsel.

De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het besluit van 25 november 2020, herroept het besluit van 18 november 2019 en draagt de burgemeester op om alsnog op de aanvraag van eiseres te beslissen. Tevens moet de burgemeester het griffierecht en proceskosten aan eiseres vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/80

uitspraak van de meervoudige kamer van 1 juli 2022 in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit [plaatsnaam] , eiseres

(gemachtigde: mr. I.M. van den Heuvel),
en

de burgemeester van de gemeente Roosendaal (verweerder)

(gemachtigde: mr. B.J.P.G. Roozendaal).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van de burgemeester van 18 november 2019 waarbij de aanvraag van eiseres voor een exploitatievergunning voor haar autoverhuurbedrijf buiten behandeling is gesteld.
Met het bestreden besluit van 25 november 2020 op het bezwaar van eiseres heeft de burgemeester zijn besluit in stand gelaten.
De burgemeester heeft op 29 april 2022 op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
In het verweerschrift heeft de burgemeester onder verwijzing naar artikel 8:29, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) verzocht om geheimhouding van een document. Het betreft een pagina uit het ondermijningsbeeld van 2014 van het Regionaal Informatie- en Expertise Centrum (RIEC) Zeeland West-Brabant. De rechtbank heeft dit verzoek bij beslissing van 12 mei 2022 gehonoreerd.
Eiseres heeft de rechtbank geen toestemming gegeven om mede op grond van dat stuk uitspraak te doen.
De rechtbank heeft het beroep op 20 mei 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de burgemeester. Eiseres heeft zich ter zitting tevens laten vertegenwoordigen door [naam vertegenwoordiger 1] . De burgemeester heeft zich tevens laten vertegenwoordigen door [naam vertegenwoordiger 2] .
De rechtbank heeft ter zitting het document, waarvan de burgemeester om geheimhouding heeft verzocht, ongelezen teruggegeven aan de gemachtigde van de burgemeester.

