In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 1 juli 2022 uitspraak gedaan over de ontkenning van het vaderschap van een man over een minderjarige, geboren op [geboortedag] 2016 te Goes. De moeder, die de Eritrese en Nederlandse nationaliteit heeft, verzocht om de ontkenning van het vaderschap van de man, met wie zij in Eritrea was gehuwd. De man is niet verschenen tijdens de zitting op 2 juni 2022, waar de bijzondere curator de belangen van de minderjarige vertegenwoordigde. De rechtbank oordeelde dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft, omdat de moeder haar woonplaats in Nederland heeft. De rechtbank concludeerde dat het Nederlandse recht van toepassing is op de ontkenning van het vaderschap, omdat de minderjarige in Nederland is geboren en daar woont.
De moeder heeft verklaard dat zij de man voor de geboorte van de minderjarige voor het laatst heeft gezien in 2014 en dat zij in 2015 naar Nederland is gekomen. De bijzondere curator heeft bevestigd dat er geen noodzaak is voor een DNA-onderzoek, omdat de moeder voldoende heeft aangetoond dat de man niet de biologische vader is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man niet de verwekker van de minderjarige kan zijn, en heeft het verzoek tot ontkenning van het vaderschap gegrond verklaard. De rechtbank heeft ook bepaald dat de bijzondere curator niet langer nodig is voor de vertegenwoordiging van de minderjarige, en dat de juridische situatie van de man als vader door de uitspraak zal worden doorgehaald, waardoor de mogelijkheid ontstaat voor [de heer A] om de minderjarige te erkennen.