ECLI:NL:RBZWB:2022:3685

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 juli 2022
Publicatiedatum
5 juli 2022
Zaaknummer
C/02/387830 / FA RK 21-3394 en C/02/389801 / FA RK 21-4367
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gegrondverklaring ontkenning vaderschap in het kader van Eritrese nationaliteit en toepasselijk recht

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 1 juli 2022 uitspraak gedaan over de verzoeken tot gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap van de heer A over twee minderjarigen, geboren uit de moeder, die de Eritrese nationaliteit heeft. De verzoeken zijn ingediend door de bijzondere curator, mr. D.R.M. de Vos, en zijn gericht op het vaststellen dat de heer A niet de biologische vader is van de minderjarigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder en de heer A in 2011 zijn gehuwd in Eritrea, maar dat de echtscheiding op 15 juni 2021 is uitgesproken en op 11 oktober 2021 is ingeschreven. De minderjarigen zijn geboren in 2019 en 2021, en de moeder heeft sinds 2011 geen contact meer gehad met de heer A. De rechtbank heeft geoordeeld dat het Nederlands recht van toepassing is op de ontkenning van het vaderschap, omdat de moeder haar gewone woonplaats in Nederland heeft. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verzoeken van de bijzondere curator gegrond zijn, omdat de heer A niet de biologische vader van de minderjarigen kan zijn, en heeft de ontkenning van het vaderschap gegrond verklaard. De rechtbank heeft het verzoek van de moeder om de ontkenning van het vaderschap van de heer A over de tweede minderjarige afgewijzen, omdat de verzoeken van de bijzondere curator al zijn toegewezen. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. K.M.P. van Ginneke.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Zaaknummers: C/02/387830 / FA RK 21-3394 (
[minderjarige 1])
C/02/389801 / FA RK 21-4367 (
[minderjarige 2])
datum uitspraak: 1 juli 2022
beschikking betreffende ontkenning vaderschap
in de zaken van
mr. D.R.M. de Vos, advocaat te Goes, in haar hoedanigheid van bijzondere curator over de minderjarigen
  • [naam], geboren te Goes op [geboortedag] 2019 (hierna: [minderjarige 1] );
  • [naam], geboren te Goes op [geboortedag] 2021 (hierna: [minderjarige 2] .
Als belanghebbenden in de onderhavige zaken worden aangemerkt:
[naam],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [plaats] ,
advocaat: mr. F.J.I. van den Branden te Terneuzen, tijdens de mondelinge behandeling waargenomen door mr. A.A. Broekman – de Feijter,
[naam] ,
hierna te noemen: [de heer A] ,
zonder bekende woon- of verblijfplaats.
Als informant is in de procedure betrokken:
[naam],
hierna te noemen: [de heer B] ,
wonende te Middelburg.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

1.Het procesverloop

1.1
De rechtbank oordeelt op grond van de navolgende stukken:
FA RK 21-3394
- het op 12 juli 2021 ontvangen verzoekschrift tot gegrondverklaring van ontkenning van het door huwelijk ontstane vaderschap, met bijlagen;
- de e-mail van de bijzondere curator van 14 oktober 2021;
- de oproeping van de griffier van deze rechtbank van [de heer A] in de Staatscourant van 8 februari 2022;
- het door mr. Van den Branden op 21 januari 2022 ingediende F9-formulier met bijlagen;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 27 januari 2022.
FA RK 21-4367
- het op 15 september 2021 ontvangen verzoekschrift tot gegrondverklaring van ontkenning van het door huwelijk ontstane vaderschap, met bijlagen;
- de op 21 september 2021 ontvangen brief van mr. Van den Branden, tevens houdende een zelfstandig verzoek;
- de oproeping van de griffier van deze rechtbank van [de heer A] in de Staatscourant op 8 februari 2022;
- het door mr. Van den Branden op 21 januari 2022 ingediende F9-formulier met bijlagen;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 27 januari 2022.
1.2
De mondelinge behandeling van de verzoeken stond aanvankelijk gepland op 27 januari 2022. Tijdens die mondelinge behandeling is gebleken dat [de heer A] niet correct was opgeroepen in de Staatscourant. De behandeling van de verzoeken is daarom aangehouden, teneinde [de heer A] alsnog correct op te roepen. De verzoeken zijn vervolgens nader mondeling met gesloten deuren behandeld op 2 juni 2022. Bij die gelegenheid is de bijzondere curator verschenen. Daarnaast is verschenen de moeder, bijgestaan door mr. Broekman – de Feijter en A. Solomon, tolk in de taal Tigrinya. Ook was [de heer B] aanwezig. Tot slot was een vertegenwoordigster aanwezig namens de Raad.
Alhoewel correct opgeroepen is [de heer A] niet verschenen.

