ECLI:NL:RBZWB:2022:3707

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 juni 2022
Publicatiedatum
5 juli 2022
Zaaknummer
AWB- 19_5794
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de toekenning van een WIA-uitkering en de duurzaamheid van arbeidsongeschiktheid

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiseres tegen de toekenning van een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Eiseres, die als huishoudelijke hulp werkte, is sinds 2 februari 2017 arbeidsongeschikt door pijn- en psychische klachten. Het UWV heeft haar een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend, maar eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de beslissing dat haar beperkingen niet duurzaam zijn. De rechtbank heeft het beroep op 9 november 2020 behandeld en een deskundige ingeschakeld om de duurzaamheid van de beperkingen te onderzoeken. De deskundige concludeerde dat eiseres wel degelijk duurzaam arbeidsongeschikt is, wat het UWV niet had erkend. De rechtbank volgt het oordeel van de deskundige en oordeelt dat het UWV onterecht heeft geoordeeld dat de beperkingen van eiseres niet duurzaam zijn. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt het UWV op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij het UWV ook het griffierecht en proceskosten aan eiseres moet vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 19/5794 WIA

uitspraak van 30 juni 2022 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres,

gemachtigde: mr. S. Prekpalaj,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de toekenning van een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
Eiseres is werkzaam geweest als huishoudelijke hulp voor 20 uur per week. Voor dat werk is zij op 2 februari 2017 uitgevallen vanwege pijnklachten en psychische klachten.
Bij besluit van 21 februari 2019 (primair besluit) heeft het UWV aan eiseres een loongerelateerde WGA-uitkering op grond van de Wet WIA toegekend met ingang van
31 januari 2019 naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 100%. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Dit bezwaar heeft eiseres toegelicht op de hoorzitting van
2 september 2019.
Bij besluit van 7 oktober 2019 (bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld bij deze rechtbank en heeft aanvullende beroepsgronden ingediend. Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Het UWV heeft daarbij ook een aanvullende rapportage van verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) [naam verzekeringsarts 3] van 28 januari 2020 overgelegd.
De rechtbank heeft het beroep op 9 november 2020 in Middelburg op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, haar gemachtigde, haar dochter en namens het UWV mr. H.M. van Gent.
De rechtbank heeft in een tussenuitspraak van 1 februari 2021 het onderzoek heropend om een onderzoek door een onafhankelijk deskundige te laten verrichten naar de duurzaamheid van de beperkingen van eiseres.
Op verzoek van de rechtbank heeft verzekeringsarts [naam verzekeringsarts 1] als deskundige
onderzoek verricht en daarvan op 14 juli 2021 schriftelijk verslag uitgebracht.
Het UWV heeft gereageerd op het verslag van de deskundige en heeft een aanvullende rapportage van de verzekeringsarts b&b van 13 september 2021 overgelegd.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een nadere zitting niet nodig vindt en heeft gevraagd of partijen het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek zonder nadere zitting gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

