In deze zaak heeft verzoeker bezwaar gemaakt tegen het besluit van 14 oktober 2021 van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, waarin zijn aanvraag voor een bijstandsuitkering werd afgewezen. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Op 2 december 2021 heeft verweerder het bestreden besluit ingetrokken, waarna verzoeker zijn verzoek om voorlopige voorziening heeft ingetrokken, maar verzocht heeft om veroordeling van verweerder in de proceskosten.
De voorzieningenrechter heeft, op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), besloten om de behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten. De voorzieningenrechter overweegt dat, op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb, het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de proceskosten indien het verzoek om voorlopige voorziening wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener is tegemoetgekomen.
De voorzieningenrechter concludeert dat verweerder aan verzoeker is tegemoetgekomen door het besluit van 2 december 2021, en ziet aanleiding om verweerder te veroordelen in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Daarnaast wordt verweerder ook veroordeeld tot vergoeding van het door verzoeker betaalde griffierecht. De kosten voor rechtsbijstand worden vastgesteld op € 748,-, en het griffierecht op € 48,-. De uitspraak is gedaan door mr. V.M. Schotanus, voorzieningenrechter, en is openbaar gemaakt op 6 januari 2021.