2.De feiten

2.1
De moeder is op [geboortedag] 1994 in [plaats] , Eritrea geboren. In de Basisregistratie Personen (BRP) is opgenomen dat de moeder en [de heer A] op [huwelijksdatum] 2011 te [plaats] , Eritrea, met elkaar zijn gehuwd.
2.2.
Bij beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant d.d. 15 juni 2021 is in het huwelijk van de moeder en de heer Debesa de echtscheiding uitgesproken, welke beschikking op 11 oktober 2021 is ingeschreven in de daartoe bestemde registers van de burgerlijke stand van ’s-Gravenhage.
2.3
De [minderjarige 1] is op [geboortedag] 2019 te Goes geboren als kind van de moeder en [de heer A] .
2.4
De [minderjarige 2] is op [geboortedag] 2021 te Goes geboren als kind van de moeder en [de heer A] .
2.4
De minderjarigen verblijven beiden bij de moeder.
2.5
De moeder en de minderjarigen hebben de Eritrese nationaliteit. De nationaliteit van [de heer A] is onbekend.
2.6
Bij beschikking (met zaak- en rekestnummer C/02/381351 / FA RK 21-197) van 19 februari 2021 van deze rechtbank is mr. D.R.M. de Vos benoemd tot bijzondere curator over de [minderjarige 1] .
2.7
Bij beschikking (met zaak- en rekestnummer C/02/389186/ FA RK 21-4054) van 26 augustus 2021 van deze rechtbank is mr. D.R.M. de Vos benoemd tot bijzondere curator over de [minderjarige 2] .

3.De verzoeken

3.1
De bijzondere curator verzoekt:
FA RK 21-3394
- namens de [minderjarige 1] , voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat haar ontkenning van het vaderschap van [de heer A] gegrond zal worden verklaard;
FA RK 21-4367
- namens de [minderjarige 2] , voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat haar ontkenning van het vaderschap van [de heer A] gegrond zal worden verklaard
3.2
De moeder stemt in met de verzoeken van de bijzondere curator.
FA RK 21-4367
Bij wijze van zelfstandig verzoek verzoekt de moeder de ontkenning van het vaderschap van [de heer A] van de [minderjarige 2] uit te spreken.
3.3
[de heer A] is niet in de procedures verschenen en heeft dus geen verweer gevoerd tegen de verzoeken.
3.4
Op de standpunten van partijen ten aanzien van beide verzoeken wordt, voor zover van belang voor de beoordeling van de verzoeken, hierna ingegaan.