Totstandkoming van het besluit

1. Eiseres exploiteert een autoverhuurbedrijf in de gemeente [plaatsnaam] op het adres [adres] 24c.
In oktober 2018 is eiseres schriftelijk op de hoogte gebracht van het voornemen om een vergunningplicht in te voeren voor autoverhuurbedrijven in de gemeente [plaatsnaam] . Op 30 november 2017 heeft de gemeenteraad de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) voor de gemeente [plaatsnaam] aangevuld met afdeling 10B ‘Toezicht op bedrijfsmatige activiteiten en gebouwen’. In het aanwijzingsbesluit van 26 februari 2019 is de autoverhuurbranche aangewezen als een vergunningplichtige bedrijfsmatige activiteit. Eiseres is bij brief van 20 mei 2019 in de gelegenheid gesteld om een vergunning aan te vragen voor haar autoverhuurbedrijf.
Op 16 juli 2019 heeft eiseres een aanvraag ingediend voor een vergunning voor het exploiteren van een autoverhuurbedrijf op het perceel [adres] 24c te [plaatsnaam] .
Bij brief van 10 september 2019 heeft de burgemeester eiseres erop gewezen dat uit de ingediende gegevens niet voldoende gegevens blijken om de aanvraag in behandeling te kunnen nemen. De burgemeester heeft eiseres gevraagd om uiterlijk op 8 oktober 2019 de volgende documenten en informatie aan te leveren:
een duidelijke kopie van zijn ID (geen rijbewijs) en eventueel, indien van toepassing, verblijfsdocument (voor- en achterzijde);
een ingevulde vraag 2A en B van het Bibob-vragenformulier Model 4;
kopie bankafschriften waaruit de overdracht van de geleende gelden aan de onderneming blijkt;
persoonsgegevens van de geldverstrekkers (volledige namen, adressen en geboortedata);
de relatie van eiseres tot de geldverstrekkers;
kopie bankafschriften van de huurbetalingen vanaf de start van de onderneming tot en met heden;
betalingsbewijs van de bankgarantie (in relatie tot de huurovereenkomst);
het complete geparafeerde aandeelhoudersregister van de onderneming (voorzien van de officiële stempels, origineel tonen);
een gespecificeerde investeringsbegroting;
alle offertes, facturen en betalingsbewijzen met betrekking tot de door eiseres gedane investeringen;
overzicht en eigendomsbewijzen/leasecontracten van alle voertuigen die door eiseres worden verhuurd;
alle bewijsstukken uit de administratie waaruit blijkt hoe de identiteit van de huurders van de voertuigen is vastgesteld en hoe de betalingen plaatsvinden;
een duidelijke plattegrond van het bedrijf met daarop aangegeven vanuit welke ruimte eiseres de auto’s verhuurt en op welk terrein de auto’s zich bevinden inclusief de oppervlakte van de ruimte in m².
Eiseres heeft daarop verzocht om uitstel voor het aanleveren van de gevraagde gegevens tot uiterlijk 22 oktober 2019. Dat verzoek is toegewezen.
Op 21 oktober 2019 heeft eiseres aanvullende gegevens verstrekt.
Bij het besluit van 18 november 2019 heeft de burgemeester eiseres kenbaar gemaakt dat hij heeft besloten om de aanvraag niet verder in behandeling te nemen. De burgemeester heeft daaraan ten grondslag gelegd dat hij onvoldoende gegevens heeft ontvangen om het verzoek in behandeling te kunnen nemen. In elk geval ontbreken volgens de burgemeester de volgende gegevens:
 betalingsbewijzen van gedane investeringen;
 een overzicht van alle voertuigen die door eiseres worden verhuurd;
 bewijsstukken uit de administratie waaruit blijkt hoe de identiteit van de huurders van de voertuigen is vastgesteld en hoe betalingen plaatsvinden;
 betalingsbewijzen huur over de maanden juni en juli 2017.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Bij het bestreden besluit heeft de burgemeester dat bezwaar ongegrond verklaard. Het besluit van 18 november 2019 is daarbij in stand gelaten.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de burgemeester onder de gegeven omstandigheden de aanvraag van eiseres buiten behandeling heeft mogen stellen. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Aanwijzingsbesluit
3. Eiseres heeft als meest principiële beroepsgrond aangevoerd dat artikel 2:40i, waarmee de APV in 2019 is aangevuld, in strijd is met de wet. Eiseres heeft in dat verband erop gewezen dat de Vestigingswet bedrijven 1954 is afgeschaft, waarna lagere overheden niet (meer) bevoegd waren aan vestiging van een bedrijf een vergunning als voorwaarde te verbinden. Ter zitting heeft eiseres toegelicht dat zij daarmee heeft bedoeld te zeggen dat niet zozeer artikel 2:40i van de APV, maar het aanwijzingsbesluit in strijd is met hogere landelijke regelgeving en dat zij de verbindendheid van het aanwijzingsbesluit bij wijze van exceptieve toetsing ter discussie wil stellen.
4. Met exceptieve toetsing kan de bestuursrechter een algemeen verbindend voorschrift, dat niet voor bezwaar en beroep vatbaar is, beoordelen op strijd met een hoger wettelijk voorschrift of een algemeen rechtsbeginsel.
De rechtbank ziet geen ruimte voor een exceptieve toetsing van het aanwijzingsbesluit. Het aanwijzingsbesluit is een besluit van algemene strekking, concretiserend voor wat betreft de aangewezen bedrijfsmatige activiteit. Er stond dus bezwaar open tegen het aanwijzingsbesluit. Vast staat dat het aanwijzingsbesluit overeenkomstig artikel 3:42 van de Awb op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt door middel van publicatie op 1 maart 2019 in het Gemeenteblad (2019, 49048). De mogelijkheid om bezwaar te maken tegen het aanwijzingsbesluit was in de publicatie vermeld. Eiseres heeft van die mogelijkheid geen gebruik gemaakt. De burgemeester heeft in zijn verweerschrift terecht erop gewezen dat eiseres ten tijde van het nemen van het aanwijzingsbesluit en gedurende de bezwaartermijn al in [plaatsnaam] gevestigd was. Van haar mocht dan ook worden verwacht dat, indien zij het niet eens was met het aanwijzingsbesluit, zij daartegen bezwaar had gemaakt. Aangezien eiseres van die mogelijkheid geen gebruik heeft gemaakt, en ook andere belanghebbenden niet, moet worden uitgegaan van de rechtmatigheid van het aanwijzingsbesluit.