2. Aan het bestreden besluit heeft het UWV ten grondslag gelegd dat eiseres per
31 januari 2019 voor 100% arbeidsongeschikt is, maar dat haar beperkingen niet duurzaam zijn. De rechtbank zal beoordelen of dit juist is. Zij doet dit aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De beroepsgronden zijn opgenomen in overweging 4.2 van deze uitspraak.
Bij deze beoordeling is van belang of de medische beperkingen van eiseres waardoor zij geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven, duurzaam zijn.
3. De rechtbank is van oordeel dat het UWV ten onrechte heeft geoordeeld dat de beperkingen van eiseres niet duurzaam zijn. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Zijn de beperkingen juist vastgesteld?
4. Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapportages van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts b&b van het UWV.
4.1.
Verzekeringsarts [naam verzekeringsarts 2] heeft op 18 februari 2019 een rapport uitgebracht. Hij heeft het dossier bestudeerd en heeft eiseres gezien op het spreekuur van 14 januari 2019. Daarnaast heeft hij medische informatie opgevraagd bij de behandelend sector. Eiseres kampt nog vaak met ernstige pijnklachten en depressieve klachten. Zij heeft diverse behandelingen en therapieën gevolgd, maar deze zijn weinig succesvol gebleken. Ze volgt nog therapie om te leren omgaan met chronische pijn en ze krijgt individuele gesprekken met een psychiater. De verzekeringsarts heeft geconcludeerd dat de geclaimde klachten en beperkingen als gevolg van ziekte en/of gebrek kunnen worden geobjectiveerd en in overeenstemming zijn met de medische problematiek. Er is voldoende aannemelijk gemaakt dat er sprake is van een stoornis waardoor beperkingen bestaan in het uitvoeren van activiteiten. De beperkingen zijn vrij duidelijk en ernstig en er resteren op het moment van rapporteren weinig mogelijkheden. De verzekeringsarts ziet echter wel mogelijkheden. De prognose is onzeker, maar op termijn moet de (intensieve) behandeling wel leiden tot verbetering van de belastbaarheid. De beperkingen en de belastbaarheid van eiseres zijn neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 18 februari 2019.
Verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts 3] heeft op 3 oktober 2019 gerapporteerd dat zij reden ziet om af te wijken van het oordeel van de primaire verzekeringsarts. Zij acht eiseres minder beperkt dan is aangenomen in de FML. Bij de gestelde diagnose fibromyalgie zijn het aantal en de zwaarte van de beperkingen niet medisch te onderbouwen. De situatie is echter volgens de verzekeringsarts b&b onveranderd niet duurzaam. Dat eiseres zich niet openstelt voor adequate behandeling betreft een psychosociale omstandigheid die geen medische grondslag kan vormen voor het aannemen van duurzaamheid. Op basis van de aanwezige stoornissen door ziekte en/of gebrek kan niet gesteld worden dat eiseres op medische gronden, getoetst aan de criteria van het Schattingsbesluit, geen benutbare mogelijkheden (GBM) ten aanzien van arbeid heeft. Er is volgens de verzekeringsarts b&b bij eiseres geen sprake van ADL-afhankelijkheid. Hierbij gaat het om basale dagelijkse activiteiten die van belang zijn voor de primaire fysieke zelfstandigheid en de afhankelijkheid dient op een medisch objectiveerbare grondslag te berusten. Beide zijn bij eiseres niet het geval. Er is geen reden om een urenbeperking toe te kennen. Verder merkt de verzekeringsarts b&b op dat eiseres geen inzicht geeft in de (al of niet) belaste gezinssituatie, maar dat dit niet wil zeggen dat er geen verbetering van de belastbaarheid mogelijk is. De psychosociale omstandigheden dienen immers bij de beoordeling van de belastbaarheid in het kader van de WIA buiten beschouwing te worden gelaten. Bij eiseres is sprake van fibromyalgie met daarbij een stemmingsstoornis. Deze diagnose biedt geen medische onderbouwing voor ADL-afhankelijkheid. Ten aanzien van de duurzaamheid merkt de verzekeringsarts b&b het volgende op. Er is een intensieve behandeling (opname, dan wel dagbehandeling) geadviseerd, waarbij een beter behandelklimaat ontstaat, omdat eiseres uit de privésituatie is en hele dagen behandeling krijgt. Dat eiseres deze behandeling niet wil of niet aankan, is geen reden om te stellen dat deze behandelingen daarmee ook niet succesvol kunnen zijn. De verzekeringsarts b&b komt tot de conclusie dat de situatie onveranderd niet duurzaam is en dat verbetering van de belastbaarheid redelijk tot goed is.
In reactie op het beroepschrift heeft de verzekeringsarts b&b in haar rapport van 28 januari 2020 aangegeven geen aanleiding te zien om het standpunt te wijzigen. Er is geen sprake van onvermogen tot persoonlijk en sociaal functioneren, omdat er bij eiseres geen sprake is van een ernstige psychische stoornis zoals bedoeld in de Standaard die in causaal verband staat met disfunctioneren op micro-, meso- en macroniveau. Dat geen sprake is van een belaste gezinssituatie wil de verzekeringsarts b&b wel aannemen, maar ten aanzien van het ontbreken van ADL-afhankelijkheid en het niet bestaan van gronden voor het stellen van een situatie van geen benutbare mogelijkheden, blijft zij bij haar eerdere oordeel.