4.De beoordeling

FA RK 21-3394 en FA RK 21-4367
4.1
Bevoegdheid en toepasselijk recht
4.1.1
Op grond van artikel 3 sub a Rv komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe, nu de moeder haar gewone woonplaats in Nederland heeft.
4.1.2
Op grond van artikel 10:93 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is op de ontkenning van het vaderschap hetzelfde recht van toepassing als op het bestaan van de familierechtelijke betrekking. Ingevolge artikel 10:92 lid 1 BW is op het bestaan van de familierechtelijke betrekking van toepassing het recht van de staat van de gemeenschappelijke nationaliteit van de ouders of, indien dit ontbreekt, het recht van de staat van de gewone verblijfplaats van de ouders, en als die ook ontbreekt, het recht van de staat van de gewone verblijfplaats van het kind. Lid 3 van dit artikel bepaalt dat het tijdstip van de geboorte van het kind bepalend is.
4.1.3
Aan de vrouw is een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd verleend, met ingang van 20 juli 2015. Zij heeft deze (thans nog geldende) verblijfsvergunning tijdens de mondelinge behandeling aan de rechtbank getoond en heeft verklaard per 3 juni 2022 haar verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd te kunnen ophalen. Nu de vrouw ten tijde van de geboorte van de minderjarigen een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet had, wordt de persoonlijke staat van de vrouw op grond van artikel 10:17 BW beheerst door het recht van haar woonplaats, zijnde Nederland. De nationaliteit van [de heer A] kan voorts niet met zekerheid worden vastgesteld. Het voorgaande betekent dat voor de toepassing van artikel 10:92 lid 1 BW niet kan worden aangesloten bij de gemeenschappelijke nationaliteit van de moeder en [de heer A] . Ten tijde van de geboorte van de minderjarigen hadden de moeder en de heer Debesa evenmin een gemeenschappelijke gewone verblijfplaats, zodat dient te worden aangesloten bij de gewone verblijfplaats van de minderjarigen ten tijde van hun geboorte.
4.1.4
Beide minderjarigen zijn in Goes geboren en wonen sindsdien in Nederland, zodat kan worden vastgesteld dat zijn gewone verblijfplaats in Nederland is. Aangezien op grond van artikel 10:92 lid 1 BW het Nederlandse recht van toepassing is op het ontstaan van de familierechtelijke betrekking, is het Nederlands recht ook op grond van artikel 10:93 lid 1 BW van toepassing op het verzoek tot gegrondverklaring van de ontkenning van het ouderschap.
4.3
Ontkenning vaderschap
4.3.1
In artikel 1:199 BW is bepaald dat de vader van een kind is de man die op het tijdstip van de geboorte van het kind met de vrouw uit wie het kind is geboren is gehuwd. De moeder en [de heer A] zijn op [huwelijksdatum] 2011 te [plaats] , Eritrea, met elkaar gehuwd. Dit huwelijk wordt in Nederland erkend, zoals ook blijkt uit de beschikking van 15 juni 2021 van de Nederlandse rechter waarin de echtscheiding tussen hen is uitgesproken. De minderjarigen zijn geboren op [geboortedag] 2019 en [geboortedag] 2021 en de echtscheidingsbeschikking is per 11 oktober 2021 ingeschreven in de daartoe bestemde registers van de burgerlijke stand. Hierdoor zijn de minderjarigen geboren binnen het huwelijk van de moeder en [de heer A] en daarmee staat het juridische vaderschap van [de heer A] vast.
4.3.2
Ingevolge artikel 1:200 lid 1 en lid 6 BW kan een minderjarige het door huwelijk ontstane vaderschap ex artikel 1:199 lid 1 BW ontkennen, op de grond dat de man niet de biologische vader van het kind is. Het verzoek tot gegrondverklaring van de ontkenning door een minderjarige moet uiterlijk binnen drie jaar nadat hij of zij meerderjarig is geworden, worden ingediend.
4.3.3
De rechtbank stelt vast dat de verzoeken van de bijzondere curator namens de minderjarigen tijdig zijn ingediend.
4.3.4
De rechtbank overweegt voorts als volgt. Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling van 2 juni 2022 begrijpt de rechtbank dat de vrouw in 2010 is gehuwd met [de heer A] . Hij is vervolgens in 2011 naar Israël vertrokken. De vrouw stelt hem sindsdien niet meer te hebben gezien. Zij is zelf in 2015 naar Nederland gekomen. Sindsdien heeft zij geprobeerd om [de heer A] ook naar Nederland te laten komen, maar zij heeft met stukken onderbouwd dat dit niet is gelukt. In Nederland heeft zij vijf jaar geleden [de heer B] leren kennen. Dat is de biologische vader van beide minderjarigen, dat staat voor zowel de moeder als [de heer B] vast. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de informatie van de bijzondere curator en de moeder, zoals overgelegd. Er is voldoende aangetoond dat het niet is gelukt om [de heer A] naar Nederland te laten komen, gelet op de bewijsstukken die hieromtrent zijn overgelegd. Ook acht de rechtbank het niet waarschijnlijk dat de moeder [de heer A] elders fysiek heeft getroffen. Het is dan ook niet mogelijk dat [de heer A] de biologische vader van de [minderjarigen] is. Daarmee wordt voldaan aan het wettelijke vereiste voor de gegrondverklaring van de ontkenning van zijn vaderschap. Instandhouding van de situatie waarin de juridische situatie niet overeenstemt met de feitelijke situatie is niet in het belang van de minderjarigen. Dat geldt te meer nu de (vermoedelijk) biologische vader betrokken wenst te zijn in het leven van de minderjarigen en zijn rol ook juridisch gezien wil innemen. De verzoeken van de bijzondere curator zullen gelet op het voorgaande worden toegewezen.
4.3.5
Ten overvloede merkt de rechtbank nog op dat de moeder als belangrijke drijfveer voor instemming met de verzoeken van de bijzondere curator naar voren heeft gebracht dat zij wenst dat de minderjarigen de geslachtsnaam van [de heer B] krijgen. In dat kader heeft de rechtbank reeds met de moeder en [de heer B] gesproken en toegelicht dat het aan de ambtenaar van de burgerlijke stand is om het naamrecht toe te passen.
4.3.6
Tot slot zal de rechtbank het verzoek van de moeder afwijzen bij gebrek aan belang, nu het verzoek van de bijzondere curator ook ten aanzien van [minderjarige 2] wordt toegewezen.

5.De beslissing

De rechtbank
FA RK 21-3394
5.1
verklaart gegrond de ontkenning van het door het huwelijk ontstane vaderschap van
[de heer A] over de [minderjarige 1] , geboren te Goes op [geboortedag] 2019;
FA RK 21-4367
5.2
verklaart gegrond de ontkenning van het door het huwelijk ontstane vaderschap van
[de heer A] over de [minderjarige 2] , geboren te Goes op [geboortedag] 2021;
5.3
wijst het verzoek van de moeder af;
5.4
verzoekt de griffier – op grond van artikel 1:20e lid 1 BW – op niet eerder dan drie maanden na de dag van de uitspraak van deze beschikking – en indien daartegen geen hoger beroep is ingesteld – een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Goes.
Deze beschikking is gegeven door mr. I. Sumner, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 1 juli 2022 in tegenwoordigheid van mr. K.M.P. van Ginneke, griffier.
(KG)
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.
verzonden op:

Voetnoten

1.In verband met deze procedure/ten behoeve van een juiste procesvoering worden uw persoonsgegevens, voor zover nodig, verwerkt in een systeem van het gerecht.