Aanvraag exploitatievergunning
5. Eiseres heeft in haar beroepschrift verder aangevoerd dat zij de gevraagde informatie heeft verstrekt, maar dat de burgemeester dat niet voldoende heeft geacht om te beslissen op de aanvraag. Eiseres heeft verder aangevoerd dat de burgemeester niet de in de APV genoemde weigeringsgronden aan het bestreden besluit ten grondslag heeft gelegd. Daarbij heeft eiseres opgemerkt dat zij in haar belang wordt getroffen, aangezien zij door de burgemeester wordt gehinderd en geblokkeerd om de door haar gewenste bedrijvigheid uit te oefenen.
De rechtbank leest daarin dat eiseres zich op het standpunt stelt dat de burgemeester haar aanvraag ten onrechte buiten behandeling heeft gesteld.
6. Ingevolge artikel 4:5, eerste lid, van de Awb kan het bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet te behandelen, indien:
de aanvrager niet heeft voldaan aan enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag, of
de aanvraag geheel of gedeeltelijk is geweigerd op grond van artikel 2:15, of
de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking,
mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen.
7. De rechtbank stelt vast dat de burgemeester de bij de aanvraag ingediende gegevens niet voldoende vond om de aanvraag in behandeling te kunnen nemen. De burgemeester heeft eiseres daarop in de gelegenheid gesteld om de aanvraag aan te vullen. De rechtbank stelt vast dat de burgemeester in de brief van 10 september 2019 duidelijk heeft omschreven welke informatie hij nog nodig achtte voor het in behandeling kunnen nemen van de aanvraag.
Eiseres heeft de burgemeester eerst om 14 dagen uitstel verzocht voor het aanleveren van de gevraagde gegevens en heeft uiteindelijk op 21 oktober 2019 haar aanvraag aangevuld. De rechtbank stelt vast dat eiseres op 21 oktober 2019 veel informatie heeft overgelegd, waaronder informatie uit het aandeelhoudersregister, een leningsovereenkomst, bankgegevens en diverse facturen.
Vervolgens heeft de burgemeester besloten om de aanvraag niet in behandeling te nemen. De burgemeester heeft in het besluit toegelicht waarom hij op basis van de verstrekte stukken geen besluit op de aanvraag kon nemen en welke gegevens hij nog nodig zou hebben gehad voor het kunnen beslissen op de aanvraag.
8. Op zich heeft de burgemeester met zijn handelwijze voldaan aan de formele vereisten van artikel 4:5, eerste lid, van de Awb. Toch is de rechtbank van oordeel dat burgemeester bij de voorbereiding van het bestreden besluit onzorgvuldig heeft gehandeld. Eiseres heeft zich naar het oordeel van de rechtbank bij het aanvullen van haar aanvraag welwillend opgesteld en heeft de indruk gewekt openheid van zaken te willen geven. Niet valt in te zien waarom de burgemeester na de aanvulling van de aanvraag niet nogmaals duidelijk heeft gemaakt welke informatie nog miste. Ter zitting is gebleken, en zo is ook in het dossier vermeld, dat er nog gesprekken met eiseres zijn gevoerd, maar ter zitting heeft eiseres uitdrukkelijk en op overtuigende wijze aangegeven dat het voor haar niet duidelijk was welke concrete informatie zij nog had moeten aanleveren en dat zij bijvoorbeeld best nog meer bankafschriften had kunnen aanleveren. De rechtbank acht dat ook voorstelbaar, aangezien het autoverhuurbedrijf van eiseres al langere tijd in de gemeente [plaatsnaam] gevestigd is, maar eiseres door het aanwijzingsbesluit opeens en voor het eerst geconfronteerd is met een vergunningplicht. Het had naar het oordeel van de rechtbank onder de gegeven omstandigheden op de weg van de burgemeester gelegen om zich op te stellen als behulpzame overheid en, voordat hij een besluit nam, duidelijk aan te geven waarom de verstrekte informatie niet toereikend was voor het kunnen beslissen op de aanvraag en welke informatie hij nog nodig had.
Deze beroepsgrond slaagt.

Conclusie en gevolgen

9. Op basis van het voorgaande komt de rechtbank tot het conclusie dat de burgemeester met het buiten behandeling stellen van de aanvraag van eiseres heeft gehandeld in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel.
Het beroep gegrond en het bestreden besluit zal worden vernietigd.
De rechtbank herroept daarbij ook het besluit van 18 november 2019 en draagt de burgemeester op om alsnog op de aanvraag van eiseres te beslissen.
10. Omdat het beroep gegrond is moet de burgemeester het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding voor haar proceskosten.
De burgemeester moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.518,= omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep gegrond;
 vernietigt het besluit van 25 november 2020;
 herroept het besluit van 18 november 2019 en draagt de burgemeester op om alsnog op de aanvraag van eiseres te beslissen;
 bepaalt dat de burgemeester het griffierecht van € 360,= aan eiseres moet vergoeden;
 veroordeelt de burgemeester tot betaling van € 1.518,= aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Peters, voorzitter, en mr. L.P. Hertsig en mr. M.G.J. Maas-Cooymans, leden, in aanwezigheid van N.A. D’Hoore, griffier. De uitspraak is uitgesproken op 1 juli 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.