4.2.
Eiseres heeft tegen het medische oordeel van het UWV aangevoerd dat de beperkingen die leiden tot volledige arbeidsongeschiktheid duurzaam zijn. Eiseres heeft al geruime tijd aaneengeschakeld psychische klachten en pijnklachten als gevolg van fibromyalgie. Ondanks dat eiseres verschillende therapieën heeft gevolgd, zijn de klachten niet verminderd. Er zijn geen verdere (behandel)opties meer. Sinds januari 2019 is eiseres onder behandeling om te leren omgaan met de pijn. Daarnaast is zij gestart met mindfulness therapie en krijgt zij nog steeds psychiatrische behandeling. De belastbaarheid zal door deze behandelingen volgens eiseres echter niet toenemen. Eiseres motiveert haar stelling dat sprake is van een GBM-situatie door aan te voeren dat voldaan wordt aan twee criteria, namelijk ADL-afhankelijkheid en onvermogen tot persoonlijk en sociaal functioneren. Het UWV heeft volgens eiseres geen rekening gehouden met de door haar overgelegde verklaringen van haar naasten en haar behandelaars die aangeven dat eiseres ADL-afhankelijk is. Daarnaast heeft het UWV zelf onvoldoende onderzocht of sprake is van ADL-afhankelijkheid.
4.3.
Verzekeringsarts [naam verzekeringsarts 1] heeft op verzoek van de rechtbank als deskundige een rapport uitgebracht. De conclusie van het deskundigenrapport is dat bij eiseres sprake is van een duurzame situatie van geen benutbare mogelijkheden voor arbeid. Verbetering van vooral de forse lichamelijke klachten en beperkingen daardoor is niet meer te verwachten wegens falen tot dusver van alle behandelingen daartoe en het ontbreken van meer therapeutische opties. Ten aanzien van de psychische beperkingen door een depressieve stoornis is dit nog wat onzeker, maar de lichamelijke beperkingen bepalen alleen al de duurzame situatie van geen benutbare mogelijkheden, aldus [naam verzekeringsarts 1] .
4.4.
Als uitgangspunt geldt dat de bestuursrechter het oordeel van een onafhankelijke, door hem ingeschakelde deskundige volgt als de motivering van deze deskundige hem overtuigend voorkomt. Naar het oordeel van de rechtbank doet deze situatie zich hier voor. De motivering van de deskundige is overtuigend. Het uitgebrachte rapport geeft blijk van een zorgvuldig onderzoek en is inzichtelijk en consistent. De door de verzekeringsarts b&b tegen dit rapport aangevoerde bezwaren vormen geen aanleiding om de conclusie van de deskundige niet te volgen.
5. Uit wat hiervoor is overwogen, komt naar voren dat de rechtbank de conclusie van de deskundige volgt dat bij eiseres sprake is van een duurzame situatie van geen benutbare mogelijkheden voor arbeid. Naar het oordeel van de rechtbank betekent dit dat eiseres in aanmerking komt voor een IVA-uitkering en dat het UWV in het bestreden besluit onterecht heeft geoordeeld dat de beperkingen van eiseres niet duurzaam zijn. Het bestreden besluit kan dan ook niet in stand blijven. Het beroep van eiseres zal gegrond worden verklaard.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is gegrond. De rechtbank zal daarom het bestreden besluit vernietigen en bepalen dat het UVW met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank geeft het UWV hiervoor zes weken. Deze termijn gaat op grond van artikel 8:106 van de Awb pas lopen als de termijn om hoger beroep in te stellen is verstreken of, als hoger beroep wordt ingesteld, als daarop is beslist.
Omdat het beroep gegrond is, moet het UWV het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres een vergoeding voor haar proceskosten. De proceskostenvergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt eiseres een vast bedrag per proceshandeling.
De gemachtigde heeft een beroepschrift ingediend en heeft aan de zitting van de rechtbank deelgenomen. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 759,-. Verder zijn er geen kosten gemaakt die kunnen worden vergoed. De vergoeding bedraagt dan in totaal
€ 1.518,-.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt het UWV op binnen zes weken nadat deze uitspraak kracht van gewijsde heeft gekregen een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt het UWV op het betaalde griffierecht van € 47,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.518,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.E.M. Marsé, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.M. Pasmans, griffier, op 30 juni 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage wettelijk kader

In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
In het tweede lid is bepaald dat in het eerste lid onder duurzaam wordt verstaan een medisch stabiele of verslechterende situatie.
In het derde lid is bepaald dat onder duurzaam mede wordt verstaan een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.
Van belang is dan ook:
- of eiseres medische beperkingen heeft,
- of zij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven en
- of de beperkingen van eiseres duurzaam zijn.